DONDERDAG 22
AUGUSTUS 1912.
115
Op het oogenblik zijn er dus 13 broeders en 12 zusters op
de rnannenafdeelingen werkzaam.
Nu acht de tegenwoordige Directeur deze gemengde ver
pleging verpleging dus door mannen en vrouwen op een
zaal ook niet goed en daarom is hij er voor om de ver
pleegsters van de rnannenafdeelingen te verwijderen, indien er
maar genoeg goed geschoold mannelijk personeel verkrijgbaar is.
Maarzooals ik zeide, men is het over de betere eigenschappen der
verplegers algemeen nog lang niet eens en daarom moet men
ook niet zoo voetstoots aannemen hetgeen de memorie van
toelichting daaromtrent zegt, waarin men het doet voorkomen,
alsof de verpleging van mannen door mannen iets is, dat
den verplegers rechtens toekomt. Dat wij hier nog een
gemengde verpleging hebben, is alleen noodgedrongen, omdat
de aard der naar hier solliciteerende verplegers veelal te
wenscben overlaat. Daarin moet dus verbetering zien te worden
gebracht en de heeren weten nu wat onze plannen dienaan
gaande zijn.
Ik kan er nog aan toevoegen, dat op de begrooting, die de
heeren weldra zullen ontvangen, zal worden voorgesteld om de
tractementen van de verpleegsters en speciaal ook van dé
verplegers, te verhoogen. En nu moeten de heeren niet den
ken, dat dit alles geschiedt naar aanleiding van dit adres,
want niet alleen, dat het aanstellen van uitwonende verplegers
reeds bij de begrooting voor 1911 werd voorgesteld, terwijl de
tractementsverbetering hier geheel buiten staat, ook het voorstel
om de mogelijkheid te openen, dat verplegers zouden kunnen
huwen, is reeds in Mei door den Directeur gedaan, toen de
begrooting voor 1913 weid ontworpen, en die begrooting is
vóór dit adres bij Burgemeester en Wethouders ingekomen.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik dank u wel voor uwe nadere
inlichtingendaaruit blijkt, dat de Commissie geheel den weg
opgaat dien ik wensch bewandeld te zien. Ik kan mij dus nu
zeer goed met uw voorstel vereenigen, om het request voor
kennisgeving aan te nemen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt daarop overeenkomstig
het voorstel van den Voorzitter besloten.
5°. Adhaesiebetuiging van de atd. Leiden der Ned. Ver-
eeniging tot afschaffing van alcoholhoudende dranken aan het
adres van de afd. Leiden van den Ned. Bond van Handels-
en Kantoorbedienden in zake de vervroegde winkelsluiting.
6°. Verzoek van J. A. Kohschulte ter bekoming in eigendom
van een stukje grond van het perceel Sectie H No. 3036.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
7°. Verzoek van de vereeniging »Schoolkindervoeding" om
voor 1913 een subsidie van 2000.— of althans eene van ƒ650.
te mogen ontvangen.
Zal worden behandeld bij de begrooting.
8°. Verzoek van de Leidsche DuinwaterMaatschappij om goed
keuring van de levering van duinwater in een gedeelte van
de gemeente Oegstgeest.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.
9°. Verzoek van de afd. Leiden van de Nederl. Vereeniging
tot afschaffing van alcoholhoudende dranken, e.a., om de
jaarlijksche subsidie voor drankbestrijding te verhoogen tot
250.—.
Zal worden behandeld bij de begrooting.
10°. Advies van den Inspecteur der Gymnasia inzake de
toekenning van periodieke tractementsverhooging aan den
leeraar van het Gymnasium J. M. N. Kapteijn.
De Voorzitter. Ik stel u voor het tractement van den heer
Kapteyn in plaats van op ƒ1560.vast te stellen op 1670.
Daartoe wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
besloten.
11®. Staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst
1911, van het College van Vrouwen-Kraammoeders.
12°. Rekening, dienst 1911, van het College van Vrouwen-
Kraammoeders.
13°. Begrooting, dienst 1913, van het College van Vrouwen-
Kraammoeders.
14®. Rekening, dienst 1911, van het Ef.G. of Arme Wees-
en Kinderhuis.
15°. Rekening, dienst 1911, van de Stedelijke Werkinrichting.
Worden gesteld in handen van de Commissie van financiën.
16°. Bezwaarschriften van verschillende personen tegen
hunnen aanslag in de plaatselijke directe belasting, dienst 1912.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth. ter afdoening.
