GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
97
INCwËKOMEIV STUKKE».
N°. 165. Leiden, 26 Juli 1912.
Naar aanleiding van de hierachter afgedrukte adressen van
den Algemeenen Nederlandsehen Bond van Handels- en Kan
toorbedienden en van de afdeeling Leiden van den Alge
meenen Nederlandschen Typographenbond, welke adressen bij
U inkwamen resp. op 21 Maart en 2 Mei j.l. en door
ons aan het bestuur van het Gemeentelijk Werkloozenfonds
werden doorgezonden, teneinde het bestuur in de gelegen
heid te stellen desgewenscht eene wijziging van het huis
houdelijk reglement vast te stellen en die daarna aan Uwe
goedkeuring te onderwerpen, verzoekt genoemd bestuur U te
willen goedkeuren, dat de verplichte minimum bijdrage voor
de werkloozenkas in plaats van op 5 cent, in den vervolge
op 1 cent per lid en per week wordt bepaald.
Ons College kan zich met die verlaging op de in bijgaand
schrijven van het bestuur aangevoerde gronden wel vereeni
gen, terwijl ook bij de Commissie voor de Huishoudelijke Veror
deningen geen bezwaar bestaat, aangezien het bestuur elk
geval aan de feiten en omstandigheden kan toetsen, het bestuur
het evenals tot nu toe in de hand heeft om het bedrag hooger
te stellen dan 1 cent, wanneer het dit geraden acht en de
betrokken vereeniging «goede gronden" moet aanvoeren, waarom
een lager minimum dan 10 cent voldoende is.
Op grond van een en ander en onder verwijzing naar het
schrijven van het Fondsbestuur geven wij U mitsdien in over
weging de door het bestuur vastgestelde wijziging goed te
keuren.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 15 Juni 1912.
Aan Burgemeester en Wethouders van Leiden.
Edelachtbare Heeren,
Naar aanleiding van Uw schrijven van 12 Maart 1912 No.
8/34, waarbij ons Bestuur verzocht werd Uw College van
advies te dienen over een adres van den Alg. Ned. Bond van
Handels- en Kantoorbedienden, betreffende wijziging van art.
12 van het Huishoudelijk Reglement van het Fonds hebben
wij de eer U het volgende mede te deelen.
De vraag of het al of niet wenschelijk is bij de regeling
van de werkloosheidsverzekering in verband met den gemeente
lijken bijslag, aan de aangesloten vereenigingen de verplichting
op te leggen van hun leden een minimum-contributie te
heffen en zoo ja, welk minimum, is niet nieuw.
Bij de'behandeling van het voorstel tot goedkeuring van
het Reglement van het Fonds in de vergadering van den
Gemeenteraad van 22 October 1908 (Handelingen bl. 191 e.v.)
werd o. a. bij monde van den heer Aalberse de wenschelijk-
heid betoogd om het minimum lager te stellen dan de voor
gestelde 5 cent, bijv. 2 cent. De meerderheid van den Raad
was echter met Uw praeadvies van meening dat vooralsnog
geen aanleiding bestond om lager te gaan dan 5 cent. Ook
elders waren minima van eenzelfde hoogte gesteldmen meende
bij deze nieuwe instelling voorzichtig te moeten beginnen en
vreesde, dat, ging men lager dan 5 cent, dit voor de kapitaal
kracht der vereenigingen noodlottige gevolgen zou kunnen
meebrengen. Alzoo werd bepaald, dat de wekelijksche con
tributie minstens 10 cent moest zijn; kon echter de vereeni-
ging aantoonen op goede gronden, dat zij met een lager
minimum kon volstaan, dan zou dit kunnen worden vermin
derd, doch in geen geval minder dan 5 cent per lid en per
week. Op deze regeling zou alleen dit aan te merken zijn,
dat zij geen voldoende maatregelen geeft ten aanzien van
vereenigingen voor welke 10 cent nog te weinig mocht zijn.
Bij de discussie werd er reeds op gewezen, dat wellicht
over eenige jaren de wenschelijkheid zou blijken deze bepalingen
te herzien. Nu thans het Fonds eenige jaren in werking is,
blijkt inderdaad die wenschelijkheid te zijn ontstaan. Ook
elders openbaart zich een streven om bij de vaststelling van
de minimum-contributiën niet al te enge grenzen te stellen.
Reeds was hier zoowel als in andere gemeenten de eisch van
een minimum van 5 cent een bezwaar voor eenige vereeni
gingen om tot aansluiting bij het fonds over te gaan en kan
ten aanzien van sommige der thans aangesloten organisaties
o. a. de typografen en Mercurius getuigd worden, dat inderdaad
een contributie van minder dan 5 cent voor hen voldoende is.
