115
te geven aan het genootschap «Mathesis Scientiarum Geni-
trix", nadat de bovenomschreven wijzigingen zijn aangebracht
b) door vaststelling van nevensgaanderi staat van af- en
overschrijving, dienst 1912, voor het aanbrengen van die
wijzigingen, alsook voor de inrichting, voorzoover die voor
rekening der gemeente komt, een bedrag van f 550 te onzer
beschikking te stellen;
c) te bepalen, dat de kosten van verwarming en verlichting
door de gemeente zullen worden gedragen.
Op den post voor onvoorziene uitgaven is thans nog 2541
beschikbaar.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 219. Leiden, 2 October 1912.
In Uwe Vergadering van 9 November 1911 (Ingek. Stukken
n°. 271) werd ons College gemachtigd de groote en de kleine
zaal der Stadsgehoorzaal aan de Leidsche Pluimveevereeniging
ten behoeve van de door haar op 26, 27 en 28 Januari 1912
te houden tentoonstelling gedurende een tijdvak van 8 dagen
te verhuren voor een bedrag van 125, aangezien het minimum
tarief, met het oog op het feit, dat de tentoonstelling slechts
gedurende 3 van de 8 dagen geopend was, te hoog werd
geacht.
Thans heeft het bestuur van genoemde vereeniging het
verzoek tot ons gericht wederom tegen verminderd tarief
voor hare in Januari a. s. te houden tentoonstelling de be
schikking te mogen hebben over de Stadsgehoorzaal.
Behalve de groote en de kleine zaal zou het bestuur dan
echter gaarne ook den foyer in de verhuring begrepen zien.
In verband hiermede zal evenwel ook de door de vereeniging
te betalen huurprijs op een eenigszins hooger bedrag, dan
de vorige keer, moeten worden gesteld. Waar echter van den
foyer slechts weinig gebruik zal worden gemaakt kan o. i.
met eene verhooging van f 25 worden volstaan.
Wij geven U mitsdien op de U bekende gronden in over
weging ons te machtigen de verschillende zalen der Stads
gehoorzaal aan de Leidsche Pluimveevereeniging ten behoeve
van de door haar op 24, 25 en 26 Januari 1913 te houden
tentoonstelling gedurende een tijdvak van 8 dagen te ver
huren voor een bedrag van 150.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 220. Leiden, 4 October 1912.
Den Laten Januari a. s. is de termijn verstreken, voor wel
ken goedkeuring werd verleend aan:
1°. de verordening van 3 September 1907 (Gem. Blad n°. 21),
regelende de heffing van een belasting onder den naam van
marktgeld, te Leiden, gewijzigd bij verordening van 9 Maart
1911 (Gem. Blad n°. 10);
2°. de verordening van 27 Juli 1905 (Gem. Blad n°. 23),
regelende de heffing van eene belasting onder den naam van
liggeld in de gemeente Leiden, gewijzigd bij verordening van
3 September 1907 (Gem. Blad n°. 22).
3°. de verordening van 27 Juli 1905 (Gem. Blad n°. 22),
regelende de heffing van een belasting onder den naam van
havengeld in de gemeente Leiden.
Teneinde ook na dien datum met de heffing dezer belas
tingen te kunnen voortgaan, zal dus thans tot hernieuwde
vaststelling der verordeningen moeten worden overgegaan, opdat
de Koninklijke goedkeuring tijdig kunne worden verkregen.
Slechts enkele wijzigingen zouden wij u willen voorstellen
in de bestaande regelingen aan te brengen.
In artikel 2 sub VI der verordening regelende de heffing
van marktgeld is o. a. bepaald, dat op de groente- en ooft-
markt en op de aardappelenmarkt. per ingenomen M2. of
gedeelte daarvan f 0.03 per dag (waaronder begrepen een
gedeelte van een dag) aan belasting verschuldigd is, terwijl
voor het plaatsen van goederen, welke worden geveild, de
belasting 0.05 bedraagt.
Dit hooger tarief was, zoo merkt de Commissie voor het
Marktwezen in haar in de Leeskamer liggend rapport op,
voornamelijk bedoeld voor de fruitmarkt, waar voorheen bijna
uilsluitend werd geveild. In den laatsten tijd evenwel wordt
dit veilen steeds minder, en wordt meer en meer met fruit
en ooft «gemarkt".
De Commissie geeft nu in overweging «voor dit markten
van ooft" ook f 0.05 te heffen, vooreerst, omdat de kooplie
den, die tegenwoordig «markten" steeds (toen zij nog veilden)
f 0.05 hebben betaald, en bovendien omdat het billijk is voor
het «markten" van ooft, dat per M2 ingenomen grond veel
meer opbi-engt dan groente, een hooger recht te heffen dan
voor groente geschiedt.
