83 ten komen hierop neer, dat zij tegen een vergoeding, waar voor zij onmogelijk zelf een soortgelijke controle zouden kunnen inrichten of een even doeltreffende op anderen voet geor ganiseerde controle door middel van eene particuliere inrichting zouden kunnen verkrijgen, een behoorlijk toezicht op de eet- en drinkwaren deelachtig kunnen worden, uitgeoefend door deskundig en tegenover de gecontroleerden onafhankelijk staand personeel, dat bovendien beschikt over een goed ingericht laboratorium Voor de gemeente Leiden bestaat het voordeel hoofdzakelijk hierin, wij wezen er hierboven reeds op, dat door eene uit breiding van den keuringsdienst over de naburige gemeenten een meer doeltreffende contróle op sommige voedingsmiddelen zal kunnen worden uitgeoefend. Een en ander kan men uit voerig lezen in het rapport van den Directeur. Nadeelen zijn aan de aansluiting der naburige gemeenten niet verbonden, indien men slechts de meerdere uitgaven, die daarvan voor den Keuringsdienst het gevolg zijn voor rekening dier gemeenten brengt. Voor eene minder intensieve controle in Leiden zelf behoeft toch geen vrees te bestaan, aangezien bij de berekening van de grootte der geldelijke bijdrage, die door de aangesloten gemeenten zal moeten worden betaald en waarop wij straks terugkomen, rekening is gehouden met een uitbreiding van het personeel. Dit alles in het oog houdende, komt het ons voor, dat er geen bezwaar tegen bestaat om den Leidschen Keuringsdienst uit te breiden over de om en nabij gelegen gemeenten. Thans rest ons slechts nog eenige oogenblikken Uwe aan dacht te vragen voor de voorwaarden, waaronder dit zou kunnen geschieden. De Directeur heeft zich daarbij op dit standpunt gesteld, dat de gemeente Leiden tengevolge van de aansluiting geen financieel voordeel behoeft te behalen, doch zich daarvoor even min geldelijke opofferingen zal moeten getroosten. Van dezen gedachtengang gaat dan ook de ontworpen con cept-overeenkomst, met de gemeente Voorschoten te sluiten, uit, welke overeenkomst, aangezien het aanbeveling verdient de uitbreiding van den Keuringsdienst voorloopig slechts als een proef te beschouwen, slechts voor den tijd van ongeveer U/2 jaar zal gelden. Ingevolge de artikelen 1 en 3 dier overeenkomst zal de handhaving der verordening op de keuring van eet- en drink waren der gemeente Voorschoten, waarvan een afschrift bij de stukken is gevoegd, door ons college worden opgedragen aan den gemeentelijken Keuringsdienst alhier. De handhaving zal verder op zooveel mogelijk gelijksoortige wijze plaats hebben als hier ter stede, terwijl wanneer de gemeente Voor schoten wijziging in hare verordening mocht willen brengen, die wijzigingen ten genoegen van ons college zullen moeten zijn, om eveneens voor handhaving in aanmerking te komen. Voor de handhaving zal Voorschoten op grond van het in artikel 2 bepaalde aan Leiden jaarlijks een geldsom moeten betalen, overeenkomende met f 0.12 per jaar en per inwoner. Bij het vaststellen van deze vergoeding is uitgegaan van het zooevengenoemde beginsel, dat Leiden noch financieel voordeel, noch financieel nadeel van de uitbreiding van den Keurings dienst moet hebben, terwijl daarbij tevens gerekend is op eene eventueele aansluiting van andere naburige gemeenten. Ten opzichte der verdere artikelen meenen wij ter toelich ting te kunnen volstaan met verwijzing naar het rapport van den Directeur. Op grond van een en ander geven wij U alsnu in over weging ons te machtigen de hierbij overgelegde concept overeenkomst met de gemeente Voorschoten aan te gaan. CONCEPT-OVEREENKOMST in zake de uitbreiding van den Leidschen Keuringsdienst van eet- en drinkwaren over de gemeente Voorschoten. Artikel 1. Door Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden wordt aan den gemeentelijken keuringsdienst van eet- en drinkwaren te Leiden opgedragen: het handhaven van de verordening op de keuring van eet- en drinkwaren der gemeente Voorschoten van 12 Juni 1912; het handhaven van eventueele wijzigingen in die verordening door den keurings dienst te Leiden heeft alleen plaats wanneer die wijzigingen ten genoegen zijn van Burgemeester en Wethouders van Leiden. Art. 2. De gemeente Voorschoten betaalt voor de in art. 1 bedoelde handhaving jaarlijks