DONDERDAG
18 JUIL 1912.
die deze order heeft uitgevaardigd. Wij kunnen het er niet
bij laten door te zeggenMij is van zulk een order niets
bekend.
Ik geloof, dat Burgemeester en Wethouders een streng
onderzoek behooren in te stellen, nu een dergelijk feit hier
ter sprake is gebracht van meer dan eene zijde. Het is m. i.
niet noodig, dat uit den Raad een motie daartoe wordt inge
diend. Ik hoop, dat- Burgemeester en Wethouders ons de
toezegging zullen geven hiernaar een onderzoek in te zullen
stellen, en dat de uitslag daarvan aan den 'Raad zal worden
bekend gemaakt. Naar aanleiding van deze brandweerkwestie
zou ik gaarne nog eene vraag doen, n 1.Is het juist, hetgeen
mij ter oore is gekomen, dat bij den laatsten brand te Zoeter-
woude de Commandant en Ondercommandant der brandweer
zich beiden buiten de gemeente hebben begeven, terwijl den
opperbrandmeester der stoomspuit daar niets van bekend was,
en het hem eerst is gebleken toen de spuit terug is gekeerd.
Dat wijst, meen ik, op een minder gepasten toestand bij den
brandweer. Misschien willen Burgemeester en Wethouders
hiernaar een onderzoek instellen.
De Voorzitter. Op hetgeen u het eerst hebt gezegd, zal ik
niet verder ingaan. Als u mij niet wilt gelooven, dan behoef
ik ook niet te antwoorden. Ik heb natuurlijk een onderzoek
ingesteld; maar zegt u desondanks: wat de Burgemeester
beweert, dat beteekent niets, maar wat anderen zeggen, dat
is waar, dan acht ik het niet noodig daar verder over te
spreken.
Wat betreft het feit, dat de Commandant en de Onder
commandant tegelijkertijd buiten de gemeente zijn geweest,
dat is volkomen waar. Het is wel is waar beter, dat dit niet
gebeurt, maar u moet niet vergeten, dat het niet is gebeurd met
de bedoeling om samen nu eens tegelijkertijd de gemeente te
verlaten. Ook ik zou te goeder trouw daarin kunnen dwalen.
Toen eenigen tijd geleden Voordorp in brand stond, werd mij
om assistentie gevraagd. De heer de Zwart en ook ik zelf zijn
daar heen gegaan, maar het is niet bij mij opgekomen: daar
staat nu de Commandant en de Ondercommandant en nu is
er in Leiden geen hoofd van de brandweer. Dat ligt geheel
aan den bouw der gemeente. Men weet hier soms zelf niet, of
men buiten de gemeentegrens is. De Commandant heeft erkend,
dat hij verkeerd heeft gehandeld, maar het was ondoordacht
gebeurd. Bij den brand in Voordorp heeft niemand er aan
gedacht, er is ook niemand geweest, die er aanmerking op heeft
gemaakt. Wanneer er op grooten afstand brand uitbrak en men
zou mij vragen om een spuit daarheen te zenden, zou ik natuur
lijk weigeren, maar met Voordorp was dat wat anders. For
meel is de zaak evenwel niet in orde en daarom zal het ook
niet meer voorkomen.
Wat het feit betreft, dat de opperbrandmeester niet is
gewaarschuwd, daaromtrent heb ik inlichtingen ingewonnen
en het is mij gebleken, dat hij niet met bedoeling is overge
slagen bij het telefoneeren, maar men heeft op het bureau
vergeten hem te waarschuwen. Dat is een fout, maar dat
verzuim ligt nietbij den commandant.
De heer Fokker. M.d. V. Ik zou het betreuren, wanneer u
meende, dat hetgeen u zegt, door mij niet au serieux wordt
genomen. Wanneer u zegt: ik weet er niets van, dan geloof
ik dit gaarne. Maar dan zijt u niet goed ingelicht en heeft
u uwe informatie niet voldoende genomen.
De Voorzitter. Waarom hecht u toch altijd meer waarde
aan de getuigenissen van anderen dan aan de inlichtingen,
die ik u na onderzoek verstrek. Men baseert zich zoo dikwerf
op allerlei verhalen. Noem nu eens den man die u het gezegd
heeft. Laat men toch niet altijd komen met verhalen, maar
met feiten. Ik kan den heeren verzekeren, dat de Commandant
handelt overeenkomstig art. 24 van de in 1909 vastgestelde
verordening. En wat het watergeven aangaat, heeft de com
mandant mij uitdrukkelijk gezegd, dat hij daaromtrent geen
order heeft gegeven.
De heer van der Lip. Ik zou deze meer algemeene opmer
king willen maken, dat ik niet begrijp waartoe het dient om
dergelijke zaken dadelijk in het openbaar te bespreken.
Waarom gaan de heeren die klachten hebben over de brand
weer, niet eerst naar den Burgemeester als hoofd van de
brandweer en zeggen daar: dit of dat is ons medegedeeld,
hoe zit dat? Waarom moet zoo iets dadelijk in openbare
zitting worden besproken Bovendien, wat werkt zoo'n debat
uit? De Burgemeester zegt: mij is van zulk een order niets
bekend. De heeren Fokker c. s. zeggen: ons wel. Laten de
heeren dan liever naar den Burgemeester gaan en hem met
opgave van hun bronnen precies zeggen wat zij vernomen
hebben. Dan zou deze zaak nader onderzocht kunnen worden;
maar er op deze wijze over debatteeren, komt mij totaal
nutteloos voor.
