404
DONDERDAG 48 JULI 1912.
De heer van der Elst. M. d. V. Ik ben degene geweest
die geïnformeerd heb naar de mogelijkheid om op de vloei-
velden de boomkweekerij te vestigen. Ik dank den heer
Korevaar voor zijne inlichting. Maar nu zou ik willen vragen
is eene dergelijke kweekerij niet te missen. Kan men niet
voorgoed ieder jaar de boomen aankoopen, die men noodig
heeft? En is dit niet voordeeliger, dan deze zelf op te kweeken
Zou men de heele kweekerij, nu men haar toch moet ver
plaatsen, niet kunnen afschaffen, inplaats dat men een nieuw
terrein er voor aanlegt en er 0000 in steekt?
De heer Korevaar. M. d. V. Het bezit van een eigen
boomkweekerij is stellig voordeeliger voor de gemeente dan
het aankoopen van boomen. Vroeger [toen men geen eigen
kweekerij had, sloegen de meeste boomen niet aan. Op den
Witten Singel is op een plaats driemaal geplant moeten
worden eer de boomen aansloegen, en het heeft wel 3 jaar
geduurd voordat zij goed groeien wilden. Het is veel beter
dat de jonge boomen eerst worden opgekweekt in de grond
soort waarin zij later zullen moeten groeien. Eene andere wijze
van handelen is financieel onvoordeelig en ook nadeelig voor den
boomenstand. Bovendien schijnt het dat in den laatsten tijd
behoorlijk opgewassen boomen niet te koop zijn, men kan
slechts heel jonge boomen bekomen. Daarom geloof ik, dat de
gemeente er schade bij zal lijden, wanneer zij er geen boom
kweekerij op nahoudt.
De heer van der Elst. Dank u.
De heer Roem. Van de juistheid van hetgeen de heer Korevaar
in het laatste gedeelte van zijn rede heeft gezegd, ben ik
niet overtuigd. Met het eerste gedeelte kan ik mij wel ver
eenigen, n.l. dat de boomen een lossen grond noodig hebben
om gemakkelijk te kunnen verplant worden. Doch dat men
in verschillende streken van ons land geen flinke boomen zou
kunnen koopen, die niet meer geacclimatiseerd behoeven te
worden, neem ik niet zoo aam Waar zou het heen moeten
wanneer elke kleine gemeente een eigen boomkweekerij moest
aanleggen. De boomen op de Prinsessekade die van elders
zijn aangevoerd, hebben toch ook prachtig aangeslagen. Ik
heb ook dezelfde soort boomen in den Helder gezien, daar
slaan zij ook mooi aan, al is het niet zoo prachtig als hier.
Het is te betreuren dat er geen exploitatie-rekening voor de
kweekerij bestaat, dan zou men kunnen nagaan of aankoop
van boomen niet voordeeliger is dan ze zelf te kweeken. Nu
ben ik niet in staat om deze zaak te beoordeelen.
De heer Korevaar. M. d. V. Ik ben zelf geen boomkweeker,
maar wat door mij is meegedeeld, zeg ik op gezag van den
gemeente-ambtenaar die hier al heel wat jaren werkzaam is
en het grootste vertrouwen, ook bij zijn vakgenooten, geniet.
De heer Roem noemde enkele gevallen dat van elders aan
gevoerde boomen het goed doen, maar dit bewijst nog niet
veel. En waar hij sprak over een exploitatierekening, zou ik
willen vragen of men dan van allerlei onderdeelen van het
gemeentelijk beheer eigen exploitatie-rekeningen zou moeten
aanleggen. Het resultaat zou zijn, dat men een heele hoop
cijfers zou krijgen en een berg papier zou vuil maken, doch
of het in het financieel belang van de gemeente zou zijn,
dat geloof ik niet.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van Burg. en Weth. wordt zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
XVIII. Voorstel tot aankoop van het perceel Heerengracht
n°. 15 en tot beschikbaarstelling van gelden, benoodigd voor
den aankoop en de verbouwing van dat perceel.
(Zie Ing. St. No. 451).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Bosch. M. d. V, Met de meeste belangstelling heb
ik afgewacht wat heeren Commissarissen zouden antwoorden
op de vraag in de laatste vergadering door mij gedaan, en
die toen is vastgeknoopt aan de motie van den heer Fokker,
omtrent de mogelijke oprichting van een bijbank. Ik heb
verder met de meeste belangstelling de argumenten die heeren
Commissarissen hebben aangevoerd, gelezen, maar ik moet
zeggen, dat ik zeer teleurgesteld ben.
Commissarissen hebben in de eerste plaats gezegd, dat
voorziening dringend noodzakelijk is, want dat het gebouw,
waarin thans de bijbank is gevestigd, geen ruimte genoeg
biedt. Was dit het eenige, dan zou door een bijbank daarin
zijn te voorzien, want dan werd immers het bestaande minder
bezwaard.. Verder wordt gezegd, dat het gebouw uit een oog
punt van hygiëne en met het oog op brandgevaar niet voldoet.