aan de gemeente Leiden een geldsom overeenkomende met twaalf cent 0.12) per jaar en per inwoner, berekend naar het aantal inwoners op 31 December van het voor afgaande jaar, een en ander onder uitdrukkelijke verklaring, dat onder deze som zullen zijn begrepen alle kosten, die de handhaving der in art. 1 bedoelde verordening zal mede brengen, behoudens de hierna te noemen uitzonderingen. De betaling geschiedt jaarlijks in vier gelijke driemaande- lijksche termijnen, verschijnende 1 April, 1 Juli, 1 October en 31 December. De eerste betalingstermijn in het jaar 1912 loopt vanaf het tijdstip der inwerkingtreding dezer overeen komst tot 1 October 1912. Art. 3. De handhaving der in artikel 1 bedoelde verordening zal op zooveel mogelijk gelijksoortige wijze plaats hebben als de handhaving der desbetreffende Leidsche verordening. Het aantal te onderzoeken monsters zal per jaar niet min der zijn dan 40 per 1000 inwoners; hieronder begrepen de monsters, noodig voor de controle van de gemeentelijke water leiding te Voorschoten, waarvan het water ongeveer eenmaal per maand chemisch en bacteriologisch zal worden onderzocht, benevens de monsters, die eventueel volgens de bepalingen van de artt. 4, 5 en 6 worden ingezonden en onderzocht. Art. 4. Onderzoekingen ten behoeve der gemeente Voorschoten, niet in onmiddellijk verband staande met de handhaving der meervermelde verordening en met het in art. 3 bedoelde wateronderzoek, zullen door den Keuringsdienst niet worden verricht dan na machtiging van Burgemeester en Wethouders van Leiden en onder de voorwaarden, door dezen te stellen. Art. 5. Ingeval ingezetenen van Voorschoten twijfelen aan de deugdelijkheid van eenig voedingsmiddel, dat te Voorschoten ten verkoop wordt aangeboden, kunnen zij, door middel van door het Gemeentebestuur van Voorschoten beschikbaar te stellen formulieren, gratis bemonstering en onderzoek van deze voedingsmiddelen door den Keuringsdienst aanvragen. De Keuringsdienst is echter niet gehouden deze monsters te onderzoeken. Art. 6. De kosten, voortvloeiende uit den aankoop en de verzending van monsters, eventueel te Voorschoten genomen door de ambtenaren van Rijks- of Gemeentepolitie, zullen niet door den Keuringsdienst worden vergoed, tenzij deze monsters zijn genomen op verzoek of op aanwijzing van den Directeur- scheikundige van den Keuringsdienst. Ook zal de Keurings dienst niet verplicht zijn deze monsters te onderzoeken. Art. 7. Omstreeks de maanden October 1912 en October 1913 wordt door den Directeur-scheikundige van den Keuringsdienst aan Burgemeester en Wethouders van Voorschoten schriftelijk rapport uitgebracht over de werkzaamheden door den Keurings dienst verricht, in verband met de handhaving der in art. '1 bedoelde verordening en over de bevindingen daarbij opgedaan. Bovendien wordt over de uitkomsten van het onderzoek der watermonsters uit de gemeentelijke waterleiding te Voorschoten na elk onderzoek gerapporteerd. Art. 8. Alle geschillen, tusschen beide contractanten uit of naar aanleiding van deze overeenkomst ontstaande, zullen in hoogste ressort beslist worden door drie scheidsrechters, door partijen in gemeen overleg te benoemen of, indien bedoeld overleg tot geene overeenstemming heeft geleid, binnen vier weken nadat de eene partij de andere schriftelijk heeft uitgenoodigd tot benoeming over te gaan, door den bevoegden rechter. De arbiters spreken recht als goede mannen naar billijkheid. Art. 9. Deze overeenkomst treedt in werking op een nader door Burgemeester en Wethouders van Leiden en Burgemeester en Wethouders van Voorschoten overeen te komen tijdstip en eindigt op 31 December 1913. De kosten dezer overeenkomst komen voor rekening van beide partijen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 143. Leiden, 21 Juni 1912. Wij hebben de eer U hierbij over te leggen adviezen op reclames tegen aanslagen in de plaatselijke directe belasting naar het inkomen, dienst 1911, en stellen U voor overeen komstig die adviezen: te handhaven de aanslagen van J. Kooreman (4); Wed. P. P. Korsse-Kolder (5); L. Lasan- der (7); W. A. Molengraaff (8); P. H. Schutte (10); D. Zirk- zee (14); G. Boon (16); J. A. C. Hoelen (18); M. D. J. de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 5