DONDERDAG 18 JULI 1912. 105 als den heer Bosch. Toen ik de cijfers onder de oogen kreeg, heb ik gevoeld, dat ik de vorige maal wat te naïf ben geweest, loen wilde ik dadelijk toehappen om het huis van den heer Hartman te koopen, daarbij afgaande op de verzekering van den heer Korevaar, dat aan dit huis heel weinig zou behoeven te worden verbouwd, en dat in elk geval de verbouwings- kosten niet zouden overschrijden het verschil in koopprijs ran het eerst aangeboden huis. Nu krijgen wij de werkelijke raming en blijkt het, dat het bedrag van de verbouwingskosten meer bedraagt dan de ge- heele koopprijs, want het huis van den heer Hartman zal nu geheel voor het beoogde doel ingericht, kosten ƒ15.400.— met ƒ500.— voor onvoorziene uitgaven, en ik vrees dat die 500. er ook nog wel bij zullen komen. Waar dit zoo is, zou ik, wanneer men toch een van de drie aangeboden huizen wil hebben, liever terugkeeren tot de eerste liefde van heeren Commissarissen en het pand van den heer Dirks nemen. Met de heeren Bosch en Botermans ben ik het echter eens, dat wanneer wij toch zulk een hoog bedrag moeten gaan besteden, wij dan beter doen een geheel nieuw gebouw te stichten. Zulk een gebouw zou ik evenwel niet aan een der Singels willen plaatsen, waar het veel te ver uit de buurt ligt, maar in een der arbeidersbuurten. Daar kunnen wij wel panden voor weinig geld koopen en anders kunnen wij mis schien onteigenen. Dan kunnen wij een geheel nieuw gebouw optrekken, ingericht naar de eischen des tijds. Ik zou daarom Burgemeester en Wethouders wel in over weging willen géven, of zij niet nogmaals dit voorstel zouden willen terugnemen, ten einde eerst nog eens te onderzoeken of het niet mogelijk is in dien geest een ander voorstel te doen. Het is toch waar wat de heer Botermans zeide, dat wanneer wij een oud pand aankoopen, dit voortdurend allerlei kosten van reparatie met zich zal brengen. Waren de verbouwingskosten, zooals ons eerst werd voor gespiegeld, heel gering geweest, hoogstens een paar duizend gulden, dan zou ik gezegd hebbenfiat, maar nu er een 8000. aan verbouwd moet worden, durf ik er niet toe over te gaan. De heer Fokker. M. d. V. Ik sluit mij aan bij hetgeen de vorige spreker heeft gezegd als bezwaar tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Het doet mij genoegen, dat de Raad de vorige maal met het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet is meegegaan, en dat de zaak toen niet is afgedaan. Waren wij meegegaan met het voorstel van Burgemeester en Wethouders, dan zouden wij het huis van prof. Hartman hebben gekocht, en zijn doorgegaan op de verzekering van den heer Korevaar, dat de verbouwingskosten van dit huis iets meer zouden bedragen dan die van het vorige pand, maar in ieder geval het verschil van koopprijs van ƒ2400.niet zou over schrijden. Nu een nadere raming is gemaakt, blijkt, dat de verbouwingskosten ƒ4400.hooger zijn dan die van het eerst aangeboden perceel. Het doet mij nu achteraf daarom dubbel genoegen, dat de Raad daar toen niet is op ingegaan. Het spijt mij, dat Burgemeester en Wethouders thans toch komen met het voorstel om het huis van prof. Hartman te koopen. Ik meen, dat wij op den duur beter doen om een nieuw gebouw te stichten, maar dan niet op een stand als de Heeren gracht. Het lijkt mij beter een bijkantoor te plaatsen in eene volksbuurt. Voor niet zoo heel veel geld zal men dunkt mij, daar wel een terrein kunnen krijgen. Er is op het oogenblik zelfs een terrein aangeboden, maar misschien is er wel een goedkooper en beter gelegen te krijgen dan dit aanbod. Ik zou, zoo dit het geval was, het wenschelijker achten daarop in te gaan dan nu mee te gaan met het voorstel van Burgemeester en Wet houders. De Voorzitter. Wij hebben het voorstel van Commissarissen van de Bank van Leening overgenomen en zijn niet ingegaan op het denkbeeld om nog eene bijbank te vestigen, omdat ons dat overbodig voorkwam. U schat, mijnheer Bosch, de kosten van de oprichting van zulk een nieuw kantoor te gering. Ik geloof, dat wij daarvoor een veel hooger bedrag zullen noodig hebben, dan thans het geval is. Als wij die derde bijbank gaan exploiteeren, krijgen wij voor vuur, licht, loonen enz. veel grooter kosten dan bij het voorgestelde plan, waar de exploi tatiekosten slechts worden verhoogd met rentebetaling en kapitaalaflossing. Bovendien meen ik uit de stukken te mogen opmaken en uit hetgeen door Commissarissen is medegedeeld, dat al zou er eene derde bijbank komen, de gelegenheid aan het Utrechtsche Veer toch niet geschikt is. Hierdoor wordt het plan om nog een bijkantoor op te richten nog veel duurder. Het tegenwoordige moet in ieder geval worden uitgebreid. Wat betreft het bouwen van eene nieuwe inrichting in plaats van verbetering van het huis van prof. Hartman, zal men toch wel niet willen volhouden, dat, wanneer wij eerst huizen moeten koopen om ze daarna af te breken en op dit vrijge komen terrein dan eene nieuwe bank stichten, dit goedkooper zou