402 DONDERDAG 48 JULI 4912. een te royale stemming bij de uitvoering en zou de gemeente duur te staan komen. Wij moeten ramen zooals wij meenen dat naar de werke lijkheid geraamd moet worden. Dat kan dan mee- ot tegen vallen. En nu bet gebleken is, zooals ik heb aangetoond, dat de ramingen meer mede- dan tegenvallen, is, wanneer een enkele maal een tegenvaller moet geboekt worden, een protest tegen te lage ramingen zeker niet op zijn plaats. In het belang van de gemeente mogen en zullen Burgemeester en Wet houders geen anderen weg inslaan. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XI. Verzoek van de vereeniging der Leidsche Christen Stu denten om vergunning tot het maken van een houten ge bouwtje in den tuin van het perceel Rapenburg n°. 4. (Zie Ing. St. No. 447). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming conform het praeadvies besloten. XII. Voorstel tot verhuring van de perceelen, gemeente Oegstgeest, Sectie E nis 79 en 80, aan de weduwe C. Dieben Biesiot. (Zie Ing. St. No. 158). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming conform het praeadvies besloten. XIII. Verzoek van Gebrs. A. P. en P. A. Vos ter bekoming van een 3-tal uitwegen van hun land te Noordwijkerhout naar de Haarlemmertrekvaart. (Zie Ing. St. No. 454). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming conform het praeadvies besloten. XIV. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de kosten van aanschaffing en plaatsing van een urinoir op het Stationsplein van de Hollandsche IJzeren Spoorweg- Maatschappij. (Zie Ing. St. No. 157). De heer Bosch. M. d. V. Ik zou gaarne eene vraag beant woord zien. Bij de lezing der betreffende stukken is mij gebleken, dat de maatschappij zich het recht voorbehoudt om de toestemming tot het plaatsen van een dergelijk gebouwtje op te zeggen. Ik weet, dat zulk eene bepaling wel eens meer voor den vorm wordt gesteld, terwijl men van te voren weet, dat de toe stemming voor een betrekkelijk langen tijd van kracht zal zijn. Nu zou ik gaarne willen weten of Burgemeester en Wethouders die zekerheid ook hebben. Is dit het geval, dan keur ik het voorstel goed, in het andere geval, acht ik het gevaarlijk het aan te nemen. De Voorzitter. De toestemming is gegeven, met inachtneming der conditiën die er bestaan tusschen de Maatschappij en den Minister van Waterstaat. Een dergelijke bepaling wordt daar altijd bij opgenomen. Ik geloof niet, dat wij behoeven te vree zen, dat het urinoir daar niet zal kunnen blijven staan. De heer Fokker. M. d. V. Ik heb met belangstelling van dit voorstel kennis genomen, en nog te meer, omdat mij bekend was, dat vlak bij de plaats waar dat urinoir zal worden geplaatst, de Vereeniging tot Bevordering van het Vreemde lingenverkeer een bureau gaat oprichten. Nu ben ik bevreesd, dat, wanneer het urinoir wordt gebouwd op het bedoelde terrein dit een ernstigen misstand zal opleveren, en boven dien de toegang tot dat bureau door dit urinoir zal worden gemaskeerd. Ik geloof, dat deze plaats ongelukkig is gekozen. Ik maak er niemand een verwijt van, omdat men niet kon weten, dat de plannen der Vereeniging tot Bevordering van het Vreemdelingenverkeer, reeds zoo ver waren gevorderd. Ik zou Burgemeester en Wethouders toch willen verzoeken de voordracht aan te houden, en met het Bestuur der ge noemde vereeniging in overleg te treden, ten einde eene plaats te vinden die beter is geschikt. Thans ben ik bang dat de belangen van het Vreemdelingenverkeer en derhalve van de gemeente hierdoor worden geschaad, De heer van der Elst. M. d. V. Is het de bedoeling, dat het urinoir wordt voorzien van waterspoeling? De heer Korevaar. M. d. V. Ik wil het denkbeeld van den heer van der Eist wel in overweging nemen, maar tegen woordig wordt veelal torfiet gebruikt. Dit bevalt ons zeer goed en is in het gebruik veel voordeeliger dan de dure waterspoeling. De heer Fischer. Afgescheiden van hetgeen door den heer Fokker is opgemerkt over de plaatsing van het urinoir in verband met de plannen der Vereeniging tot bevordering van het Vreemdelingenverkeer, zou ik willen wijzen op eene andere reden, waarom de plaats niet gelukkig mag genoemd worden. Komt het urinoir op het voorgestelde terrein, dan wordt hierdoor eene groote ruimte aan het Stationsplein onttrokken, dat toch al hoe langer hoe kleiner is geworden. Ik heb de teekeningen eens nagegaan, en zou willen voorstellen het urinoir achteruit te plaatsen, tusschen het huisje van