126 DONDERDAG 3 SEPTEMBER 1912. van het voorstel van Burgemeester en Wethouders is echter, dat zoo kort geleden door den Raad een besluit tot verbete ring van de salarissen der agenten is genomen. De politie heeft toen zelve daarover hare tevredenheid te kennen ge geven. Nadat die regeling slechts een goed jaar gewerkt had, kwam men weder vragen om de salarissen te herzien. Dat moest iedereen wel bevreemden, en Burgemeester en Wet houders vonden dat dan ook wel wat al te vrijmoedig. De Raad heeft toen ook dat gevoelen gedeeld en het verzoek, overeenkomstig ons voorstel, voor kennisgeving aangenomen. Doch nu, 4 ot 5 maanden nadat de Raad heeft gezegd»Gij komt te vroeg", komen de heeren weder met hun verzoek terug. Het gaat er nu op lijken of de politie den Raad wil dwingen. Had zij het noodige respect voor den Raad, dan zou zij niet na een paar maanden met hetzelfde verzoek teruggekomen zijn. Ik vind het heel goed, dat de politie overal vlug bij is, maar hier is zij toch wel wat al te vlug geweest. Verleden jaar hebben wij na een massa werk en moeite de salarissen der onderwijzers opnieuw geregeld. Wat zou de Raad nu zeggen, wanneer na een jaar de onderwijzers weder met een request bij den Raad kwamen om deze regeling te herzien. De Raad zou dan toch zeker wel zeggen: Dat gaat niet. En als zij dan weder over 4 maanden met hetzelfde verzoek terug kwamen, zou dit zeker ieder in hooge mate bevreemden en ontstemmen. Dit is de hoofdreden geweest waarom Burgemeester en Wethouders voorstellen dit request voor kennisgeving aan te nemen. Wij meenen dat het niet aangaat om telkens weer op een zaak, die pas haar beslag gekregen heeft, terug te komen. Waar gaan wij op deze wijze heen? Het spijt mij, dat de heeren daarover geen enkel woord hebben gesproken, maar zich hebben begeven in een bespre king van de mérites van de zaak zelve, die nu eigenlijk niet aan de orde is. De heer Sijtsma. De heer van der Lip meende, dat de politie er hier wat al te vlug was bij geweest, maar dat vind ik niet zoo erg. Politiemannen behooren ergens gauw bij te zijn. Wij hebben noodig een politiecorps waarop wij ver trouwen kunnen. Het moeten mannen zijn bekwaam en bezield met liefde voor hun werk. Wij kunnen ze niet altijd controleeren, dat kan het hoofd van de politie ook niet. Wij moeten ze kunnen vertrouwen en daarom moeten wij tegen over dat corps ook een zekere deferentie toonen, denkende aan de moeilijke taak die het heeft te vervullen. Wij moeten toonen, dat wij- hun zaak ernstig willen onderzoeken. Dat geeft hun lust en ijver voor hun zware taak. Wij kunnen op dit oogenblik niet beoordeelen of de salarissen werkelijk in overeenstemming zijn met het werk, dat de agenten hebben te verrichten en met hetgeen van hen geëischt wordtdat kunnen wij alleen, wanneer wij alles zwart op wit voor ons hebben. Nu mag het een jaar geleden zijn of iets langer, dat zij verbetering hebben gekregen, dat komt er ten slotte niet veel op aan, het is alleen maar de vraag, of het rechtvaardig en billijk is, dat zij meer salaris krijgen. En dat kunnen wij pas goed beoordeelen, wanneer wij het praeadvies van Burge meester en Wethouders voor ons hebben. Wij hebben nu ook twee verzoekschriften van onderwijzers ontvangen en ik vind het uitstekend, dat Burgemeester en Wethouders daaromtrent praeadvies zullen uitbrengen, hoewel ik vooruit wel kan zeggen, •dat er, althans wat het eerste verzoek betreft, niet veel van terecht zal komen. Wij hebben nog zoovele zaken het onder wijs betreffende, te behandelen, die moeten voorgaan. De Voorzitter. Ik meen dat u nu wel wat buiten de orde gaat. De heer Sijtsma. Ik haal dit slechts als voorbeeld aan om aan te toonen, dat er wel eens meer werk wordt gedaan zonder dat dit resultaat oplevert. Dit zullen wij moeten afwach- ten, en daarom meen ik, dat wij verstandig zullen doen met niet mede te gaan met het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer Pera. M. d. V. Het is niet de vraag hoe lang het geleden is dat er een regeling van de salarissen heeft plaats gehad, maar het is de vraag of de politie voldoende wordt bezoldigd. En daarom acht ik in dit geval het verzoek van de agenten niet ontijdig en ook niet te vlug. Waar naar het mij voorkomt in het algemeen de salarissen van de politie hooger moeten worden gesteld, is het alleszins waard om hetgeen nu gevraagd wordt, nauwkeurig te overwegen. De Voorzitter. Volgens het oordeel van Burgemeester en Wethouders wordt de politie hier voldoende bezoldigd, en dat is ook door den Raad de vorige maal uitgesproken, toen het eerste adres voor kennisgeving werd aangenomen. Dat u persoonlijk de salarisregeling niet goed acht is uw zaak; de heeren die meenen, dat deze regeling wel goed is, moeten dunkt mij stemmen voor ons voorstel. