87 begrotingswijzigingen te besluiten, door vaststelling van den hierbij overgelegden staat model C, dienst 1912. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. No. 154. Leiden, 6 Juli 1912. In nevensgaand adres verzoeken A. P. Vos en P. A. Vos te Noordwijkerhout een drietal uitwegen te mogen hebben van hun land te Noordwijkerhout naar de Haarlemmertrek vaart. Blijkens mondelinge toelichting van den waarnemend Directeur van Gemeentewerken is het de bedoeling van adressanten om een gedeelte van den berm te koopen en wel hetzij de op de situatieteekening rood getinte uitwegen a, b en c, resp. groot +35, 40 en 35 M2, hetzij de geel ge tinte strook (met inbegrip der uitwegen), groot ongeveer 1800 M2. In het eerste geval zijn zij bereid 1.per M2. berm te betalen, terwijl zij voor de strook van 1800 M2. 1000 willen geven, d. i. ongeveer 0,55 per M2. Tegen den verkoop op zich zei ven bestaat noch bij de Commissie van Fabricage, noch bij ons College bezwaar, op grond van ons reeds meermalen uitgesproken gevoelen, dat de gemeente bij het behoud van stukken berm, zoover buiten het grondgebied van de gemeente gelegen, geen belang heeft. Maar den geboden koopprijs achten wij met de Commissie van Fabricage niet voldoende. In den loop der jaren toch zijn de koopprijzen voor berm- grond nabij de Haarlemmertrekvaart voortdurend gestegen en werd al naarmate de gronden bij of verder van Piet Gijzenbrug waren gelegen, in plaats van 0,70 en 1 een prijs van 1,en 1,80 per M2 bedongen. En aangezien nu de strook van 1800 M2 te vergelijken is met den bermgrond bij Duin en Dal, waarvoorbij Uw besluit van 25 Februari 1909 ("Handelingen blz. 24) als koopprijs 1,per M2 werd vastgesteld, dient ook voor deze strook de koopprijs op 1,— per M2. gesteld te worden, terwijl voor de rood getinte kleine stukjes bermgrond, waarvoor uit den aard der zaak iets meer kan worden gevraagd, de prijs op 1.30 per M2 moet worden bepaald. Behalve de genoemde prijzen zal dan verder nog in reke ning gebracht moeten worden 0,05 per M2 voor de stoven en 0,015 per M2 en per hakjaar (in 1907 werd voor't laatst gehakt) voor het op den berm staand hout. Met het door den waarnemend Directeur opgeworpen denk beeld, om de uitwegen, wanneer adressanten den gevraagden prijs niet willen geven, in huur af te staan kunnen, zooals te begrijpen is, noch de Commissie van Fabricage, noch ons College zich vereenigen. Op behoud van den verafgelegen bermgrond wordt geen prijs gesteld en afstand anders dan in eigendom achten wij daarom verkeerd. Op grond van een en ander geven wij Uwe Vergadering mitsdien in overweging ons te machtigen aan adressanten te berichten, dat de gemeente alleen dan bereid is tot den ver koop over te gaan, bijaldien zij voor de geel getinte strook van 1800 M2 een koopprijs van 1,per M2 en voor de 3 rood getinte uitwegen 1,30 per M2 willen betalen, een en ander vermeerderd met 0.05 per M2 voor de stoven en 0.015 per M2 en per hakjaar voor het op den bermgrond staande hout. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der Stad Leiden M. M. Ondergeteekende Gebroeders A. P. en P. A. Vos, Landbou wers wonende te Noordwijkerhout geven met de verschuldigde eerbied te kennen Dat zij hun land, grenzende aan het jaagpad langs de Leidsche Vaart, gaarne hiermede in verband brengen Dat Zij U Ed. verzoeken hun een uitweg te verleenen voor de perceelen Sectie C, No. 162—No. 163, gezamentlijk een ter grootte van plus minus 35 a 40 vierkante Meter, voor perceelen 164 en 167 eveneens een uitweg en grootte als voren en voor perceel 171 eveneens een uitweg als voren, te zamen 3 uitwegen te bestemmen als overweg om van uit de Leidsche vaart mest en anderszins te brengen op hun landerijen. Hetwelk doende enz. Hoogachtend U Ed. dw. dnr., Gbrds. A. P. Vos en P. A. Vos. Noordwijkerhout, 28 Mei 1912. N°. 155. Leiden, 8 Juli 1912. Wij hebben de eer Uw College, overeenkomstig art. 2 der Verordening van 7 Mei 1896, Gem.blad N°. 6, ter vervulling der vacature, die in de Commissie van Toezicht op het Middel baar Onderwijs ontstaat door het periodiek aftreden van den heer A. L. Reimeringer, de volgende aanbeveling te doen toe komen N°. 