106
DONDERDAG 18 JULI 1912.
tot het bouwen van een nieuw gebouw voor 18000, op een
open terrein. Andere heeren zullen dat terrein misschien
minder geschikt vinden, en liever eene andere plaats verkiezen.
In dat geval zouden wij moeten overgaan tot onteigening, en
de bestaande perceelen gaan afbreken, en op die manier wordt
uw plan heel wat duurder.
En dan moet gij niet vergeten, dat als men eens, door
welke omstandigheden ook, later van plaats veranderen
wil, dan het terrein aan de Heerengracht heel wat meer
waard is dan dat aan de Medusastraat. Daarom meen ik
den Heeren namens Burgemeester en Wethouders te moe
ten aanraden het huis van prof. Hartman aan de Hee
rengracht te koopen. Het is mooi gelegen, heeft twee uit
gangen, een aan de Heerengracht en een aan de Langestraat.
Het blijkt ook volgens het oordeel van den Directeur en
den Ingenieur van Gemeentewerken, een solied gebouw te
zijn. Wie garandeert ons, dat een nieuw huis niet vochtig
zal zijn? Vele oude huizen zijn veel droger dan heel wat
nieuw gebouwde. Daarom geef ik den Raad in overweging
het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te nemen.
De Voorzitter. Van den heer Sijtsma heb ik de volgende
motie ontvangen:
De Raad,
gehoord de discussiën in zake het voorstel van Burgemeester
en Wethouders tot aankoop van een perceel aan de Heeren
gracht tot inrichting als hulpkantoor van de Gemeentelijke
Bank van Leening,
noodigt Burgemeester en Wethouders uit, alsnog om te
zien naar een terrein voor het stichten van een nieuw gebouw.
Deze motie wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve
een onderwerp van beraadslaging uit.
De Voorzitter. Verder is bij mij ingekoipen de volgende
motie van den heer Botermans:
»Ondergeteekende stelt de Gemeenteraad voor niet over te
gaan tot aankoop van een der perceelen aan de Heerengracht,
maar een nieuw gebouw te stichten op bet aangeboden terrein
nabij de Heerensingel voor ƒ5.50 per MV'
Mag ik den heer Botermans vragen of dat terrein werkelijk
is aangeboden?
De heer Botermans. M. d. V. Het terrein is aangeboden aan
een der Commissarissen van de Bank.
De VoorziTTER. Burgemeester en Wethouders weten er niets
vanhet is aan Burgemeester en Wethouders absoluut onbekend,
dat een dergelijk aanbod is gedaan. Waar dit het geval is,
geloot ik toch, dat het niet aangaat een dergelijke motie te
behandelen. Wordt de motie van den heer Botermans'onder
steund Zoo niet, dan maakt zij geen onderwerp van beraad
slaging uit.
De Voorzitter. Verlangt de heer Sijtsma nog het woord
tot toelichting van zijne motie?
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik geloof dat ik tot toelichting
zeer weinig heb te zeggen. Ik ben er niet voor om een oud
gebouw te nemenik heb veel liever een nieuw gebouwdat
kunnen wij geheel inrichten als wij wenschen. Wanneer wij
nu in de volkrijke buurt achter de Heerengracht, in de buurt
van de Oranjegracht de heer de Boer noemt het Waard-
Kerkplein, een ruim plein met een groote arbeidersbevolking
er om heen een paar oude panden tegen een niet te hoogen
prijs konden koopen, om daar dan een nieuw gebouw te
stichten, dan kregen wij hetgeen wij wenschen en niet te duur.
Ik heb mijn motie voorzichtiger gesteld dan de heer Boter
mans deed; hij wilde den Raad dadelijk een besluit doen
nemen; ik noodig Burgemeester en Wethouders uit eerst een
onderzoek in te stellen. Blijkt het, dat een nieuw gebouw te
duur wordt, dan kunnen wij altijd nog een van de vele panden
op de Heerengracht nemen; men wil daar gaarne verkoopen.
Het onderzoek van Burgemeester en Wethouders behoeft
ook niet zooveel tijd te kosten en de zaak dringt bovendien
niet zoo geweldig. En al bleek het nu bij onderzoek, dat
het stichten van een nieuw gebouw geheel naar de eischen
des tijds ingericht, een paar duizend gulden meer zou kosten,
dan geloof ik toch dat wij verstandig zouden doen daartoe
over te gaan.
Het is er mij dus nu alleen om te doen om een onderzoek,
of niet, door het kiezen van een anderen weg, het meest zal
worden gehandeld in het belang van de gemeente.
De Voorzitter. De heer Sijtsma zeide, dat er geen haast
bij de zaak was. Eenigszins toch wel. Het huis van den heer
Hartman hebben wij in handen tot 1 Augustus.
Er bestaat bij mij volstrekt geen voorliefde voor een oud
huis, maar ik geloof, dat wij door het voorstel van Burge
meester en Wethouders het goedkoopst ons doel zullen be
reiken. Ik geloof, dat wanneer wij perceelen moeten gaan koo
pen, om die af te breken ten einde daarvoor een nieuw ge
bouw te stichten, dit zeker eenige'duizenden guldens meer
zal kosten.
