GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
Ill
OOEKOIEK STIKKEN.
N°. 211. Leiden, 16 September 1912.
De Commissie van Financiën heeft de eer u mede te deelen,
dat zij tegen de in hare handen gestelde rekening, dienst
1911, van de Stedelijke Werkinrichting, geene bedenkingen
heeft.
Zij stelt u derhalve voor die rekening goed te keuren.
De heer A. L. Reimeringer, lid van het bestuur der Werk
inrichting, heeft aan het onderzoek geen deel genomen.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 212. Leiden, 16 September '1912.
Eenigen tijd geleden wendde het bestuur der Leidsehe Var-
kensslachtersvereeniging zich tot den Directeur van het Open
baar Slachthuis met de vraag, of het niet mogelijk zou zijn,
om het vet, afkomstig van de door de leden dier vereeniging
geslachte varkens, op het Slachthuis zelve te smelten, zooals
dit b.v. ook te Haarlem en Amsterdam geschiedde. Thans
bestaat daartoe geen gelegenheid. Weliswaar bevindt zich op
het abattoir een stoomvat, waarin afgekeurd vet wordt ge
steriliseerd, maar voor het smelten van goedgekeurd vet is
toestel noch localiteit aanwezig. De vereeniging zoude daarom
gaarne zien, dat van gemeentewege op het terrein van het
Slachthuis een gebouwtje werd opgericht, waarin door haar
een vetsmelterij zou kunnen worden geëxploiteerd en' zij ver
klaarde zich bereid dat gebouwtje, wanneer de gemeente in
richting en onderhoud op zich nam, voor den tijd van 10
jaren te huren. De voor het smelten benoodigde stoom zou
dan door het Slachthuis kunnen worden geleverd.
Ter nadere motiveering van het verzoek, voerde het bestuur
nog aan, dat het smelten van vet ten huize van de slagers
veelal op gebrekkige wijze en in kleine hoeveelheden moet
plaats hebben, terwijl daarbij ook niet over stoom kan wor
den beschikt, hetgeen met het oog op een goed smeltproduct.
zeer wenschelijk is. Naar het oordeel van het bestuur bestond
daarom, ter verkrijging van een beter product, hetwelk, ook
in verband met de grootere hoeveelheid, op meer oecono-
mische wijze zou kunnen worden verhandeld, aan eene vet
smelterij op het Slachthuis inderdaad behoefte. Het voor het
beoogde doel te maken gebouwtje behoefde slechts eene opper
vlakte van 3* bij 6 M. te hebben met een steenen vloer en
een houten afscheiding tot tijdelijken opslag van het gesmolten
vet. Bovendien moest zich in het gebouwtje bevinden een
eenvoudige werktafel, een vetsmeltstoomvat en een cementen
koelbak, terwijl tevens moest worden gezorgd voor watervoor
ziening en verlichting. Als huur verklaarde de vereeniging
zich bij monde van haar bestuur bereid een bedrag van f 260
'sjaars te betalen, daaronder begrepen de kosten van onder
houd, water eri licht, benevens f 0.30 per uur voor het ge
bruik van stoom.
Met de Commissie voor het Openbaar Slachthuis zijn wij
van oordeel, dat er alleszins redenen zijn om het verzoek der
Leidsehe Varkensslachters vereeniging in te willigen
Door het stichten toch van een vetsmelterij op het terrein
van het Slachthuis, komt de bewerking van den reuzel onder
onmiddellijk toezicht van de ambtenaren van het Slachthuis,
hetgeen, zooals te begrijpen is, een niet gering voordeel is.
Bovendien wordt door dat toezicht bevorderd, dat geen on
gekeurd of bedorven vet wordt gesmolten en in consumptie
gebracht, terwijl ook uit een hygiënisch oogpunt de behande
ling van het vet op het Slachthuis veel beter is dan bij de
slagers thuis. Eindelijk deelen wij de meening van de Com
missie, dat het in het algemeen aanbeveling verdient aan recht
matige verzoeken van de Leidsehe slagers zooveel mogelijk
tegemoet te komen, althans voor zoover daarbij de belang.en
van de gemeente, in het bijzonder die van financiëelen aard,
niet in het gedrang komen.
Dit nu zal hier niet het geval zijn. De kosten, verbonden aan
het maken van het gebouwtje, geconstrueerd en ingericht in
overleg met den Directeur van het Slachthuis, worden door
den Directeur van Gemeentewerken geraamd op ƒ2900, waar
van ƒ2240 voor den eigenlijken bouw en 660 voor inven
taris en inrichting. De jaarlijksche uitgaven voor water, licht
en onderhoud begroot de Directeur van het Slachthuis op
60, terwijl hij eene vergoeding van 0.30 per uur voor het
gebruik van stoom voldoende acht om de productiekosten
daarvan te dekken.
Hiertegenover staat, zooals wij reeds zeiden, dat de ver
eeniging bereid is voor het gebruik der vetsmelterij gedurende
een tijdvak van 10 jaar een jaarlijkschen huurprijs te betalen
van 260, benevens de genoemde vergoeding voor het gebruik
van stoom.