17°. Verzoek van J. C. Spiecker om verbetering te brengen
in den afvoer van hemelwater vanaf de Burchtpoort.
Dit stuk luidt als volgt:
Leiden, den 9 Augustus 1912.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Edelachtbare Heeren,
Ondergeteekende J. C. Spiecker, Ouderijn No. 29 heeft bij
iedere sterke regenbui overlast van het hemelwater, dat vanaf
de Burchtpoort zich een weg naar beneden baant, al het zand
en grint medevoerende tot genoemd perceel, om dan vervol
gens dwars door zijn tuintje met tuingrond en modder in
zijne woonkamer terecht te komen. Ik hoop, dat aan deze
kennisgeving de noödige aandacht zal geschonken worden
door zoo spoedig mogelijk ter plaatse een onderzoek te doen
instellen, opdat aan dezen werkelijk onhoudbaren toestand een
einde kome.
Met de meeste Hoogachting.
J. C. Spiecker.
De Voorzitter. Ik stel voor deze kennisgeving te stellen
in handen van Burgemeester en Wethouders ter afdoening.
Daartoe wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
besloten.
De Voorzitter. Ik kan den heeren mededeelen dat de zaak
intusschen reeds in orde is gebracht.
18°. Verzoek van de Wed. C. J. van der Loo geb. van
Ulden om de demping en rioleering van het slootgedeelte
achter de huizen in de Hansenstraat voor rekening der gemeente
te nemen of haar een tegemoetkoming te verleenen in haar
aandeel in de kosten van dat werk.
De Voorzitter. Ik stel U voor dit verzoek te behandelen
bij punt 20 der agenda.
Daartoe wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
besloten.
De Voorzitter deelt alsnog mede:
1°. dat aan W. M. Schut, weduwe van B. F. N. Franse, in
leven inspecteur der straatverlichting en magazijnhouder der
Stedelijke Gasfabriek, met ingang van 2 October a.s. een
weduwenpensioen is toegekend van 345.— 'sjaars;
2°. dat aan M. Huge, weduwe van H. Fles, in leven gepen
sioneerd metselaar aan die inrichting, met ingang van 16
October a.s. een weduwenpensioen is toegekend van ƒ234.
per jaar.
De Voorzitter. Ten slotte kan ik den heer Vergouwen,
naar aanleiding van diens onlangs gedane vraag inzake een
eventueele herleving van den wolhandel in onze gemeente,
mededeelen dat daaromtrent door ons het advies is ingewonnen
van de Kamer van Koophandel en Fabrieken.
Ilet van die Kamer ingekomen schrijven luidt als volgt:
Leiden, 23 Juli 1912.
Naar aanleiding van Uw schrijven van 20 Juli betreffende
den Leidschen Wolhandel. waarover in ons verslag 1911 ge
sproken werd, hebben wij de eer U kennis te geven dat de
passage op pag. 7 van bedoeld verslag, alwaar gelezen wordt
dat »vau een wolhandel in den eigelijken zin des woords
nauwelijks meer kan sprake zijn" niet tot ontmoediging heeft
te stemmen.
Reeds vroeger (zie ons verslag 1908 pag. 5) schreef onze
Kamer: »de Wolhandel levert geen bestaan meer op". Als oor
zaak hiervan werd (terecht) opgegeven dat «vele fabrikanten
de wol direct betrekken uit het binnen- of buitenland."
Door de gestadige uitbreiding onzer Leidsche wolindustrie
nemen de aanvoeren voortdurend toe, zoodat al kan de com
missiehandel kwijnen, men over de wolindustrie niet behoeft
bezorgd te zijn.
De oprichting van eene wolmarkt te Leiden zou tot groote
teleurstelling leiden, daar ons land te weinig wol produceert
de consumenten weten de behoeften voor hun bedrijf ten volle
te dekken, waar zij de bronnen kennen waar zij ruime keuze
hebben voor hetgeen zij voor hunne industrie behoeven.
Onze Kamer is Uw College niettemin bijzonder verplicht
voor de getoonde belangstelling.
De Kamer van Koophandel en Fabrieken te Leiden,
Verhey van Wijk, voorzitter.
W. v. Rossum du Chattel, loco-secretaris.
Aan Burgemeester en Wethouders van Leiden.
De heer Vergouwen. M. d. V. Ik dank u wel voor deze
mededeeling.
Aan de orde is alsnu:
I. Benoeming van een onderwijzer met verplichte hoofdakte
aan de Jongenschool 2e klasse.
(Zie Ing. St. No. 172.)