De heer Pera. Ik wensch even op te komen tegen het
betoog zooeven door den heer van der Lip gehouden. Mij
dunkt dat het zeer noodig was om deze zaak thans hier ter
sprake te brengen. In geheel Leiden was men van meening,
dat ten aanzien van de brandweer een allerdwaaste bepaling
bestond in de Verordening. Wat is nu beter: die meening te
laten bestaan, of de zaak in het publiek te bespreken, waar
door het blijkt, dat men toch niet zoo dwaas is geweest een
dergelijke bepaling te maken. Hoe meer publiciteit, hoe beter
dan wordt aan dergelijke geruchten een einde gemaakt.
Het verbod tot handelend optreden is dus niet in de ver
ordening te vinden, en moet derhalve wezen een afzonderlijke
lastgeving.
De heer Vergouwen. M. d. V. Ik sluit mij in hoofdzaak
aan bij hetgeen door den heer Pera is gezegd. Ik dank u
voor de inlichting door u verstrekt. Ik kan dus resumeeren,
dat de ongerustheid, die er bestond, omdat men meende, dat
er gewacht moest worden op den commandant alvorens de
spuiten water mochten geven, geen reden heeft van bestaan.
Men kan derhalve bij het uitbreken van brand gerust zijn.
Het is gebleken, dat bij den brand aan de flooglandsche Kerk-
koorsteeg een misverstand heeft plaats gegrepen. In zooverre
mogen wij er ons over verheugen, dat deze zaak in den Raad
ter sprake is gekomen en niet in de eerste plaats alleen met
u is besproken geworden.
Wij zijn hierdoor een stap verder gekomen, niet alleen
wat betreft de gerustheid, maar ook wat aangaat het belang
der ingezetenen. Ik kan u de verzekering geven, dat Leiden
heel gunstig bekend staat, wat betreft het blusschen van
branden, waarmee de Assurantie Maatschappijen rekening
houden. Dit was oorzaak, dat de premie voor Leiden verlaagd
kon worden Wanneer naar buiten bekend werd, wat aan de
Hooglandsche Kerkkoorsteeg was gebeurd, dan zou men daar
last mee krijgen. Vandaar dat het goed is geweest, dat de
zaak in den Raad ter sprake is gebracht. Nu weet men, dat
wanneer ergens brand uitbreekt, dadelijk het vuur aangepakt
zal worden.
De Voorzitter. Ik wil alleen nog opmerken, dat het opont
houd is veroorzaakt door eene vergissing van de telephoon-
juffrouw, die Pieterskerkkoorsteeg heeft gealarmeerd.
De heer Botermans. Ik heb er mij zelf van overtuigd. Ik
was er vroeg bij en ben toen naar het Weeshuis geloopen.
Dat was om ongeveer halfacht. Ik vroeg waarom er niet uit
gerukt werd en kreeg toen ten antwoordDat mogen wij niet
voor den Commandant. Eerst moet hij dit gelasten.
De Voorzitter. Maar dat is een ander geval. Dit is niet
de kwestie van het water geven, maar van het uitrukken.
En dat mochten zij niet, omdat niet was gealarmeerd. Volgens
de bestaande verordening mogen zij alleen uitrukken na
alarm B.
De heer Botermans. Maar de jongens wisten toch dat er
brand was?
De Voorzitter. Dan hadden zij niets anders te doen dan
te telephoneeren, om het alarmsein te ontvangen.
Ook kan men het de telephoonjuffrouw zoo kwalijk niet nemen.
Iedereen kan zich wel eens vergissen. Zoodra er brand is in
de buurt van een spuit, heeft men niets anders te doen
dan om alarm te vragen. Dan wordt direct gealarmeerd en dan
mag de spuit uitrukken. Zoo luidt de verordening. Is nu die
verordening gehandhaafd ja of neen?
De heer Botermans. Neen, M. d. V.
De Voorzitter. Dat kunt u gemakkelijk zeggen; u hebt
de zaak niet onderzocht. U zegt eerst half acht en later 10
minuten over halfacht, u weet het dus zelf ook niet meer zoo
precies. Nu zegt u welneen, maar hoe wilt u dat beoordeeleri?
De heer Bosch. M. d. V. Ik wil een enkel woord zeggen
over dat alarmstelsel. Lang geleden, voor dezen brand, heb
ik er over hooren spreken. Men heeft toen de opmerking
gemaakt, dat ons alarmsysteem niet goed in elkaar zat, maar
ik heb mij getroost met de gedachte, dat men de zaak wel
onderling zou regelen. De Commandant toch had gezegd, dat
hij de zaak in studie had genomenteneinde een middel ter
vereenvoudiging te beramen. De groote moeilijkheid is, dat
de alarmsignalen loopen over de gewone telefoonlijn.
Ik zou het volgende denkbeeld in overweging willen geven,
natuurlijk ik geef het voor beter. Bij de tegenwoordige rege
ling geldt alarm A voor den ordonnans, den Commandanten
den Ondercommandant en alarm B voor de opperbrand-
meesters, den machinisten den stoker. Wanneer wij een regeling
hadden, waardoor de mededeeling tegelijkertijd aan den
Commandant, opperbrandmeester en de brandmeesters kon ge
schieden, dan waren wij een heel eind verder. Bij een brand
is altijd haast. Nu de zaak toch in onderzoek is, zou ik
werkelijk in overweging geven om wat spoed te maken met
het in elkander zetten van het alarmstelsel, al ware het door
middel van den klokkendienst.