Aangezien ons deze wijziging alleszins rationeel voorkomt,
stellen wij U voor in het voorlaatste lid van art. 2 sub. VI
achter «geveild" in te voegen: «alsook voor het markten
van ooft en fruit."
Verder dient met het oog op de afschaffing der kermis
artikel 4 te vervallen en in verband hiermede de aanhef
van art. 5 te luiden«Voor inrichtingen, waarin publieke
vermakelijkheden of vertooningen van eenigerlei aard plaats
hebben, benevens voor machines, wagens, als anderszins, ten
dienste van die inrichtingen, is voor eiken speeldagetc."
In de verordening regelende de heffing van liggeld behoe
ven geen veranderingen te worden aangebracht, evenmin in
die regelende de heffing van havengeld, aangezien verschillende
in laatstgenoemde verordening door den Algemeenen Markt
en Havenmeester voorgestelde wijzigingen nog niet in staat
van wijzen zijn.
Slechts zal in de slotartikelen van al de drie verordeningen
in plaats van 1 Januari 1908 of 1906 moeten worden gelezen
«1 Januari 1913."
Op grond van een en ander geven wij Uwe Vergadering
alsnu in overweging de genoemde drie verordeningen, na
aanbrenging van de door ons aangegeven wijzigingen, opnieuw
vast te stellen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N». 221. Leiden, 4 October 1912.
Onder overlegging van nevensgaand schrijven van de Com
missie van Beheer over de gestichten «Endegeest". «Voor
geest" en «Rhijngeest" geven wij Uwe Vergadering in over
weging aan de Commissie voor de uitvoering van de in dat
schrijven genoemde werken de vereischte machtiging te ver-
leenen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 30 September 1912.
Wij hebben de eer U mede te deelen dat, nu met de
verbouwing van de bovenverdieping van het kasteel «Ende
geest" en het inrichten daarvan tot de verpleging van 21
rustige mannelijke krankzinnigen eerlang zal worden begon
nen, onze Commissie tevens gaarne zou overgaan tot de
aansluiting van het kasteel aan de bevloeiingsvelden.
Het zal Uw College bekend zijn, dat het voornemen be
staat, langzamerhand het bestaande tonnetjesstelsel voor geheel
Endegeest af te schaffen. Reeds werden in den loop van dit
jaar de privaten van de Paviljoens C en D, mannen, op de
bevloeiingsvelden aangesloten. Nu er echter toch eene aan
zienlijke verandering aan het kasteel plaats moet vinden,
kwam het onze Commissie beter en tevens minder kostbaar
voor wanneer tegelijkertijd de rioleeringswerken in het kas
teel werden verbeterd, alvorens tot het aansluiten der overige
paviljoens werd overgegaan.
Waar tot nu toe toch het voor het kasteel bestaande
systeem van afvoer der rioolstoffen, n.l. «afvoer in den vijver
rond dat kasteel" geen bezwaren van beteekenis gaf, vreezen
wij met den Geneesheer-Directeur dat onder de nieuwe om
standigheden de faecalien en het bad- en huishoudwater van
ruim 20 nieuwe bewoners den vijver spoedig zullen doen
vervuilen, op analoge wijze, als wij dit met het water der
Endegeester-wetering vóór het ingebruik nemen der bevloei
ingsvelden moesten ervaren.
Tevens zouden wij dan willen voorzien in een reeds lang
gevoelde behoefte, n.l, door het aanbrengen van een privaat
voor het vrouwelijk verplegend personeel in de nabijheid der
recreatie-, tevens eetzaal, die zich op de benedenverdieping
van het kasteel bevindt.
Wanneer al deze werken in één bestek met de verbouwing
der bovenverdieping van het kasteel worden ondergebracht,
zullen, naar de Directeur van Gemeentewerken ons heeft
medegedeeld, daarmede f 1700.zijn gemoeid.
Wij stellen ons voor dit bedrag te voldoen uit het Af-
schrijvings- en Vernieuwingsfonds der onder ons beheer
staande inrichtingen, waarin naast hetgeen voor aflossing der
der door de gemeente verstrekte gelden is bestemd, bij het
afsluiten der rekening over 1911 een bedrag van f 4200.
werd gestort.
Uit dit fonds zouden wij tevens willen betalen de kosten
van enkele kleinere werken, waartoe wij in den loop van
dit of van het volgend jaar zouden willen overgaan.
Zoo moet de bestaande portierswoning van Endegeest nood
zakelijk worden vergroot. Deze woning toch, waarin thans
een gezin van man, vrouw en vier kinderen moet huizen,
biedt daarvoor niet langer voldoende ruimte. Als slaapplaats
voor eenige kinderen zouden wij aan de achterz'ijde een
kamer wenschen bij te bouwen, een paar kasten zouden