114
DONDERDAG 22
AUGUSTUS 1912.
Uw gunstig antwoord op deze zoo spoedig mogelijk tegemoet
ziende, daar ik wegens betaling van die aanslag tekort aan mijn
gezin heb moeten doen, blijf ik in afwachting mot de meeste
hoogachting
UEd. dw. dienaar
M. J. v. n. Voort.
den Haag 24 Juli 1912.
De Voorzitter. Ik stel voor afwijzend op dit verzoek te
beschikken.
Daartoe wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem
ming besloten.
2°. Verzoek van P. v. d. Mey Pzn. en H. Filippo Pzn. om
het grasgewas op de landerijen nabij Endegeest weder te
mogen huren
3°. Verzoek van de Leidsche Schoenwinkeliers-vereeniging
om vaststelling van eene verordening, regelende de sluiting
van winkels en magazijnen.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
4°. Adres-van de Nederl. Verplegers-Vakvereeniging in zake
de vele mutatiën in het verplegerspersoneel van het gesticht
»Endegeest".
De Voorzitter. De heeren hebben allen een afdruk van dit
adres ontvangen. Zooals men dus zal hebben gezien, vraagt
de vakvereeniging daarin om een grondig onderzoek naar de
oorzaak van de groote mutatie onder het verplegerspersoneel
op Endegeest. In het verslag van Endegeest over het jaar 1911
kunnen de heeren op pag. 40 zien, wat de reden is, dat er
zooveel verplegers zijn vertrokken, en bij nadere beschouwing
zal men dan bemerken, dat dit mutatiecijfer niet zoo ver
schrikkelijk is, omdat de mutatie geen betrekking heeft op
alle verplegers, maar slechts openkelen. Wanneer er namelijk
een vacature op Endegeest is, en er biedt zich iemand aari,
dan wordt hem gevraagdzijt gij reeds ergens anders als
verpleger werkzaam geweest Bij een bevestigend antwoord
kan men dan naar hem informeeren. Heel dikwijls antwoordt
de sollicitant echter ontkennend, omdat hij uit zijne vorige
betrekking bijv. wegens wangedrag is weggezonden. Blijkt
het dat hij in dit opzicht onwaarheid heeft gesproken,
dan wordt hij zonder pardon weggezonden. Zoo kan het her
haaldelijk voorkomen, dat verplegers na korten tijd weer
worden weggestuurd, totdat men eindelijk een geschikt per*
soon heeft gevonden. Ik kan den heeren evenwel mededeelen,
dat daarnaast ook nog op dit oogenblik in Endegeest dienst
tijden voorkomen van 13% jaar, 2 jaar en 1 maand, 1 jaar
en 9 maanden, 1 jaar en 6 maanden, 1 jaar en 4 maandeD,
IOV2 maand enz. Toch valt het niet te ontkennen, dat het
mutatiecijfer nog altijd groot is, doch dat ligt niet in de
behandeling van het personeel op Endegeest gelijk dit in het
adres wordt voorgesteld, doch het komt hierdoor dat de cate
gorie van personen, die zich voor verplegers aanmelden, niet
uit de beste elementen bestaathet is dan ook de meening
van de Commissie van Beheer, dat wij moeten trachten de
verplegers te recruteeren uit een betere categorie van menschen.
Bovendien moet alles, wat in de memorie van toelichting
tot dit adres staat, niet dadelijk als waar worden aangenomen.
Zoo is het bijv. niet juist, dat de verplegers, vergeleken met
de verpleegsters, als minderwaardig worden beschouwd. Zij
krijgen precies hetzelfde salaris, en hebben zelf nog iets meer
vrijheid van beweging, bijv. wat het 'savonds thuiskomen betreft;
zij hebben volgens besluit der Commissie, ook vrije boven-
kleeding gekregen enz. Ook heeft men in 1910 gelden uitge
trokken op de begrooting voor 1911, voor twee uitwonende
verplegers. In de daarbij behoorende toelichting wordt reeds
de wenschelijkheid uitgesproken om, als het instituut van
uitwonende gehuwde verplegers bevalt, voorzichtig op dien
weg voort te gaan en desnoods later over te gaan tot den
bouw van ambtswoningen.
Op de Begrooting voor 1913, die den Raad nog niet bereikt
heeft, wordt dit getal externe verplegers wederom uitgebreid,
terwijl ook een voorstel tot het bouwen van ambtswoningen
bij de Commissie reeds aanhangig is.
Feitelijk wordt dus reeds in de lijn, die adressanten wenschen
gevolgd te zien, gehandeld. Maar alles kan niet in eens gereed
zijn Daarom meen ik, ook namens de leden van de Commissie
van Beheer, en namens Burgemeester en Wethouders te
kunnen zeggen, dat een onderzoek naar de oorzaak van de
groote mutatie, geheel overbodig is. Bovendien lijkt mij zulk
een onderzoek door den Raad ook daarom overbodig, daar het
beheer over de Gestichten wordt gevoerd niet door eene Com
missie buiten den Raad staande, maar door eene Commissie
door en uit den Raad zelf gekozen.
Ik heb dit kleine exposé gegeven, opdat de heeren beter
over de zaak kunnen oordeelen. Ik stel nu voor het adres
aan te nemen voor kennisgeving.
