DONDERDAG
27 JUNI 1912.
93
alleen den raad geven eens ter plaatse te gaan kijken; dan
zal hij zien, dat het dringend noodzakelijk is, dat die vloer
vernieuwd wordt, hij is verzakt en zit vol scheuren. Ik kan
nu niet uitwijden over de vraag, hoe dat gekomen is en bij
wien de fout zit. Als men echter met den bestaanden toestand
rekening houdt, dan zal iedereen en de heer Botermans als
deskundige in de eerste plaats zien, dat verbetering dringend
noodzakelijk is. Waar er nu toch in den grond gewerkt moet
worden is het thans tevens de aangewezen gelegenheid, om
meteen de vloer te verbeteren. Den heer Botermans bevreemdt
het dat de vloer nu al verbetering behoeft. Maar dat is niets
nieuws, wij zijn daarmede allang bezig. Ik meen, dat al jaren
lang de vloeren van het Slachthuis hersteld worden.
De heer Botermans. M. d. V. Ik vind het een treurige
zaak. dat die vloer zoo slecht gemaakt is, dat wij nu zoo
groote kosten moeten maken.
De Voorzitter. Hebt u anders geen bezwaren?
De heer Botermans. Neen, M. d. V.
De beraadslaging wordt gesloten.
Beide punten van het voorstel worden zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
XIV. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke
directe belasting, dienst 1911.
(Zie Ing. St. No. 143.)
De Voorzitter. In de voordracht No. 143 komt nog de vol
gende verandering. Onder de te handhaven aanslagen moet
worden gebracht achter P. H. Schutte: F. Th. van Velzen (13)
en moet vervallen«wegens nader aangevraagde kinderaftrek
vermindering van den aanslag te verleenen aanF. van Vel
zen (13)." Dat is een schrijffout, die man was kinderloos.
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
overeenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethou
ders besloten.
De Voorzitter. Alvorens nu verder de rondvraag te doen,
zou ik het woord wenschen te geven aan prof. Heeres, die
er om gevraagd heeft.
De heer Heeres. M. d. V. Ik heb zooeven al bemerkt, dat
de leden van den Gemeenteraad verlangen naar een geheime
zitting en dat is dus een reden om nog korter te zijn dan ik
reeds van plan was. De vraag, die ik aan Burgemeester en
Wethouders wenschte te stellen is van zeer eenvoudigen
aard. Zij houdt verband met de kermis, die onlangs op het
terrein bij het Posthof heeft plaats gehad. Wanneer op het
oogenblik de vergadering werd gepresideerd door den Burge
meester, dan zou ik in de eerste plaats een vraag aan den
Burgemeester hebben willen stellen. En wel deze: Welke
motieven hebben den Burgemeester ertoe geleid, om toe
stemming te geven tot het houden van een kermis op het
terrein bij het Posthof, nadat nog niet zoo heel lang geleden
een besluit van den Gemeenteraad is gevallen, om de publieke
kermissen af te schaffen?
Alleen met het oog op het feit, dat de Burgemeester niet
aanwezig is, wensch ik die vraag niet te stellen, doch wensch
mij slechts te bepalen tot een andere vraag, die, hoewel
zijdelings, toch wel degelijk verband houdt met de kermis,
die wij nu pas hebben gehad op het terrein bij het Posthof.
Er wordt gezegd ik zeg er uitdrukkelijk bij. dat ik voor
de waarheid van het feit niet insta dat de inrichting van
die kermis voor een gedeelte is geleid door een ambtenaar
van de gemeente, nl. door den Markt- en Havenmeester, terwijl
op het terrein van de kermis ook andere ambtenaren en
beambten van de gemeente werkzaam zijn gezien. Nu wordt
erbij verteld, dat er toestemming zou zijn gegeven door Burge
meester en Wethouders aan den Markt-en Havenmeester, om
op het terrein bij het Posthof werkzaam te zijn voor de inrichting
van die kermis. Zooals ik reeds u heb medegedeeld, toen ik
u schriftelijk vroeg, om hieromtrent een vraag aan Burge
meester en Wethouders te mogen stellen, ik kan mij niet
voorstellen, in de verste verte niet, dat Burgemeester en
Wethouders een dergelijke toestemming zouden hebben kunnen
verleenen. Ik heb de vraag dan ook daarom alleen gesteld,
om Burgemeester en Wethouders in de gelegenheid te stellen,
pertinent hier te verklaren, dat, al mocht de toestemming
tot het houden van die kermis zijn gegeven, er noch aan den
Havenmeester, noch aan iemand van het personeel een der
gelijke toestemming is gegeven. M. d. V. U zoudt mij ten
zeerste verplichten, door mij op die vraag een antwoord te geven.
De Voorzitter. Het spijt mij, dat Burgemeester en Wet
houders niet in allen deele kunnen voldoen aan hetgeen de
heer Heeres verlangt. Burgemeester en Wethouders zouden
gaarne gebruik maken van het bepaalde in art. 37 van het
reglement van orde, waarin wordt gezegd
«Indien een lid ten aanzien van een onderwerp, hetwelk
vreemd is aan de orde van den dag, inlichtingen van den
Voorzitter of de Wethouders verlangt, heeft hij tot het "doen der
vragen verlof van de vergadering noodig. Wordt dit verleend,
zoo geeft de Burgemeester of een der Wethouders aanstonds,
of in eene volgende vergadering de verlangde inlichtingen."
