78
DONDERDAG
6 JUNI 1912.
10°. Staat tot wijziging der begrooting en staat van af- en
overschrijving op de begrooting, beide dienst 1911, van de
Stedelijke Werkinrichting.
Worden gesteld in handen van de Commissie van Financiën.
11°. Verzoek van de Ver. «Centraal Bureau voor Sociale
Adviezen" om voor 1913 weder in het genot van een subsidie
te worden gesteld.
Dit stuk luidt als volgt:
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen
het bestuur der Vereeniging Centraal Bureau voor Sociale
Adviezen, goedgekeurd' bij Koninklijk Besluit van 5 October
1899 (no. 37) gevestigd te Amsterdam,
dat het met groot leedwezen kennis heeft genomen van het
besluit van Uwen Raad, waarbij het aan onze vereeniging
verleend subsidie van de begrooting voor 1912 werd afgevoerd,
en dit te meer, waar de financiën van onze instelling veeleer
versterking behoeven dan dat genoten inkomsten zouden kunnen
worden gemist;
dat ondergeteekende meent dat er voor de gemeenten van
Nederland alle aanleiding bestaat om onze instelling te steunen,
aangezien een belangrijk deel harer werkzaamheden zich uit
strekt over zaken, waarbij in het bizonder gemeenten belang
hebben
dat Uwe gemeente zelf blijk heeft gegeven de voorlichting
van ons Bureau te waardeeren, aangezien bij de voorbereiding
zoowel van de instelling der arbeidsbeurs als van een werk-
loozenfonds daarvan gebruik is gemaakt;
redenen waarom ondergeteekenden Uwen Raad verzoeken
alsnog een gelijk bedrag op de begrooting Uwer gemeente
voor 1913 uit te trekken als daarop vroeger verscheen.
't Welk doende enz.
Het bestuur der Vereeniging
Centraal Bureau voor Sociale Adviezen.
H. L. Drucker voorzitter.
Amsterdam Juni 1912. J. Audier secretaris.
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders zullen naar
aanleiding van dit verzoek bij het opmaken der begrooting
overwegen, of er termen aanwezig zijn om een voorstel tot het
geven van subsidie te doen. Mochten Burgemeester en
Wethouders daartoe niet kunnen besluiten, dan kunnen de
leden van den Raad zelf een voorstel indienen, wanneer de
behandeling der begrooting aan de orde is.
De Voorzitter deelt alsnog mede:
1°. dat aan Johanna Barbara de la Rivière, weduwe van
den werkman der Sted. Gasfabriek J. J. Freeken, met ingang
van 15 Juni a.s. een weduwen- en kinderenpensioen is toe
gekend van ƒ262.'sjaars;
2°. dat van den heer J. Dietz, ten behoeve van het Stedelijk
Museum »de Lakenhal" ten geschenke is ontvangen een
gevelanker uit 1600, afkomstig van een der huisjes aan den
Vliet.
De Voorzitter. Ik stel u voor dit anker voor het Museum
te aanvaarden en aan den gever schriftelijk onzen dank te
betuigen.
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
aldus besloten.
Aan de orde is alsnu
L Benoeming van een Commissaris der Gemeentelijke Bank
van Leening.
(Zie Ing. St. No. 113.)
De Voorzitter. Mag ik voor de nu volgende benoemingen
de heeren Aalberse, van der Eist, Pera en van der Pot uit-
noodigen het stembureau te willen vormen?
Wordt benoemd met 25 stemmen de heer A. Corts; één
stem werd uitgebracht op den heer Mr. P. E. Briët.
II. Verzoek van prof. Dr. P. C. T. van der Hoeven om be
stendiging in de betrekking van Stads-Vroedmeester.
(Zie Ing. St. No. 124.)
Wordt met 25 stemmen herbenoemd; 1 stem was van
onwaarde.
III. Verzoek van Mej. H. H. de Wolff, om bestendiging in
de betrekking van gemeente-apotheker.
(Zie Ing. St. No. 123.)
Wordt met 24 stemmen herbenoemd; 2 stemmen waren
van onwaarde.
De Voorzitter. Alvorens over te gaan tot de benoemingen
van punt 4 en 5 der Agenda, wil ik even meedeelen, dat
deze als niet geschied beschouwd moeten worden, wanneer
door de benoemden niet kan worden overlegd een bewijs van
geneeskundige goedkeuring. Er moest met deze benoemingen
haast worden gemaakt, zoodat op het inkomen der attesten
niet kon worden gewacht.
IV. Benoeming van eene onderwijzeres aan de school der
3e klasse No. 2.
(Zie Ing. St. No. 126.)
Wordt benoemd met algemeene (26) stemmen Mej. A. M.