De beraadslaging wordt gesloten.
De motie van den heer Sijtsma in stemming gebracht, wordt
verworpen met 17 tegen 11 stemmen.
Tegen stemmen de heeren: A. Mulder, Hoogenboom, Car-
pentier Alting, van Hamel, Korevaar, Bots, van der Lip, Kruimel,
Fischer, van der Pot, Aalberse, Heeres, Briët, Timp, Driessen,
Reimeringer en van der Eist.
Vóór stemmen de heerenBosch, Botermans, van Tol, de Boer,
Pera, van Gruting, Zwiers, Sijtsma, Fokker,Vergouwen en Roem.
Het voorstel van Burg. en Weth. in stemming gebracht
wordt aangenomen met 19 tegen 9 stemmen.
Vóór stemmen de heerenA. Mulder, Hoogenboom, Carpen-
tier Alting, van Hamel, Korevaar, Bots, van der Lip, Pera,
Kruimel, Fischer, van der Pot, Aalberse, Vergouwen, Heeres,
Briët, Timp, Driessen, Reimeringer en van der Eist.
Tegen stemmen de heerenBosch, Botermans, van Tol, de
Boer, van Gruting, Zwiers, Fokker, Roem en Sijtsma.
De Voorzitter. Mijne Heeren. Wij zijn thans gekomen aan het
einde der agenda. Alvorens over te gaan tot de rondvraag, zou
ik echter eerst willen beantwoorden eene vraag, die in de vorige
vergadering reeds werd gedaan, doch waarop nog geen vol
doend antwoord werd gegeven. De heer Vergouwen heeft toen
een vraag gedaan over het snelle varen in den Nieuwen Rijn
met motorbooten. Nu luidt art. 8 van de verordening op de
Wateren
«Behoudens het bepaalde in de provinciale verordening op
de stoomvaart in de boezemwateren, is het verboden in de
openbare wateren met door stoom- of andere machines voort
bewogen vaartuigen met een grootere snelheid te varen, dan
van 120 Meter per minuut."
De verordening waakt er dus voor, dat niet te snel ge
varen wordt.
De heer Vergouwen. De vraag is: wordt aan deze bepaling
de hand gehouden?
De Voorzitter. Voor zoover ik weet, wordt aan alle ver
ordeningen de hand gehouden, maar daarom is het zeer wel
mogelijk, dat ze wel eens ongemerkt worden overtreden.
De heer Vergouwen. Ik vraag u dit, mijnheer de Voorzitter,
omdat mijne vraag in de vorige vergadering gedaan bij ver
schillende menschen die er toch van op de hoogte moesten
zijn, verwondering heeft gewekt. Niemand wist, dat eene der
gelijke bepaling bestond. Juist door zulk eene bepaling in
praktijk te brengen, leert men, dat zoo'n verordening bestaat.
De Voorzitter. U kunt deze bepaling vinden in het Ge
meenteblad No. 13 van dit jaar. Kort geleden is in die ver
ordening eene wijziging gebracht, en toen is de volledige
tekst opnieuw afgedrukt; vandaar dat die in een der laatste
Gemeentebladen te vinden is.
Dan heeft de heer Heeres gevraagd of aan den Algemeenen
Markt- en Havenmeester of aan iemand van het aan hem
ondergeschikt personeel door het College van Burgemeester
en Wethouders vergunning werd gegeven om hulp te ver-
leenen bij de inrichting van cle onlangs op het Posthof gehouden
kermis, of om daarbij op andere wijze behulpzaam te zijn.
Op deze vraag, zoo gesteld, kan ik antwoorden: neen!
Burgemeester en Wethouders hebben den heer Romanesko
daartoe geen vergunning gegeven.
De zaak is deze. Evenals het de gewoonte is, dat bij pu
blieke vermakelijkheden, de Commandant van de Brandweer,
de Inspecteur van de Bouwpolitie en dergelijke ambtenaren
toezien, dat er geen ongelukken kunnen gebeuren, heeft thans
de Markt- en Havenmeester zich tot mij gewend met de
vraag of hij zich met deze zaak mocht bemoeien. En toen
heb ik het mijn plicht geacht'hem te vergunnen, uitsluitend
in het belang van de gemeente, op deze kermis toe te zien.
Wanneer hij toestemming had gevraagd om de menschen
behulpzaam te zijn, dan had ik hem verwezen naar Burge
meester en Wethouders. Nu evenwel heb ik gezegd: goed,
houd daar maar eens een oog in 't zeil, let daar maar eens
op of iets dergelijks. De heer Romanesko heeft evenwel mijne
bedoeling niet goed begrepen; hij is inderdaad meer opge
treden als hulp van den ondernemer van deze publieke ver
makelijkheid. Ik ben echter overtuigd, dat hij dit heeft gedaan
te goeder trouw. Deheer Romanesko heeft vroeger tot twee
maal toe een kermesse d'été op Posthof geregeld, ook heeft
hij met vergunning de kermesse d'été tijdens de Maskerade
feesten geregeld, en evenzeer de vermakelijkheden bij de Rem-
brandtfeesten en ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan
van »Orpheus". Ik kan mij dus begrijpen, dat de heer Roma-