Dit is een bezwaar voor mij van meer beteekenis. Het spijt
mij alleen maar, dat het gebouw zoo lang in gebruik is
geweest, terwijl het aan die eischen niet voldeed. Maar dit
is niet het hoofdmotief van Commissarissen. Hun hoofdmotief
is dat er geen enkele term is die tot de oprichting van een
bijkantoor kan doen besluiten, en de daaruit voortvloeiende
jaarlijks terugkeerende aanzienlijke uitgaven dus niet te
rechtvaardigen zijn. Een krasse, niet nader toegelichte uit-
spraak, en daarmede moet ik het maar doen. Ik meen echter
daarentegen dat: Wordt een bijbank gevestigd, dan zijn er
noodig een ambtenaar en een klerk. Wordt de bank uitge
breid, dan wordt aan het thans bestaande personeel een klerk
toegevoegd en de bezoldiging van den tegenwoordigen ambte
naar wordt verhoogd. Dit is ook juist. Het verschil zit dus
in het traktement van den nieuwen ambtenaar minus de
verhooging van den tegenwoordigen. Dit laatste gedeelte had
m. i. in de eerste plaats als het minst bezwaarlijke moeten
genoemd worden en het tweede gedeelte der eerste bemerking
als het zwaarst. Het meest heeft het mij getroffen, dat de
kwestie, die aanleiding geweest is tot het doen van deze
vraag door de heeren niet is onder de oogen gezien. De
vraag, waarom het ging, is deze: Is het noodig een bijkantoor
op te richten of niet? Is het, nu alle particuliere banken van
leening opgeheven zijn of worden in de eerste toekomst,
niet noodzakelijk, dat er meerdere bijbanken komen?Immers
het opheffen van die bijbanken heeft vroeger aanleiding gege
ven, dat de particuliere pandjeshuizen als paddestoelen uit
den grond verrezen. Aangezien deze tengevolge van de nieuwe
wet niet meer kunnen blijven bestaan, heeft men nu meer
behoefte, aan verschillende banken. De Bank van Leening
voorziet in eene behoefte van een tamelijk groote klasse der
burgerij. Nu is de bank op zoodanige plaats opgericht, dat
zij voor een groot gedeelte van de bewoners haast niet te
bereiken is. Ik vrees, dat men binnenkort zal moeten komen
tot het oprichten van eene bijbank; of dit na verloop van
2 of 3 jaar zal zijn, kan ik niet vooruit zeggen. Maar ik
vrees, dat het er toch van zal moeten komen. Vandaar dat
ik de aandacht van den Raad er op heb willen vestigen. Ten
slotte heb ik in het schrijven van Commissarissen eene clau
sule gevonden, die mij pijn heeft gedaan. Zij schrijven toch:
»Wij meenen ten slotte te moeten opmerken, dat zoo er
«inderdaad behoefte aan de oprichting van een derde hulp-
«kantoor zoude hebben bestaan, zulks aan Commissarissen
«niet onbekend zou zijn, en wij in dat geval bij het zoeken
«naar eene oplossing in deze, met die omstandigheid reeds
uit ons zeiven zouden hebben rekening gehouden."
Ik heb mij zelf afgevraagd: wat doet deze opmerking er bij.
Ik voor mij vertrouw, dat de Commissarissen alles doen, wat
zij kunnen. Toen ik deze kwestie de eerste maal ter sprake
bracht, heb ik door geen woord er op gezinspeeld, dat er
volgens mij iets verkeerds zou zijn. Daarom vraag ik: waar
voor dient deze clausule? Is het ter zelfrechtvaardiging, maar
dit is niet noodig, of is het bedoeld als een compliment aan
de 20 heeren, die voor het voorstel hebben gestemd, als om
te zeggen: «waar bemoeit ge u mee?" Het zou mij genoegen
hebben gedaan, wanneer deze clausule niet geschreven was
geweest.
Tot zoover over het voorstel dat de heeren gemeend hebben
niet te mogen aanbevelen, wat ik gaarne op een andere wijze
zou hebben zien toegelicht.
Nu over de huizen zelve. Ik begrijp niet, dat Commissarissen,
ik zou haast zeggen, zoo boud voor den dag kunnen komen
omtrent dingen, die wij allen kunnen zien. In de laatste ver
gadering werd ons een huis te koop aangeboden voor ƒ7800,
waaraan weinig zou behoeven verbouwd te worden. En nu
komt er een bedrag voor verbouwing bij, even groot als
waarvoor het huis kan worden gekocht, te zamen een bedrag
waarvoor men een geheel nieuw gebouw kan krijgen, waar
van de Ingenieur van de gemeente zegt, dat het geheel
brandvrij zal zijn. en geheel naar de eischen des tijds inge
richt, een clausule die niet gebruikt wordt bij de bespreking
van de drie thans in geding zijnde gebouwen.
Waar men nu voor hetzelfde bedrag het ideaal kan krijgen
van hetgeen men noodig heeft, komt het mij niet verstandig
voor een huis te koopen, waaraan men ongeveer precies zoo
veel te verbouwen heeft als het bij aankoop kost.
De heer Botermans. M. d. V. Ik begin met hulde te brengen
aan heeren Commissarissen van de Bank van Leening voor
de moeite die zij zich getroost hebben. Maar wanneer ik nu
de drie aangeboden perceelen beschouw, dan kan ik mij niet
begrijpen, dat men een oud huis wil gaan aankoopen, dat
geheel zal moeten worden verbouwd. Als men een oud huis
gaat opknappen, kan men wel aan het opknappen blijven;
vandaag moet dat in orde worden gemaakt, morgen ontdekt
men weer iets anders dat niet in orde is. En daarom zou
ik willen voorstellen om liever over te gaan tot het stichten
van een nieuw gebouw.
Ik weet, dat een terrein is aangeboden aan den Heeren
singel tegen 5.50 de M*. En ik geloof, dat het veel beter
is een nieuw gebouw te stichten dan een van deze oude
huizen aan te koopen.
De heer Sijtsma. Het is mij tot op zekere hoogte gegaan