den wegopzichter en het gebouwtje van de Vereeniging van Vreemdelingenverkeer, anders zal het eerste gebouw dat men ziet, wanneer men Leiden binnenkomt, dit urinoir zijn, en dat is geen aanbeveling. Bovendien neemt het noodeloos ruimte in van het toch al betrekkelijk kleine Stationsplein, dat voor een deel al volgebouwd is met bet gebouw van de "Noord-Zuidhollandsche tram en waarop allerlei sporen liggen. Ik zou dus wel in overweging willen geven om te zien naar een betere plaats. De heer Roem. Ik ben tegen elk voorstel om op het stationsplein een urinoir te plaatsen. Wanneer daar een urinoir moet zijn, dan moet het een ondergrondsche worden, zooals men die in groote steden aantreft. Dat zal zeker meer kosten, maar dien weg moet het toch uit. Vroeger hebben wij er al eens over gesproken om zulk een ondergrondsch urinoir te plaatsen bij de Korenbeurs, maar die plaats was daarvoor ongeschikt. Hier hebben wij evenwel voldoende diepte, en daarom moet men er hier toe overgaan. De heer Vergouwen. M. d. V. Naar aanleiding van hetgeen de heer Fokker heeft opgemerkt omtrent het bureau voor het vreemdelingenverkeer, zou ik willen vragen, of het niet op den weg van de Vereeniging tot bevordering van het vreem delingenverkeer kan liggen, om een kabinet van dien aard te exploiteeren Het gebouwtje zou dan daar juist zeer goed komen te staan. Het is toch volstrekt niet zoo zonderling, dat een vereeniging die zich ten doel stelt de bevordering van het vreemdelingenverkeer, ook in dit opzicht het belang van het reizend publiek bevordert. Wanneer genoemde vereeniging een goede gelegenheid, kon maken en exploiteeren, zou het voor de gemeente overbodig zijn daar een urinoir te plaatsen en waren alle bezwaren ondervangen. De Voorzitter. Er zijn nu wel allerlei plannen door de heeren aangegeven, en er wordt reeds gesproken over een ondergrondsch urinoir of over andere inrichtingen, maar dat brengt ons niets verder. De H. IJ. S. M. heeft ons toestemming gegeven om op de aangegeven plaats een urinoir te zetten, de Minister van Waterstaat heeft dit gesanctionneerd en nu geldt het: e'est a prendre oualaisser. Een urinoir of geen urinoir. Bovendien zal het urinoir ook niet komen te staan vlak voor het nieuwe gebouw van de Vereeniging tot bevordering van Vreemdelingenverkeer, aangezien het komt te staan op de scheidingslijn van dat nieuwe gebouw en de reeds bestaande loods; alleen de trottoir band schiet er iets voor. Wat betreft het denkbeeld van den heer Fischer om het gebouwtje wat naar achteren te plaatsen, daaraan kan niet worden tegemoetgekomen, want daar komt juist het bureau van Vreemdelingenverkeer. Zooals ik reeds zeide, wij hebben geen andere plaats kunnen krijgen. Hetgeen wij nu voorstellen is alles wat de H. IJ. S. M. heeft willen toestaan, en al wil ik gaarne toezeggen, dat wij nogmaals moeite zullen doen om een andere plaats te krijgen, zou ik toch den heeren willen aanraden om mede te gaan met dit voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer Roem. M. d. V. Ik zou Burgemeester en Wet houders willen uitnoodigen een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid om daar ter plaatse een ondergrondsch urinoir te maken. De heer Korevaar. M. d. V. Naar aanleiding van het voorstel van den heer Roem om een ondergrondsch urinoir te bouwen wil ik een enkel woord in het midden brengen. Te Scheve- ningen heeft men bij het Kurhaus een ondergrondsch urinoir gebouwd. Dat heeft gekost ƒ40.000.De grond was daar uiterst geschikt, het was n.l. zandgrond en lag boven water peil. Waterdichte werken behoefden derhalve niet te worden gemaakt, de afvoer van urine en faecalien was gemakkelijk te regelen. Het was een betrekkelijk eenvoudig werk. Wil men zoo iets hier tot stand brengen en onder de straat toch eene behoorlijke hoogte verkrijgen, dan daalt men onder de waterlijn. Hierdoor heeft men waterdicht werk noodig; de afvoer eischt bijzondere werken. Het zou hier dus waarschijn lijk nog duurder uitkomen. Dit voorstel is dus niet aan te bevelen. Er is nog een bezwaar. Zulk eene inrichting is niet be vorderlijk voor de zedelijkheid, tenzij men daar voortdurend eene heele strenge bewaking heeft, en wil men dit, dan worden de exploitatiekosten zeer duur. Nu vraagt de heer Roem slechts om een onderzoek in te stellen. M. d. V. Men kan naar alles wel een onderzoek in stellen, het kost echter papier, tijd en veel geld, en wanneer

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 4