Kan echter, gezien de bepaling van art. 5—1° der Veror
dening op het Fonds, van algeheele opheffing van een ver
plicht minimum geen sprake zijn, ons Bestuur is wel van
meening, dat de tijd is aangebroken voor eenige meerdere
speling bij het vaststellen dier contributiën, vooral nu de ge
gevens van een vier-jarige ervaring eenige basis geven aan de
beoordeeling dezer aangelegenheid.
Ons Bestuur ziet er dus geen bezwaar in dat het minimum
wordt verlaagd tot 1 cent. Wel beseft het dat een dergelijke
vrijheid het gevolg meebrengt dat het nauwkeuriger zal moeten
overwegen hoeveel contributie elke vereeniging voor haar leden
zal moeten vaststellen, zoodat het alleen dan een vereeniging
zal toelaten, indien inderdaad de premie geheel in evenredig
heid is met het risico van werkloosheid.
Ons Bestuur meent er echter Uw College op te moeten
wijzen, dat een dergelijke verlaging van de verplichte con
tributie de toetreding van nieuwe vereenigingen waarschijnlijk
zeer in de hand zal werken en het eerlang mogelijk zou
kunnen zijn, dat het bij de verordening vastgestelde subsidie
ontoereikend ware om aan de bijslagverplichtingen te kunnen
blijven voldoen.
Het behoeft zeker geen betoog dat, mocht tot een verlaging
van het verplichte minimum worden overgegaan, de vraag of
de adresseerende vereeniging al dan niet zal kunnen worden
toegelaten met het oog op premie en risico, natuurlijk nader
door het Fondsbestuur moet worden overwogen.
In verband met bovenstaande heeft derhalve het Fonds
bestuur de eer Uw College te verzoeken aan den Raad te
willen voorstellen over te gaan tot de goedkeuring van de
volgende wijziging in ons Huishoudelijk reglement:
»Eenig artikel.
»In art. 12 van het huishoudelijk Reglement van het Gemeente-
Blij k Werkloozenfonds wordt in het slot van het tweede lid
»in plaats van 5 cent gelezen 1 cent.
«Deze wijziging treedt in werking zoodra zij door den
«Gemeenteraad is goedgekeurd."
Het Bestuur van het Gem. Werkloozenfonds:
P. E. Briët, voorzitter.
J. Draaijer, secretaris.
Geeft te kennen:
de Algemeene Nederlandsche Bond van Handels- en Kantoor
bedienden, laatstelijk goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van
24 Februari 1912, No. 39 en kantoor houdende Reguliers
gracht 80 Amsterdam,
dat hij zijne afdeeling Leiden wenscht aan te sluiten bij
het Gemeentelijk Werkloozenfonds aldaar,
dat aan alle voorwaarden voor die aansluiting kan worden
voldaan, echter met uitzondering van Art. 12 van het Huis
houdelijk Reglement van dat fonds,
dat n.I. wordt geëischt een minimum bijdrage van 5 cent
per week, welk bedrag voor de bestrijding der gevolgen van
werkloosheid zijner leden abnormaal hoog is, waardoor de
werkloosheidkas veel meer olïers zou eischen dan noodzake
lijk is,
dat een dergelijke bepaling dan ook, voor zoover hem bekend,
in geen enkel reglement in ons land voorkomt,
redenen waarom hij Uwen Raad verzoekt, het bestuur van
genoemd Gemeentelijk Werkloozenfonds uit te noodigen, aan
Uwen Raad ter goedkeuring voor te leggen een wijziging van
dit Art. 12 Huishoudelijk Reglement, waarbij dit minimum
van 5 cent wordt geschrapt en waardoor de afdeeling Leiden
van adresseerenden Bond zich zou kunnen aansluiten met een
bijdrage voor haar werkloosheidkas, als waarmede ook in
andere plaatsen van ons land, waar afdeelingen zijn aange
sloten bij Gemeente-Werkloozenfondsen, genoegen wordt ge
nomen.
Voor nadere motiveering van dit verzoek veroorlooft hij zich
te verwijzen naar bijgaande toelichting.
't Welk doende
Bondsbestuur van den Algemeenen Nederlandschen
Bond van Handels- en Kantoorbedienden:
Aan den Raad der
J. Th. Kummer, Voorzitter.
E. C. Fimmen, Secretaris.
Gemeente Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
De Afd Leiden van den Algemeenen Nederlandschen Typo
grafenbond betuigt bij dezen haar sympathie met het door den
Alg. Ned. Bond van Hand.- en Kantoorbedienden aan Uwen
Raad gedaan verzoek tot wijziging van Art. 12 Huish.
Regiem, van het Gemeentelijk Werkloozenfonds.
't Welk doende
Voor de afd. Leiden A. N. T. B.
P. J. Pont, secr.
Prins Hendr.str. 34a, Leiden.