DONDERDAG 22
AUGUSTUS 1912.
121
courantenberichten opgezet, maar al deze menschen consta-
teeren, weten uit de practijk, dat de toestand niet is zooals
hij behoort te zijn. Dat zijn mannen die er een eer in stellen,
dat alles goed gaat. Ik hoop daarom, dat de conferentie die
u, M. d. V., zult hebben met den Commandant, Opperbrand-
en Brandmeesters er toe zal leiden, dat wij een toestand krijgen,
dat iedereen in het corps weder tevreden zal zijn en de order
of de publicatie die een vlugge bediening kan belemmeren,
worde verscheurd.
De Voorzitter. U beweert, dat ik zou hebben gezegd, dat
alles in orde is. Dat is echter minder juist uitgedrukt!
Alles is natuurlijk voor verbetering vatbaar. Ik heb echter
speciaal geantwoord op de vragen die mij gesteld zijn, en wat
de heeren mij gevraagd hebben, heb ik beantwoord in ont-
kennenden zin. Volgens mij bestaat de order riiet; ik noem
het geen order en wat ik in de vorige vergadering heb gezegd,
acht ik nu nog geheel juist. En wat de werking van order
en verordening betreft, ik heb gezegd, dat de branden hier
werkelijk zeer goed worden gebluscht. Wanneer wij weldra
hier eene conferentie houden en wij komen tot bepaalde be
sluiten, dan moeten de heeren wel weten dat Burgemeester
en Wethouders alleen in acht zullen nemen de belangen van
de gemeente en het belang van de braridblussching, en zich
niet zullen laten verleiden hetgeen zoo dikwerf geschiedt
op andere zaken het oog gericht te houden.
Het heerschen van eene algemeene tevredenheid, kan zeer
zeker bevorderlijk zijn aan een goeden gang van zaken, maar
toch zou het best kunnen zijn, dat, bij een algemeene tevre
denheid, een brand minder goed gebluscht werd, dan toen
er nog een zekere ontstemming bestond. Ik zou natuurlijk het
liefst van alles hebben een algemeene tevredenheid plus een
goede brandblussching, maar men moet niet gaan redeneeren
dat algemeene tevredenheid hooger staat dan goede brand
blussching.
En wanneer men hier de meening uit, dat alles bij de
brandweer ambtelijk moet gaan, dat alles moet gaan via den
Commandant, dan antwoord ik daarop, dat wanneer de Brand
meesters mij iets willen vragen, zij dit gerust mogen doen
zonder verlof van den Commandant.
Ik ben van de politie ook het hoofd, maar toch mag wel
degelijk het personeel, als het ernstige grieven betreft, bij mij
komen om mij iets te vragen, en behoeft niet alles via den
Commissaris te gaan.
Alleen de officiëele rapporten, die worden behandeld door
bemiddeling van den Commandantdoch overigens is ieder
vrij om bij mij te komen.
Heeft thans nog iemand iets op te merken in het belang
der gemeente?
Niemand verder het woord verlangende, wordt de vergade
ring gesloten.
Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.