GEMEENTERAAD VAN T/ETDEN. 85 ISUEKOJIEir STI K li i:\. N°. 145. Leiden, 25 Juni 1912. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen dat, indien de Raad besluit tot de door Burgemeester en Wethouders voorgestelde vergrooting van de vette-Varkens- markt (Irig. St. No. 136) en de uitbreiding van de koelinriohting en van de ijsfabriek van het Openbaar Slachthuis (Ing. St. No. 141), zij geene bedenking heeft tegen de wijze waarop wordt voorgesteld de benoodigde gelden te vinden en U tot vaststelling van de overgelegde suppletoire begrootingen, dienst 1912, adviseert. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 146. Leiden, 2 Juli 1912. Wij hebben de eer Uwe Vergadering in overweging te geven gunstig te beschikken op bijgaand verzoek van den heer J. Heemstra, om ontslag uit zijne betrekking van onderwijzer aan de openbare Jongensschool le klasse alhier, en hem dat ontslag eervol te verleenen met ingang van 1 October 1912. Het terzake door het Hoofd der betrokken school uitgebracht bericht, is in de Leeskamer ter inzage nedergelegd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 28 Juni 1912. Edelachtbare Heeren! Naar aanleiding van zijne benoeming aan de School voor Voortzettingsonderwijs te Groningen, neemt ondergeteekende, J. Heemstra, onderwijzer aan de O. S. derlekl voor Jongens, alhier, de vrijheid, UE.A. college te verzoeken, hem tegen den eersten Octoberden volgens verordening vastgestelden datum, uit deze betrekking te ontslaan. Hoogachtend Van UE.A. Coll. de dw. dr. Johs. Heemstra. Groenhovenstr. 7, Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden. N°. 147. Leiden, 2 Juli 1912. Wij hebben de eer U mede te deelen dat bij ons .College geen bezwaar bestaat tegen de inwilliging van het hierbij gaand verzoek van de Vereeniging der Leidsche Christen Studenten. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging aan voornoemde vereeniging vergunning te verleenen tot het bou wen, overeenkomstig de overgelegde teekening, van een houten gebouwtje, gedekt met asphaltpapier, bestemd tot berging van rijwielen, in den tuin van het perceel Rapenburg No. 4, kadastraal bekend gemeente Leiden, Sectie G No. 1552. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 26 Juni 1912. Aan de Leden der Gemeenteraad. WelEdele Achtbare Heeren. Met verschuldigde eerbied verzoekt de ondergeteekende, namens de Vereeniging der Leidsche Christen studenten, ver gunning, om in den tuin van perceel No. 4 Rapenburg volgens teekening, een rijwiel bergplaats te maken van hout, gedekt met asfaltpapier. Met Hoogachting Uwele: dienstwillige dienaar, N. de Zwart, Bouwkundige. N°. 148. Leiden, 2 Juli 1912. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen, dat zij tegen den in hare handen gestel den staat tot wijziging van de begrooting van het H. G. of Arme Wees- en Kinder huis en den staat van af- en overschrijving op de begrooting dier instelling, beide het dienstjaar 1911 betreffende, geene bedenkingen heeft. Zij stelt U voor beide staten goed te keuren. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 149. Leiden, 2 Juli 1912. Tegen den in hare handen gestelden staat tot wijziging van de begrooting van de Stedelijke Werkinrichting en den staat van at- en overschrijving op de begrooting dier instelling, beide over het dienstjaar 1911, heeft de Commissie van Finan ciën geen bezwaar. Zij adviseert TI derhalve tot goedkeuring van beide staten over te gaan. De heer A. L. Reimeringer, lid van het bestuur der Werk inrichting, heeft aan het onderzoek geen deel genomen. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 150. Leiden, 2 Juli 1912. De Commissie van Financiën heeft tegen den ingedienden staat tot wijziging van de begrooting der Gemeentelijke Bank van Leening, over het dienstjaar 1911, geene bedenkingen. Zij stelt 1) mitsdien voor tot goedkeuring van dien staat te besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 151. Leiden, 5 Juli 1912. In Uwe Vergadering van 6 Juni j.I. stelden wij U, na terugneming van ons voorstel tot aankoop van het per ceel Heerengracht no. 25, overeenkomstig het advies van Commissarissen der Gemeentelijke Bank van Leening voor, tot aankoop van het aan Prof. Hartman toebehoorende per ceel Heerengracht no. 15 te besluiten, teneinde dat huis in te richten tot hulpkantoor der Gemeentelijke Bank van Lee rling ter vervanging van het hulpkantoor A aan het Utrecht- sche Veer. Dit voorstel werd toen evenwel ingevolge een voorstel van Uw medelid, den heer Fokker, aangehouden, bij welk voorstel wij tevens werden uitgenoodigd aan Commissarissen der Bank de vraag voor te leggen of niet op andere wijze, door vesti ging van nog een bijbank b.v., in de behoefte aan plaats ruimte kon worden voorzien. Wij verzochten daarom Commissarissen der Bank ons hier omtrent wel hun gevoelen te doen kennen, terwijl wij tevens hun advies inwonnen over de door verschillende personen inmiddels te koop aangeboden perceelen. Naar aanleiding van de in het voorstel van den heer Fokker belichaamde vraag merken Commissarissen in hun in de Leeskamer ter inzage liggend schrijven van 11 Juni j.I. op, dat die vraag natuurlijk niet anders dan voor beves tigende beantwoording vatbaar is. Een geheel andere vraag is h. i. echter, of het wel aanbevelenswaardig is, de noodig geachte voorziening op andere wijze tot stand te brengen, dan door verplaatsing van het tegenwoordige hulpkantoor aan het Utrechtsche Veer naar een ander pand. En dit nu meenen Commissarissen beslist ontkennend te moeten beant woorden. Zooals toch reeds in ons praeadvies, opgenomen onder no. 129 der Ingekomen Stukken, is uiteengezet, is voorziening in den bestaanden, onhoudbaren toestand niet slechts wegens de te beperkte bergruimte en ruimte voor het publiek, doch ook met het oog op brandgevaar en uit een oogpunt van hygiëne, dringend noodzakelijk. Voorziening in de behoefte aan plaats ruimte alleen zou daarom geen afdoende maatregel zijn. Doch bovendien bestaat er naar het oordeel van Commis sarissen ook geen behoefte aan de oprichting van een derde hulpkantoor. De daaraan verbonden aanzienlijke en jaarlijks terugkeerende uitgaven zouden dus niette rechtvaardigen zijn. Het advies van Commissarissen over de verschillende te koop aangeboden perceelen is vervat in .hun rapport van 2 Juli 1912, hetwelk mede ter visie ligt. Daaruit blijkt, dat Commissarissen, na bezichtiging van de verschillende panden al spoedig tot de conclusie zijn gekomen, dat van al de gedane aanbiedingen, slechts een drietal in aanmerking kan komen, dat de overige, hetzij wegens ongunstige ligging, hetzij wegens te hooge prijzen of te hooge kosten van verbouwing, hetzij wegens te beperkte ruimte, verder buiten beschouwing moeten blijven en dat ook, zoowel met het oog op de moeilijkheid om op een geschikt punt der stad voldoende terrein te krijgen, als in verband met de hooge kosten, van de stichting van een geheel nieuw gebouw moet worden afgezien. De drie perceelen, die voor het beoogde doel geschikt geacht worden, zij het ook het eene perceel in meerdere mate, dan het andere, zijn het perceel Heerengracht no. 15 van Prof. Hartman, het perceel Heerengracht no. 7 van den heer Loeb en het perceel Heerengracht no. 25 van den heer Dirks en Commis sarissen hebben daarom den waarnemend Directeur van Gemeentewerken, die met hen de verschillende perceelen had bezichtigd, verzocht van die perceelen ontwerpen van verbou wing met raming van kosten op te maken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 1