1. A. L. REIMERINGER. No. 2. Dr. A. BEETS. De Commissie van Toezicht opt. M. O. P. Zeeman Gz., Voorzitter. Q. J. Terpstra, Secretaris. Aan den Raad der Gemeente Leiden. N°. 156. Leiden, 9 Juli 1912. Bij raadsbesluit van 20 Augustus 1896 (Ingek. Stukken No. 182 van 1896) werd aan de gemeente-ambtenaren en be dienden, daaronder begrepen de vaste stads werklieden en de vaste werklieden der Stedelijke Gasfabriek, de verplichting op gelegd om binnen de gemeente te wonen. In tweeërlei opzicht dient dit raadsbesluit te worden aan gevuld en gewijzigd. In de eerste plaats toch zijn sommige gemeente-ambtenaren, zooals b.v. het personeel verbonden aan de gestichten «Ende geest", «Voorgeest" en «Rhijngeest", uit den aard van hunne betrekking genoodzaakt buiten de gemeente te wonen en dient dus ten opzichte van hen eene uitzondering te worden ge maakt. Vandaar dat in artikel 1 der hierachter afgedrukte concept-verordening zijn opgenomen de woorden «voorzooveel zij niet bepaaldelijk hunne betrekking buiten de gemeente moeten uitoefenen." De tweede moeielijkheid, die zich heeft voorgedaan en die wijziging van het besluit van 1896 wenschelijk maakt, is deze. Ofschoon het raadsbesluit o. i. zeer duidelijk de verplichting oplegt om in de gemeente te wonen, is het ons gebleken, dat eenige ongehuwde ambtenaren het voorschrift hebben ontdo ken, door wel in Leiden hun domicilie te kiezen, doch daar niet tevens feitelijk te wonen. Zij hebben enkel in deze ge meente een adres, doch wonen feitelijk in Voorschoten, Oegst- geest of Zoeterwoude. Dit nu kan zeer zeker niet de bedoeling van het raadsbe sluit geweest zijn en het komt ons daarom voor, dat het gewenscht is, teneinde alle twijfel op te heffen en ontduiking, die thans nog slechts op zeer kleine schaal heeft plaats ge had, tijdig tegen te gaan, dat het besluit in dien zin worde aangevuld, dat cfe verplichting wordt opgelegd om in Leiden niet alleen woonplaats te hebben, doch daar ook feitelijk te wonen, zoools o. a. ook in de desbetreffende verordening der gemeente Utrecht is bepaald en ook in de voorschriften, die in vele andere gemeenten gelden, te lezen is. In artikel 2 wordt aan ons College het recht toegekend dispensatie van deze verplichting te verleenen, doch alleen in bijzondere omstandigheden en bij uitzondering. Dit artikel ziet op gevallen, waarin de gemeente-ambtenaar elders zijn hoofdbetrekking heeft, en in Leiden slechts enkele uren per week, b. v. aan het Gymnasium of de Hoogere Bur gerschool, als gemeente-ambtenaar werkzaam is. Hem kan men moeilijk de verplichting opleggen hier te wonen of zelfs domicilie te hebben en belasting te betalen. Ook is de mo gelijkheid niet uitgesloten, dat zich nog andere gevallen zul len voordoen, waarin het billijk moet worden genoemd gedu rende korteren of langeren tijd dispensatie te verleenen. Aan de dispensatie kan ons College evenwel ingevolge art. 2, 2e lid, de verplichting verbinden, dat de betrokken persoon domicilie heeft binnen de gemeente Leiden, wanneer ons dit billijk voorkomt. Art. 4 geeft ons de bevoegdheid om ambtenaren, die reeds vóór het besluit van 1896 buiten de gemeente woonden, toe te staan buiten de gemeente te blijven wonen. Ook hier kan evenwel ingevolge 't 2e lid de verplichting worden op gelegd binnen de gemeente Leiden domicilie te kiezen, terwijl ook andere voorwaarden aan de toestemming kunnen worden verbonden. Een veelvuldig gebruik zal echter van deze be voegdheid niet behoeven te worden gemaakt, aangezien voor zoover ons bekend, het aantal der in dit artikel bedoelde ambtenaren al hoogst gering is. De in werking treding der verordening zouden wij bepaald willen zien op 1 Januari 1913, teneinde de ambtenaren, die thans feitelijk in de omliggende gemeenten wonen, en aan wie wij meenen geen dispensatie te mogen verleenen, eenige tijdruimte te laten, om in Leiden te komen wonen. Onder mededeeling, dat de Commissie voor de huishoudelijke verordeningen ons heeft bericht, dat de ontworpen regeling haar geen aanleiding tot aan- of opmerkingen geeft, stellen wij Uwe Vergadering alsnu voor tot vaststelling van nevens gaande verordening te besluiten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 3