Burgemeester en Wethouders zouden gaarne die bevoegd
heid reserveerenom in een volgende vergadering antwoord
te geven op uw vraag.
De heer Heeres. M. d. V. Mag ik nog een enkele vraag
doen? Is het eenigermate zeker, wanneer die vergadering zal
plaats hebben?
De Voorzitter. Precies zou ik het niet kunnen zeggen.
Vermoedelijk over drie weken.
De heer Heeres. M. d. V. Is het mogelijk dat die verga
dering den 1len Juli wordt uitgeschreven Óf weet u het niet
De Voorzitter. Ik geloof, dat de Burgemeester den 10e»
of Hen Juli terugkomt.
De heer Heeres. M. d. V. Wanneer de vergadering later
wordt gehoudendan zou ik niet kunnen, daar ik dan uit
de stad ben.
De Voorzitter. Het zal vermoedelijk den 18en Juli zijn,
dus over drie weken. Heden over drie weken, den 18«n Juli,
zal weder een vergadering worden uitgeschreven.
De heer Heeres. M. d. V. Zou ik mogen vragen ik hoop
niet dat het onbescheiden zal zijn of een antwoord op een
dergelijke vraag zoo ingrijpend is, dat dit nog een paar weken
moet worden uitgesteld? Gisteren heb ik gevraagd, of ik de
vraag mocht stellen. Burgemeester en Wethouders zullen dus
wel op de hoogte zijn geweest van hetgeen ik wenschte te
vragen. Ik heb uitdrukkelijk gezegd, dat ik de eerste vraag
niet zou stellen, zoolang de Burgemeester niet terug is. Ten
opzichte van deze andere vraag zou ik u echter willen vragen,
of er geen bizondere bezwaren bestaan, om daarop thans een
antwoord te geven.
De Voorzitter. Dezen brief heb ik gisteren van u ontvan
gen, dat is juist, en ik dank u voor de tijdige mededeeling.
Die apprecieeren Burgemeester en Wethouders en ik in de
eerste plaats. Het geval wilde echter juist, dat ik hedenoch
tend vroeg al uitstedig moest zijn en eerst om ruim 2 uur
terug kon komen, dat is ook de reden, dat de vergadering
heden is bijeengeroepen om 2-| uur, in plaats van om 2 uur.
Door die onvoltalligheid en door afwezigheid van den Burge
meester zijn Burgemeester en Wethouders niet in staat, op
het oogenblik op uwe vragen te antwoorden. Wij zouden
vreezen onvolledig, misschien onjuist te zijn en daarom hebben
wij gemeend, dat het beter is, de beantwoording van deze
vragen uit te stellen tot een volgende vergadering.
De beer Heeres. M. d. V. Dan moet ik mij daarbij neer
leggen, maar ik moet daaruit opmaken, dat uit uw antwoord
blijkt, dat u niet zeer beslist een ontkennend antwoord op
mijn vraag zult kunnen geven.
De Voorzitter. Op het oogenblik zal ik daarover zwijgen.
De heer Pera. M. d. V. Ik wilde gaarne even zeggen dat
het mijn voornemen was geweest, over deze aangelegenheid
te spreken, maar met het oog op hetgeen u gezegd hebt en
iu afwachting, dat de Burgemeester terug zal zijn, behoud ik
mij voor, daarop later terug te komen.
De heer Briët. M. d. V. Ik wensch op deze zaak verder
niet in te gaan, maar ik wilde wel zeggen, dat het mij heeft
gespeten, dat die vergunning is verleend. Ik hoop, dat die
in het vervolg niet zal worden verleend, met het oog op het
vele rumoer en de onordelijkheden, waarmede dat feest is
gevierd.
Ik wilde ook nog een andere zaak aanioeren en wel deze,
dat het mij in hooge mate heeft geërgerd dat is een
kwestie, die beslist Burgemeester en Wethouders en niet den
Burgemeester alleen aangaat dat Burgemeester en Wet
houders verlof hebben gegeven, om twee Zondagen achter
elkaar dat feest te vieren en de kermis te doen houden.
Krachtens de Zondagswet komt aan Burgemeester en Wet
houders de bevoegdheid toe daarvoor verlof te geven. Terwijl
vroeger de kermis beperkt werd van Maandag tot Zaterdag,
hebben Burgemeester en Wethouders nu verlof gegeven
terwijl thans de kermis is afschaft, de meerderheid van den
Raad zich dus tegen de kermis heeft verklaard om op twee
Zondagavonden kermis te doen houden. Ik zal niets anders
zeggen, dan dat mij dat ten zeerste heeft geërgerd.
De Voorzitter. Dat punt kan dan ook ter sprake komen
in de volgende vergadering, tegelijk bij de bespreking van
dat andere punt.
Daarmede hangt het wel eenigszins samen.
De heer Briët. M. d. V.! Ik vind de houding van Burge-