Gestman.
V. Benoeming van eene onderwijzeres aan de school der 3e
klasse no 6.
(Zie Ing. St. No. 126.)
Wordt benoemd met algemeene (26) stemmen Mej. M. H.
B. Teeuwen.
De Voorzitter. Ik dank de heeren leden van het stem
bureau voor de genomen moeite.
VI. Verzoek van J. Rijkse om eervol ontslag als onderwijzer
met verplichte hoofdakte aan de Jongensschool 2e klasse.
(Zie Ing. St. No. 112.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming conform
het praeadvies besloten.
VII. Verzoek van het Bestuur der Zondagsschool »de Graan
korrel" om het gebruik van nog 2 lokalen der school 3e
klasse No. 2.
(Zie Ing. St. No. 122).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Fokker. M. d. V. Ik heb met eenige bevreemding
het praeadvies van Burgemeester en Wethouders aangaande
dit verzoek gelezen. Op zich zelf vond ik dit niet vreemd,
maar wel, nadat ik kennis had genomen van het rapport, dat
het hoofd der school heeft uitgebracht, wiens meening schijnt
te zijn gevraagd, en waarin hij met klemmende redenen adviseert
niet op het verzoek in te gaan. Hij wijst er op, dat door het
gebruik der school voor Zondagsschool het herhaaldelijk
gebeurt, dat de lokalen in een vuilen toestand worden aan
getroffen, terwijl klachten hierover, gericht aan het Bestuur der
Zondagsschool, hetwelk toch verantwoordelijk is, steeds zonder
gevolg blijven, daar de schuldige nooit is te vinden. Bovendien
wijst hij er in zijn rapport op, dat door het Bestuur van den
Protestanten Bond om de 14 dagen in deze school Zondags
school wordt gehouden, en vreest dat er tengevolge van ge
brek aan plaatsruimte moeilijkheden zullen ontstaan.
Waar nu het hoofd der school adviseert het verzoek van
de hand te wijzen, en waar de Directeur van Gemeentewerken
inwilliging wel niet direct ontraadt, maar toch ook niet met
warmte aanbeveelt hij vindt liet best te begrijpen, dat het
hoofd van de school bezwaar tegen inwilliging van het verzoek
maakt komen Burgemeester en Wethouders met het voorstel,
alsof het zoo vanzelf spreekt, om het verzoek wel toe te staan.
Nu zou ik wel eens willen weten, M. d. V., wat de reden
is, dat Burgemeester en Wethouders voorstellen om tegen
het advies van het hoofd der school in, het verzoek in te
willigen. En ik zou willen vragen, of Burgemeester en Wet
houders hebben gedacht aan de moeilijkheden, die met den
Protestanten Bond kunnen rijzen, en hoe zij meenen deze
moeilijkheden uit den weg te kunnen ruimen?
De Voorzitter. Het rapport van het hoofd van de school
is niet zoo pessimistisch, als de heer Fokker het voorstelt.
Het is zeer goed te begrijpen, dat het hoofd der schpol liever
niet heeft, dat van zijne lokalen door anderen wordt gebruik
gemaakt. Niemand zou daar bijzonder op gesteld zijn. Zoo
vinden de leeraren in de gymnastiek het ook onaangenaam,
dat er vereenigingen in hunne lokalen woiden toegelaten. Maar
dat kan nu eenmaal moeilijk anders.
In het rapport wordt gezegd, dat de vloeren «eenigszins
vuil" zijn, en dat is zeer goed te verklaren. Een lokaal, dat
gebruikt wordt, zal onwillekeurig daarvan de sporen vertoonen.
Het hoofd heeft dat liever niet; hij zou liever zien, dat er
bijzondere lokalen voor de Zondagsschool werden gebruikt.
Maar Burgemeester en Wethouders hebben zijn bezwaar niet
van zoo ernstigen aard gevonden, dat het verzoek daarom
moest worden afgewezen, te meer niet, omdat aan de Zondags
school het gebruik van 4 lokalen reeds is toegestaan. Nu
heeft de Zondagsschool echter eene uitbreiding ondergaan, en
nu zou het toch wel wat al te gek wezen om te zeggen»ge
moogt voor 2/s voor uwe school van de lokalen gebruik maken,
maar voor het overige niet."
Naar aanleiding van hetgeen de heer Fokker zegt, aan
gaande het verzoek van den Protestantenbond, merk ik op,
dat dit verzoek nog niet bij ons is ingekomen. Daarover werd
dus ook nog niet beslist. De moeilijkheid is evenwel niet, dat
tegelijk door twee vereenigingen school wordt gehouden, maar
de heele kwestie bestaat hierin, dat, wanneer de eene school