DONDERDAG 3 SEPTEMBER 1912. 125 afraden en wij zullen precies denzelfden weg opgaan, daar schieten wij toch niet mede opwij moeten dus in eens maar in de hoogste instantie het laten beslissen. Daarom hebben wij, dunkt mij, alle redenen om van Burge meester en Wethouders te verwachten zwart op wit, welke bezwaren er bestaan om, thans tot eene salarisverbetering over 'te gaan. Het is toch een feit, dat de salarissen niet zoo hoog zijn, dat de menschen kunnen zeggenwij hebben genoeg en moeten nu dubbel en dwars tevreden zijn. Door vergelijking met andere plaatsen door de agenten genoemd, kwam ik tot de conclusie, dat de toestand in Leiden nu niet zoo schitterend is. En nu zegt u wel, dat men eerst de periodieke verhoogingen eens moet laten uitwerken, maar dat heeft men in andere gevallen ook niet altijd gedaan. Wij hebben wel eens meer salarissen verhoogd, ofschoon eene vorige salaris verhooging nog niet geheel had uitgewerkt. Hoe dit zij, in ieder geval stel ik nu voor, om dit adres te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. De heer Zwiers. M. d. V. Ik heb met belangstelling uwe woorden aangehoord, maar tot mijn leedwezen moet ik ver klaren, dat juist uwe rede er voor mij toe medegewerkt heeft om niet te treden in uw voorstel om dit adres voor kennis geving aan te nemen. Ik verlang nu juist om uwe redenen, hetzij in de ingekomen stukken, hetzij in het verslag van deze zitting, a tête reposée te kunnen overwegen. Ik wil nu niet op het voetspoor van den heer Sijtsma eenigszins uitvoerig in bijzonderheden treden over de al of niet wenschelijkheid van inwilliging van het verzoek. Maar ik wil ook niets zonder nadere overweging afwijzen, wat nu tot tweemaal toe met aandrang wordt gevraagd. Ik zal daarom niet kunnen stemmen voor uw voorstel, om het adres aan te nemen voor kennisgeving. De heer Pera. M. d. V. Mij komt het nog altijd voor, dat de politieagenten te laag worden bezoldigd. De beteekenis die de politie meer en meer in onze samenleving krijgt, is van dien aard, dat volgens mij aan de politieagenten eene hoogere bezoldiging moet worden gegeven, dan zij totnogtoe hebben. Dat er in den loop der tijden ook in dit opzicht verbeterd is, is zeker waar. Zoo is er ook het vorige jaar verbetering aan gebracht. Maar steeds heb ik mij geroepen geacht om te wijzen op de beteekenis die de politie in onze samenleving heeft. En daarom zou ik zoo gaarne de maatschappelijke positie der agenten zien verbeterd. Dat er belangrijke verbeteringen in dit opzicht zijn aangebracht, valt niet te miskennen, maar dat wij de hoogte hebben bereikt waarop de salarissen zullen behooren te komen ik geloof, dat wij daar nog lang niet aan toe zijn. En daarom kan ik mij, M. d. V., ook niet ver eenigen met uw voorstel om dit verzoekschrift aan te nemen voor kennisgeving. Of wij nu al dadelijk zullen moeten besluiten tot verhoo ging van traktement, laat ik op dit oogenblik daar, maar vast staat het bij mij, dat wij binnen korten tijd tot eene dergelijke verhooging zullen moeten komen. Men moet aan deze menschen die van zulk een groote beteekenis in onze maatschappij zijn, een betere bezoldiging toekennen dan zij nu hebben. Het moeten zijn zelfstandige, ontwikkelde en be zadigde menschen, die aan hooge eischen van karakter vol doen. Waar dit het geval is, moet toch ook aan de betrekking van agent eene bezoldiging worden toegekend, die eenigszins in overeenstemming is met de beteekenis van zijn ambt. En daarom zou ik de zaak eerst goed willen overwegen en zal derhalve stemmen voor het voorstel van den heer Sijtsma. De heer Vergouwen. In vele opzichten kan ik mij ver eenigen met hetgeen de heer Pera heeft gezegd. Eenerzijds is er ook wel wat voor uw voorstel M. d. V., te zeggen, maar aan den anderen kant is toch ook veel te zeggen voor eene nadere nauwkeurige overweging, in verband met het voorstel dat door u bij de thans ingediende begrooting is gedaan, om verhooging in rang te doen plaats hebben, waar door men ook tot eene betere salarieering zal komen, zij het langs een niet bedoelden weg. Toen ik dit voorstel voor mij zag, vond ik het een uitstekend idee, maar later kwam de gedachte bij mij opwanneer men nu de categorie van agen ten le klasse uitbreidt, dan wordt de kans op promotie voor hen tot den hoogeren rang van hoofdagent ook grooter. Zoo doende kan men althans voor twee klassen der agenten eene salarisverhooging verkrijgen. Daarom is het niet kwaad, dat wij eerst een praeadvies van Burgemeester en Wethouders omtrent dit adres krijgen; dan kunnen wij over den post op de begrooting ook beter oordeelen. De Voorzitter. Wat de heer Vergouwen zegt over de pro motie en over de rangen, betreft een geheel andere zaak. Ik heb dat alleen aangehaald tot staving van mijne bewering, dat hier in den laatsten tijd zeer veel voor de agenten gedaan wordt. Maar het staat geheel buiten hetgeen het request wil en buiten de discussie van den Raad. Nergens toch staat aangegeven, hoeveel agenten le of 2e klasse er moeten zijn. Dat aantal kan ik zelf vaststellen, zonder den Raad daarin te kennen. Ik heb het voorstel alleen bij de begrooting ingediend, omdat ik het niet vriendschappelijk vind om den Raad die dan toch ten slotte verplicht is de meerdere uitgaven als gevolg van dat voorstel te voteeren, hierin in het geheel niet te kennen. Ik ben echter absoluut niet aan het getal agenten in de verschillende klassen gebonden, en dat heeft bovendien niets te maken met de quaestie van verhoo ging van salaris. Het nu bij de begrooting ingediend voorstel strekt, om het gaandeweg daarheen te leiden, dat een normaal agent, die getoond heeft ambitie te bezitten, zal krijgen een salaris van f 725.tot f 825.