De gemeente zal dus in die 10 jaar behalve rente en aflossing
nog een deel van de gedane uitgaven als extra aflossing hebben
terugontvangen, terwijl wij vertrouwen, dat ook na afloop van
den huurtijd de inrichting wel weder zal worden verhuurd of
anders op andere wijze voordeelig geëxploiteerd kan worden.
De risico voor de gemeente is dientengevolge gering en
waar hiertegenover staat, dat ook een groote verbetering uit
hygiënisch oogpunt wordt bereikt, achten wij ons gerechtigd
U te adviseeren de totstandkoming van eene vetsmelterij op
het Slachthuisterrein mogelijk te maken.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging:
a. door vaststelling van den hierbij gaanden suppletoiren
begrootingsstaat een bedrag van 2900 te onzer beschikking
te stellen, voor het op- en inrichten van een gebouwtje, be
stemd tot vetsmelterij, op het terrein van het Openbaar
Slachthuis alhier;
b. het sub a genoemde gebouwtje te verhuren aan de Leid
sehe Varkensslachtersvereeniging gedurende een tijdvak van
10 jaar tegen betaling van 260 'sjaars en onder bepaling,
dat de kosten van water, licht en onderhoud voor rekening
der gemeente zullen komen, doch voor het gebruik van stoom
een bedrag van 0.30 per uur door de vereenigiug aan de
gemeente zal worden betaald.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 213. Leiden, 17 September 1912.
In verband met bij haar ingekomen aanvragen tot levering
van duinwater in de gemeente Leiderdorp ten Noorden van
de Willemstraat en ten Noorden van den Nieuwen Rijn in
het verlengde van de Rijnkade en met het oog op binnen
niet te lang tijdsverloop te verwachten meerdere aanvragen
van gelijke strekking, verzoekt de Leidsehe Duinwater-Maat
schappij in nevensgaand adres toestemming tot het leveren
van water in het gedeelte der gemeente Leiderdorp, dat ten
Noorden begrensd wordt door de Stinksloot, ten Oosten door
de Zijl, ten Noordoosten door den Ouden Rijn en ten Zuiden
door den Nieuwen Rijn en dat verder aansluit aan de grens
der gemeente Leiden, een en ander op de ter visie liggende
teekening in blauwe tint aangegeven.
Aangezien het ons aanvankelijk minder gewenscht voor
kwam, dat een vergunning in zoo algemeenen zin aan de
Maatschappij werd verleend, verzochten wij haar ons, evenals
dit indertijd geschiedde ten opzichte van de vergunning tot
uitbreiding van de waterlevering in Oegstgeest, eene teeke
ning over te leggen, die nauwkeurig alle leidingen aangaf,
waarvan de aanleg werd beoogd.
In antwoord hierop berichtte de Maatschappij ons, dat het
haar niet mogelijk was een buizennet voor het aangegeven
terrein te ontwerpen, zooals dit ten opzichte van Oegstgeest
geschiedde, aangezien voor het allergrootste gedeelte van het
terrein nog geen bouwplan is vastgesteld.
Hoewel ons deze meening niet juist voorkwam, omdat het
der Maatschappij natuurlijk alleszins mogelijk is om de ver
gunningen voor de successievelijk te bepalen onderdeelen van
het terrein aan te vragen, naar gelang de ontwerpen daarvan
wel kunnen worden gemaakt, en zij de beoogde algemeene
vergunning dan ook uitsluitend verlangt teneinde zekerheid
te hebben, dat, bij het bepalen van de weinige aanvoerlei-
dingen, welke reeds thans kunnen worden aangelegd, op latere
uitbreiding kan worden gerekend, meenden wij toch niet verder
op overlegging van een teekening, aangevende het geheele
buizennet, te moeten aandringen.
Weliswaar is het in den geest der bestaande concessie
bepalingen, dat steeds zooveel mogelijk wordt vastgehouden
aan het beginsel, om alleen in nauwkeurig omschreven ge
vallen vergunning te verleenen tot waterlevering buiten de
gemeente, doch het valt niet te ontkennen, dat het onder
havige geval niet geheel en al op één lijn te stellen is met
de vergunning, ten opzichte van de gemeente Oegstgeest
verleend.
En waar nu de aanvrage in elk geval een nauwkeurig
begrensd gebied omvat, de waterlevering, zooals uit de stukken
blijkt, alleen van eenigen omvang kan worden voorzooveel
betreft het gedeelte terrein, gelegen tusschen de Ringsloot van
den Stadspolder (grens der gemeente) en de Stinksloot, en
het beschikbaar zijn van goed drinkwater in den naasten
omtrek van Leiden ook uit een hygiënisch oogpunt gewenscht
is, daar komt het ons voor, dat er wel termen aanw7ezig zijn,
om voor ditmaal af te wijken van het in den regel door de
gemeente in deze aangenomen standpunt. Deze afwijking zal
dan echter als geheel op zich staande moeten worden be
schouwd en de gemeente zal zich hare volle vrijheid voor het
vervolg moeten voorbehouden. Bovendien verdient het dan
aanbeveling, teneinde den omvang der waterlevering in het
gebied voortdurend te kennen, aan de te verleenen vergunning
de voorwaarde te verbinden, dat de Maatschappij verplicht is