zijn. Ik ben er zeker van dat dit integendeel de gemeente heel wat meer zal kosten. En wat den stand betreft, ik geloof, dat het juist goed is, dat een bijbank van de Bank van Leening gevestigd wordt op een plaats waar verschillende soorten van buurten samenkomen; want het is een gebouw dat gebruikt wordt door menschen van allerlei stand. En de plaats op de Heerengracht met een achter- uitgang in de Langestraat, acht ik daarom uitstekend geschikt. Met de opheffing van particuliere pandjeshuizen, geloof ik niet, dat het zoo'n vaart zal loopen. De nieuwe wet heeft alleen het verdwijnen van twee van dergelijke huizen ten gevolge gehad. Het waren slechts kleine gelegenheden en thans bestaan er geene meer. Mocht het in de toekomst wer kelijk noodig blijken, dan kunnen wij altijd nog tot het op richten van een derde bijkantoor besluiten. Ik zou daarom den Raad ernstig willen aanbevelen thans met het voorstel van Burgemeester en Wethouders mede te gaan. De heer Korevaar. M. d. V. Wij staan nu niet meer voor zulke losse cijfers als de vorige maal, toen er zulk een haast 'bij de zaak was, en in der haast een raming was gemaakt. Thans is de toestand zóó, dat het huis van den heer Dirks betrekkelijk goedkooper is dan het huis van den heer Hart man. Ik noem het huis van den heer Dirks, omdat enkele heeren daar nog al veel voor gevoelen. Dit huis heelt echter weder het nadeel, dat de bergruimte klein is. Neemt men dit niet in aanmerking, dan heeft dit huis zeker vele voor- deelen. Maar in het rapport van heeren Commissarissen kan men duidelijk lezen, dat zij uitbreiding van bergruimte zeer noodig achten, zij het dan niet dadelijk, dan toch in een niet te verre toekomst. Waar nu de bergruimte in het huis van den heer Dirks kleiner is dan in het huis van den heer Hartman, geloof ik niet, dat het in het belang van de gemeente is, om eerstgenoemd huis aan te koopen. Het huis van den heer Hartman heeft dientengevolge dat voor, dat met uit breiding langer gewacht kan worden dan bij het huis van den heer Dirks, en gaat men daartoe eenmaal over, dan zullen de kosten ook niet zoo groot zijn als bij het laatst genoemd pand. Nu zijn er andere leden die zeggen: het huis van den heer Hartman moet toch ook verbouwd worden, laten wij daarom liever een geheel nieuw gebouw stichten, dat zal evenveel kosten als de aankoop van het huis van den heer Hartman met de kosten van verbouwing. Maar een voor dit doel geschikt terrein te vinden is niet zoo gemakkelijk. De heer Botermans heeft genoemd den Hee- rensirigel, maar wil een dergelijk gebouw tot zijn recht komen, dan moet er een bevolking om heen wonen, die van het gebouw gebruik maakt. En dat dit bij den Heerensingel het geval is, zal wel niemand beweren. Men moet dus hebben een terrein in de bebouwde kom der gemeente, en de kosten van het stichten van een nieuw gebouw zullen de heeren dan niet medevallen. Nu is de vraag: wat is meer in het belang van de gemeente: aankoop van het huis van den heer Dirks, dat iets goedkooper is, maar met kleiner bergruimte, en daardoor met een spoedige en dan dure uitbreiding, of aankoop van het huis van den heer Hartman, waarmede wij het zeker lang kunnen doen zonder uitbreiding, terwijl wan neer de uitbreiding noodig wordt, deze niet zooveel zal kosten; of wel een nieuw gebouw, dat evenveel zal kosten als het huis van den heer Hartman. Ik voor mij vrees, dat het veel meer zal bedragen. Ik blijf van meening, dat wij het huis van prof. Hartman moeten koopen. Daar kan men lang mee toe. Het eenige, wat er tegen te zeggen is, is, dat het geen nieuw, maar een verbouwd huis is. Maar dat is altijd zoo, als men iets onderhands koopt. Het bezwaar, dat er tegenover staat, dat het stichten van een nieuw gebouw heel wat meer zal kosten, is wel de overweging waard. Ik blijf bij mijn opinie, dat het huis van prof. Hartman voor ons het voordeeligste is. De heer Botermans. M. d. V. De Ingenieur van Gemeente werken heeft uitgerekend, dat een nieuw gebouw, brandvrij met eene oppervlakte van 240 M2. f 15000 zal kosten. Ik stel voor het te plaatsen op een terrein dicht bij de school in de Medusastraat. De Wethouder mag zeggen dat dit geen volkrijke buurt is, dat is het juist welalle straten daar in de buurt zijn zeer volkrijk en daarom acht ik het het beste punt voor zulk een nieuw gebouw. Er is een terrein aangeboden voor f 5.50 de M2. Het stuk is 500 M2. groot, dus met overdrachtkosten een ƒ3000. Volgt men nu het plan van den Ingenieur van Gemeentewerken, dan kost de heele nieuwe stichting, kant en klaar, 18000. Nu kost dit oude huis ruim 16000. Voor die 2000 meer, meen ik, dat het beter is in dat deel van de stad een nieuw oand te stichten. De Voorzitter. U geeft een terrein aan aan de Medusastraat, n vele opzichten wil ik u als deskundige erkennen, maar toch zou ik willen opmerken, dat dan het bijkantoor veel te veel in een uithoek gelegen zou zijn. Gij doet een voorstel

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 7