—, een salaris dat een agent in bijna geen andere stad ontvangt. Nu zegt de heer Sijtsma, dat men dan dit hoogere salaris eerst zal ontvangen, wanneer men uit de kleine kinderen is, wanneer het huishouden dus niet zooveel meer kost. Maar dit is niet juist! Het tegendeel is zelfs waar! Meestal worden de agenten benoemd op ongeveer hun 23ste jaar. Wanneer het aantal agenten le klasse nu wordt vermeerderd, zooals ik mij dat voorstel, dan kan een flink agent op zijn 30e jaar agent le klasse zijn, dat is' dus ongeveer op den tijd, dat de kosten voor het huishouden het grootst zijn. Verder zeide de heer Sijtsma, dat de menschen groot gelijk hebben gehad, dat zij niemand van hun superieuren bij de indiening van dit request hebben geraadpleegd. Ik heb echter ge zegd, dat dit de eerste maal, dat zij hebben gerequestreerd, ook niet is geschied, dat heeft hier bijna nooit plaats. En dan moet ik er wel de de aandacht op vestigen, dat men op den verkeerden weg is, als men den Raad in deze de hoogste in stantie noemt. De Raad toch heeft feitelijk alleen te beslissen over de financieele gevolgen van een regeling die voor de politie moet gelden; en ik weet zelfs niet of het Staatsrechtelijk niet juister zou zijn indien de Raad zich beperkte tot het vaststellen van eene zekere som voor de politie, terwijl dan de verdere rege ling, ook de regeling van de salarissen, door den Burgemeester als hoofd van de politie geschiedde. Maar zelfs, al volgt men den hier eenmaal ingeslagen weg en al stelt nu de Raad zelf de trak tementen vast, daarom is hij nog geenszins de hoogste instantie! De heer Sijtsma meende verder, dat ik de periodieke verhoogingen geheel wilde doen uitwerken, voor er verandering mocht komen. Maar dat heb ik niet beweerdik heb gezegd die periodieke verhoogingen zijn toch met een zekere be doeling vastgesteld en men mag die toch eerst wel eens in werking zien voor men aan een wijziging gaat denken. Ieder zal het toch vreemd moeten vinden, dat men die nu weer geheel wil wegcijferen. De eerste van die verhoogingen zijn nog nauwelijks toegekend, of er wordt reeds gezegd, dat men maar weer een herziening moet overwegen en met het vorig besluit, dat nog maar nauwelijks in werking is, geen rekening heeft te houden. Laat men dan maar liever ieder jaar de traktementen herzien. Ik blijf daarom het voorstel om dit adres voor kennisgeving aan te nemen, handhavenik acht dit aandringen weinig in overeen stemming met de deferentie door de ambtenaren aan den Ge meenteraad verschuldigd. En bovendien legt men er weer veel werk door op aan andere ambtenarendie moeten weder onder zoeken hoe de toestand in andere plaatsen is, en terwijl dat als altijd verbazend veel arbeid en tijd kost, moeten de vele andere zaken van grooter en meer algemeen belang weer wachten of ver traging ondervinden. Ik geef gaarne toewij geven hier niet de hoogste traktementener zijn plaatsen waar meer wordt ge geven, zooals Amsterdam, Rotterdam, den Haag, Hilversum, Haarlem, hoor ik den heer Sijtsma zeggen, maar men moet niet vergeten, dat de agenten hier f 85.voor kleedgeld ontvangen, waarvan zij een aanzienlijk gedeelte jaarlijks overhouden, terwijl in Haarlem de agenten van gemeentewege worden gekleed. Men moet niet alleen te rade gaan met het in geld vastgestelde traktement. Een agent le klasse krijgt in Haar lem f50 meer dan in Leiden, maar zooals ik zeideer wordt geen kleedgeld verstrekt en ik weet ook niet hoe het gaat met de belooning voor afgelegde examens. Bovendien heeft men daar geen hoofdagenten en is dit dus de hoogste bezoldiging, die men daar als agent kan behalen. In het algemeen zijn er maar weinig plaatsen, waar hoogere salarissen worden gegeven. En aangezien de Raad nu bij de behandeling van de be grooting een aanzienlijke verbetering kan brengen in de pro motie, met daarmede gepaard gaande kans op verbetering van traktement voor de agenten die het het meest noodig hebben, stel ik voor dit request aan te nemen voor kennisgeving. De heer van der Lip. Het heeft mij verbaasd en ook wel wat gespeten, dat de leden van den Raad die het woord heb ben gevoerd om ons voorstel te bestrijden, allen zijn heen- geloopen over de voornaamste reden waarom Burgemeester en Wethouders hebben voorgesteld dit adres voor kennis geving aan te nemen. De heeren hebben allen over de salarisregeling zelve ge sproken. En nu zal zeker niemand beweren, dat wij in dit opzicht hier het volmaakte hebben bereikt. De hoofdreden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 3