120 DONDERDAG 22 AUGUSTUS 1912. De heer Sijtsma vraagt mij ten slotte, of ik die order niet kan intrekken Al deed ik dit, dan zou daarmede niets veranderd worden. Ik beschouw zooals ik reeds op merkte, die order als niets. Ik zou haast willen zeggenhet is scheurpapier. De order zegt, dat men zonder toestemming van den Commandant niet mag uitrukken. Daarmede zegt de Commandant niets anders dan wat reeds in de verordening van den Raad staat, en hij waarschuwt de Opperbrandmeesters, dat hij anders het loori niet uitbetalen mag, omdat dan ook hij zon handelen tegen de verordening in. Trouwens de klachten over die order zijn nu in eens opgekomen vroeger heb ik nooit van klachten gehoord, terwijl toch de Raad in 1909 deze verordening reeds zoo heeft gemaaktNu hoor ik eerst klachten en de leden van den Raad blijken beter op de hoogte te zijn dan ik, dat hun eigen voorschriften tot klachten aanleiding geven. De heeren van de brandweer hadden toch wel eerst bij den Burgemeester kunnen komen en zeggen weet u wel, dat deze order is gegeven En kan daar geen verandering in komen? Dat heeft men echter niet gedaan. Ik neem die zaak nu niet zoo hoog op, ik zeg het alleen, omdat mij ge vraagd is of de order met mijn voorkennis is gegeven. Ik kan evenwel geen bestaand recht veranderenwat in een verordening is bepaald, kan ik niet eigenmachtig te niet doen. Dat zou het aanhangen van een Staatsrecht zijn, dat de heer Sijtsma wel allerminst zou goedkeuren. De heer Sijtsma. M. d. V. In de eerste plaats deze opmer king. U zegtwaarom zijn de heeren van de brandweer niet bij mij gekomen? Ben ik wel ingelicht, dan mogen Opper brand meesters of Brandmeesters zonder voorkennis van den Commandant niet bij u komen met verzoeken, dat moet altijd over den Commandant gaan. De heeren zouden dus den vol genden dag een duchtigen uitbrander hebben gekregen en hebben zich daarvoor willen wachten. Wat de verordening betreft, de Raad heeft die aangenomen en alarm A en B vastgesteld. Vroeg men evenwel aan de leden wat alarm A of B beteekent, ik geloof dat de meesten het niet zouden weten. De leden zitten er niet zoo in. Vóór den brand op het Pieterskerkhof trok de leider van een spuit die bericht kreeg van een brand in zijn wijk, met zijn spuit daarheen en gaf water. Dit is met voorkennis van den Commandant steeds toegelaten. De menschen meenden dus dat dit geoorloofd was. Men hield zich dus en voor de praktijk terecht niet aan art 24. Na den brand op het Pieterskerkhof op 1 Januari 1912 is de gewraakte order uitgevaardigd. Zonder alarm B toestemming van den Commandant mocht niet meer worden uitgerukt. Nu komt de brand op de Hooglandsche Kerkgracht. Daarbij doet zich het geval voor dat de weesjongens met hun spuit gereed stonden een half uur voor alarm B kwam, zij mochten evenwel niet uitrukken. Dat komt later en zij komen dus ook te laat. Datzelfde heeft zich herhaald bij den jongsten brand op den Heerensingel. U zegt, M. d. V., .dat de N. R. C. de zaak verkeerd heeft voorgesteld, maar de heer de Graaf die aan het hoofd van de spuit Heerensingel staat, heeft mij zelf gezegd: daar hebben wij het weer, ik had wel 10 minuten eerder bij den brand kunnen zijn de jongens kwamen bij mij, maar ik zeideik moet eerst order van den Commandant hebben en die order kwam 10 minuten later. En hij kan het toch weten waar hij zelf aan het hoofd der spuit staat. Heeft de heer de Graaf mij en anderen wat op den mouw willen spelden? Ik mag dat niet aannemen. Hoe is de toestand nu? De telefoonjuffrouw krijgt bericht vaneen brand en geeft o.a. onmiddellijk bericht aan den Commandant. Nu is echter de Commandant in zijn tuin of ergers anders, misschien niet eens thuis, hoe moet hij nu vlug alarm B aan de Opperbrand meesters en Brandmeesters geven? Het kan vlug gaan, ja, maar daarmede kan een boel tijd verloopen. Wanneer nu een Opperbrandmeester ziet of hoort dat er in zijn wijk brand is uitgebroken, wat ter wereld is er dan ver keerds in, dat hem zooveel zelfstandigheid wordt gelaten dat hij zich met zijn spuit naar de plaats van den brand kan begeven; waarom moet hij nu eerst alarm B afwachten. Wellicht wilt u als u dat bedenkt er toe medewerken dat de gewraakte order worde ingetrokken of, zoo dit met de verordening strijdt, de verordening zelve in dien geest wordt gewijzigd. De Voorzitter. Of de verordening goed is of niet, is niet met een enkel woord uit te maken; critiek is altijd gemak kelijk. Laten wij nu eens bijv. Amsterdam of den Haag nemen, waar men een beroepsbrandweer heeft, iets wat voor ons veel te duur zou zijn, daar wordt ook nooit anders uitgerukt dan na het signaal van het Centraalbureau Wat kan bijv. om slechts een enkel ding te noemen het gevolg zijn van het uitrukken zonder order? Dat alle spuiten in de wijk zich naar den brand haasten en trachten het eerst water te geven. Men bedenke, dat al het materieel dan nat is, zoodat wanneer ergens anders in die wijk brand uitbreekt, geen water meer gegeven kan worden. Dat gaat toch niet., en toch zou dat het gevolg