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burg. en Weth. wordt in stemming ge bracht en met 15 tegen 11 stemmen verworpen. Tegen stemmen de heeren: Fokker, Sijtsma, van Gruting, Roem, Fischer, Vergouwen, de Boer, van Tol, Heeres, Korff, Zwiers, Kruimel, Pera, Botermans en van der Pot. Vóór stemmen de heeren: van Hamel, Bots, van der Lip, A. Mulder, Briët, Timp, Carpentier Alting, Corts, Reimeringer, Bosch en Driessen. Zonder hoofdelijke stemming wordt het verzoek daarop gesteld in handen van Burg. en Weth. tot het uitbrengen van prae advies. 5°. Begrooting van Ontvangsten en Uitgaven, der gemeente voor het dienstjaar 1913, benevens de daarbij behoorende begrootingen der gemeentebedrijven. Is ter visie gelegd en voor zooveel de gemeentebegrooting betreft, aan de leden toegezonden. 6°. Begrooting van het Pensioenfonds voor weduwen en kinderen van gemeente-ambtenaren, voor den dienst 1913. Is in de Leeskamer ter lezing nedergelegd. 7°. Adhaesiebetuiging van de afd. Leiden van den Bond van arbeiders- en arbeidsters in het bakkers chocolade-en suiker- bewerkersbedrijf aan het adres van de afd. Leiden van den Bond van Nederl. Onderwijzers, in zake de stichting van een inrichting voor voortgezet onderwijs. De Voorzitter. Ik heb nauwkeurig de statuten nagezien, maar ik kan niets vinden, waaruit blijken kan, dat het onderwerp waaraan adhaesie wordt betuigd, tot den bijzon deren werkkring behoort der adhaesiebetuigende vereeniging. Ik stel dus voor dit adres voor kennisgeving aan te nemen. Aldus wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming besloten. 8°. Bezwaarschrift van het Bestuur der Sociëteit «Concordia" tegen den aanslag in het vergunningsrecht voor het Sociëteits gebouw Hoogewoerd 6. Dit stuk luidt als volgt: Leiden Augustus 1912 Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Het bestuur van Sociëteit «Concordia" Hoogewoerd 6 Alhier dat, hoewel door plichtsverzuim van het personeel te laat hiermede in kennis gesteld, het niet wil nalaten te reclameeren tegen de verhooging van de heffing van het Gemeentelijk Recht voor het verleenen der Vergunning voor den verkoop van sterken drank in het klein binnen de Gemeente Leiden omdat het feit, dat het alcoholgebruik in de sociëteit zoo merkbaar is verminderd gedurende de laatste jaren, het bestuur verbaasd doet staan over eene verhooging, welke huns inziens volkomen ongemotiveerd is, zoodat het Uw College beleefd verzoekt dit vergunningsrecht te willen terugbrengen op het totnogtoe geheven bedrag van Zevenen Dertig Gulden en Vijftig cent onder restitutie van het inmiddels te veel betaalde, of, indien onverhoopt daarvoor geene termen mochten bestaan, het daarheen te willen leiden dat in den vervolge niet meer ge heven zal worden dan het steeds geheven bedrag van Zeven en Dertig Gulden en Vijftig Cent; 't welk doende enz. Namens het bestuur voornoemd Karel A. L. Keuls, Voorzitter. George Jongmans, Secretaris. Aan Den Raad der Gemeente Leiden. De Voorzitter. Ik stel voor reclamant niet ontvankelijk te verklaren. Aldus wordt zonder beraadslaging en hoofdelijke stemming besloten. 9°. Adhaesiebetuiging van de afd. Leiden van den Alg. Ned. Ambtenaarsbond aan het adres van de afd. Leiden van den Bond van Nederl. Onderwijzers, in zake de stichting van een inrichting voor voortgezet onderwijs. Dit stuk luidt als volgt: Leiden, 29 Augustus 1912. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Edel Achtbare Heeren, De afdeeling «Leiden" van den Algemeenen Nederlandschen Ambtenaarsbond, kennis genomen hebbende van het adres met toelichting der afdeeling «Leiden" van den Bond van Neder- landsche onderwijzers betreffende de wenschelijkheid van het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 4