De heer Sijtsma. M. d. V. Dankbaar voor uwe toelichting
en inlichting, blijft het feit toch bestaan, dat ook niet door
u is weersproken, dat op Endegeest de mutaties verbazend
groot zijn, veel grooter dan in andere gestichten. Hier bijv.
een cijfer van 66 tegen 2% in het Binnengasthuis te
Amsterdam. U zegt, dat de reden voor een groot deel hierin
ligt, dat er dikwijls verplegers komen, die niet geschikt blijken
te zijn en dan weder spoedig worden weggezonden, doch dat
zal in andere gestichten toch wel eveneens het geval zijn.
Wanneer het verschil met andere gestichlen eenige procenten
bedroeg zou men kunnen zeggen, dat het hier ook is een
krankzinnigengesticht, en dat daarom de mutatie wat grooter
is. Maar een verschil als ik noemde van 66% en 2x/a moet
toch een andere reden hebben.
In de tweede plaats hebt u gezegd, dat er een paar gehuwde
verplegers bij zullen komenvoor mannelijke patiënten lijkt
het mij ook beter toe verplegers te nemen, die zijn, meen ik,
daarvoor te verkiezen boven verpleegsterser zouden daarom
meer verplegers moeten komen.
De Voorzitter. De heer Sijtsma heeft het Binnengasthuis
te Amsterdam aangehaald, maar dat is geen krankzinnigen
gesticht; daarvoor bieden zich dus heel andere menschen aan.
Buitendien zijn de voorwaarden daar buitengewoon gunstig,
men krijgt daar om zoo te zeggen de élite van de
verplegers. Dat gesticht mag men dus niet vergelijken met een
krankzinnigengesticht; immers het spreekt wel vanzelf, dat
het verplegen van zieken aangenamer is dan het verplegen
van krankzinnigen.
Dat het mutatiecp/er verleden jaar hier zoo buitengewoon
groot is geweest, vindt zijn grond hierin.
Op Endegeest en Rhyngeest hebben wij 15 verplegers.
Wanneer nu bij een corps van 15 man door toevallige omstandig
heden enkele mutaties plaats hebben, is het percentage natuur
lijk dadelijk veel grooter, dan wanneer diezelfde mutaties voor
kwamen in een grooter corps. Stel bijv. dat de heer Sijtsma
een dienstbode 10 jaren achtereen heeft, dan is de mutatie
onder zijn dienstpersoneel, al dien tijd, nihil. Maar in het jaar
dat zij weggaat en door een ander wordt vervangen, is die
mutatie opeens 100 Zoo is het hier ook gegaan met enkele
plaatsen. Er werd iemand aangestelddie niet bruikbaar
bleek en die na een paar dagen weer moest worden wegge
zonden, en ditzelfde heeft zich enkele malen herhaald. Het is
ook hier: l'art de grouper les chiffres. En toch heeft de
Geneesheer-Directeur volkomen gelijk wanneer hij deze on
geschikte menschen, die telkens weer worden vervangen,
meetelt bij zijn mutatiecijfer. De Directeur is genoodzaakt
telkens verplegers weg te zenden en daarom moet men trachten
de verplegers op den duur uit een betere categorie van
menschen te betrekken. Dien kant moet het uit, al zal het wat
duurder zijn! Daarom is voorgesteld het aantal uitwonenden
weder uit te breiden en wordt overwogen of men zal over
gaan tot het bouwen van woningen voor gehuwden. Men kan
pas goede en blijvende verplegers krijgen, wanneer men hun
de gelegenheid geeft om gehuwd te kunnen leven en wij
zullen dan ook binnen kort met een voorstel bij den Raad
komen om dit mogelijk te maken.
Wat de verpleging van mannelijke patiënten door mannen
betreft, wanneer men de memorie van toelichting van het
adres leest, zou men zoo denken, dat dit in Endegeest in het
geheel niet plaats vindt. En dan wordt er verder een voorval
in vermeld, waardoor men in dien indruk wordt versterkt.
Doch ik moet de heeren er dan op wijzen dat een en ander
geschied is onder den voor-vorigen Geneesheer-Directeur. Deze
was n.l. de meening toegedaan dat verplegers niet zoo goed
voor hun taak berekend waren als verpleegsters. Hij is dus
inderdaad begonnen met ook de mannelijke krankzinnigen te
laten verplegen door vrouwen. D t bleek echter op den duur
niet goed te gaan, vooral niet ten opzichte van sterke manne
lijke patiënten, die in een onrustig stadium verkeerden. Hij
heeft er toen een paar verplegers bij genomen, inderdaad,
gelijk het adres zegt, bij wijze van krachtmachines, en speciaal
voor het geval, dat een patient niet door vrouwen te be
dwingen was. Gaandeweg is de toestand evenwel geheel ver
anderd. De vorige en de tegenwoordige Directeur zijn er aan
gaan twijfelen of werkelijk op den duur met alleen verpleeg
sters kon worden volstaan en of voor de mannen-afdeelingen
verplegers niet beter zijn dan verpleegsters. Vast staat dit
wel niet; vele doctoren en psychiaters zijn nog steeds vrij
sceptisch gestemd ten opzichte van de voortreffelijkheid van
verplegers maar de tegenwoordige Directeur meent, dat
bij onrustige mannelijke patiënten mannelijke verpleging 1100-
dig is en dat het in het algemeen op een mannen-afdeeling
zonder verplegers toch niet gaat. Zoo heeft hij nu in het
observatiepaviljoen 3 zusters en 2 broeders, in het paviljoen
voor rustigen 2 zusters, in het paviljoen voor onzindelijken
4 zusters en 3 broeders, in het paviljoen voor onrustigen 8
broeders en in het hulppaviljoen waar de zeer rustige
imbecillen en ouden van dagen verpleegd worden 3 zusters.