zijn, wanneer ieder bij het uitbreken van een brand maar op eigen instigatie mocht uitrukken en water geven. Alles heeft zijn voor- en nadeelen. Stel dat Burgemeester en Wethouders naar aanleiding van de conferentie met voorstellen komen, en dat zij zeggen: de verordening moet gehandhaafd blijven of gewijzigd worden. Dan kunnen de heeren over het voor en tegen der verschil lende wijzen van brandblusschen debatteeren. Wij hebben nu ailleen te maken met den bestaanden toestand en daarin kan ik geen verandering brengen; ik kan persoonlijk de verorde ning niet wijzigen Wat betreft den brand in de Os- en Paardenlaan, of de heer de Graaf den heer Sijtsma wat op de mouw heeft ge speld, zooals de heer Sijtsma het noemt, weet ik niet. De heer de Graaf zal ongetwijfeld wel te goeder trouw zijn ge weest. Maar hebt u wel eens 2 minuten moeten wachten? Zeker wel, en hebt u dan nooit gedacht dat die 2 minuten 10 minuten waren? Wachten duurt immers altijd lang! Op het telefoonbureau is gecontroleerd, dat het volledig alarm was afgeloopen in 5 minuten. De heer de Graaf heeft o. a. ook verklaard, dat hij na 3 minuten gewacht te hebben, naar de telefoon is gegaan. De heer de Graaf heeft daarmede óók niet goed gehandeld. Hij vergat, dat ieder verplicht is dadelijk te waarschuwen wanneer hij brand ontdekt en niet te wachten. Zoodra hij den brand had bemerkt, had hij dadelijk moeten waarschuwen. Dat moet ieder particulier doen, die een brand ontdekt, hetzij hij brandweerman is of niet. Nu is dit wel door iemand anders gedaan en die deelde mij al dadelijk mede, aan den heer van Hamel en aan mij, toen wij den volgenden dag ter plaatse waren, dat de spuit van den heer de Graaf er binnen 10 minuten al was en dat die ongeveer tegelijker tijd water gaf als de politie en de stadswerklieden met de slang op de brandkraan. De politie behoeft niet te wachten op alarm S. of B, die rukt dadelijk uit. Als nu spuit 8 het eerst water heeft kunnen geven, heeft deze toch zeker niet lang op alarm B moeten wachtenEn dat die het eerst water heeft gegeven, bleek later ontwijfelbaar vast staan. Ik meen hiermede de vragen van de heeren te hebben be antwoord. Laat ik den heeren echter dringend mogen verzoe ken er toe mede te werken, dat niet blijft heerschen de mee ning, dat in Leiden de branden slecht gebluscht worden. In tegendeel! Er kan worden geconstateerd, dat in den regel branden zeer goed gebluscht worden, dat door Commandant, Brandmeesters en Manschappen flink wordt opgetreden, zoodat er ten dien aanzien werkelijk bij de burgerij noch bij de Assurantiemaatschappijen eenige vrees behoeft te bestaan. Tegen het min of meer veelvuldig voorkomen van brand kunnen wij natuurlijk niet waken, maar dat branden hier goed gebluscht worden, is een feit. De heer Pera. M. d. Y. Ik wensch nog alleen op te merken, dat het een belangrijke vraag is op welke wijze een verorde ning wordt uitgevoerd. Thans is de algemeene indruk, dat de wijze waarop de verordening wordt uitgevoerd, heel veel te wenschen overlaat. Ik zeg dit nu niet om deze bespiegelingen te rekken, maar ik zeg het met het oog op de te houden besprekingen die in uitzicht zijn gesteld. Volgens uwe voorstelling, M. d. V., is alles naar de letter precies in orde, 'is nergens aanmerking op te maken. Bij branden oefent het publiek altijd een sterke controle uit, het toont daarbij veel belangstelling, en dit is te begrijpen omdat er velerlei belangen bij betrokken zijn. Het is mij dan ook opgevallen, dat nu de scherpe critiek die geleverd was naar aanleiding van den brand op de Hooglandsche Kerkgracht, en na de besprekingen daarover in den Raad gevoerd, met zooveel lof is gesproken over het optreden van de brandweer bij den brand op de Hoogewoerd. Er wordt dus wel onder scheid gemaakt door het publiek. Men is van oordeel geweest, dat de bespreking in den Raad wel van eenigen invloed is geweest op de blussching van laatstgenoemden brand. Het algemeene oordeel van het publiek is, dat er wel degelijk verandering moet plaats hebben, omdat niet gezegd kan wor den, dat de zaak thans naar eisch en behoefte is geregeld. Wanneer dit wordt ingezien, zal het mogelijk zijn verbetering aan te brengen, waardoor algemeene tevredenheid gewekt wordt, want gerust is men nu niet. Wanneer de leiding die thans bestaat, wordt gehandhaafd, dan blijven wij in een toe stand die niet wenschelijk is. En daarom hoop ik ook dat bij de in uitzicht gesfelde conferentie, de ondergeschikten vrijuit zullen durven spreken in tegenwoordigheid van den Commandant. Ik geloof, dat iedereen er toe zal moeten mede werken om tot een beteren toestand te komen. De heer Sijtsma. M. d. V. U vindt de zaak geheel in orde. Ik, en het publiek niet. Nu is het publiek misschien niet een goed beoordeelaar van dergelijke zaken. Maar Opperbrand- meesters, Brandmeesters, allen die tot de brandweer in be trekking staan, zijn evenmin tevreden met den bestaanden toestand. En dat zegt wel wat meer. Deze zijn door geen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 8