van vee op de Turfmarkt en op den Ouden Singel wordt ver minderd. Slechts zullen bij een dergelijken bouw eenige standplaat sen van het vee moeten worden opgeofferd, doch daartegen bestaat bij de Commissie van het Marktwezen geen bezwaar. Door de Commissie van Fabricage is nog de vraag gedaan, of het niet mogelijk zou zijn eenandere plaats voor het kantoortje te vinden, dan de zooeven genoemde. Het gebouw toch zal h. i., ook al plaatst men het een weinig meer achter waarts dan het tegenwoordige kantoortje, een »sta-in-den- weg" blijven en verplaatsing zou derhalve aan het verkeer over de Nieuwe Beestenmarkt zeer ten goede komen. De Commissie voor het Marktwezen beaamt deze opinie ten volle, doch meent er evenwel op te moeten wijzen, dat zelts al waren andere terreinen beschikbaar, het belang der markt de keuze ten zeerste zou beperken. Een kantoor als het onderhavige, zoo schrijft zijzal steeds gevestigd moeten zijn bij den hoofdingang der markt, aange zien men van daaruit de markt als 't ware moet kunnen overzien en het bureau voor de bezoekers van alle zijden gemakkelijk moet zijn te bereiken. Rekening houdende met de eigenaardige ligging van het Leidsche marktterrein, met de verschillende wijzen, waarop dit kan worden bereikt d. i. per boot van den kant dei- Oude Vest en per wagen of te voet van den kant der Steenstraat alsook met eene eventueele uitbreiding van het maktterreinkomt de Commissie daarom tot de conclusie, dat de aangegeven plaats èn thans èn in de toekomst het meest aan de gestelde eischen zal beantwoorden en dat naar verplaatsing van het kantoor niet moet worden gestreefd. Het komt ons College voor, dat nu voor het te bouwen kantoor geen andere -geschikte plaats te vinden is, de door de Commissie voor het Marktwezen gewenschte plaats moet worden gekozen. De belangen der markt toch dienen hier den doorslag te geven. Op grond van het bovenstaande geven wij u mitsdien in overweging door vaststelling van nevensgaanden suppletoiren begrootingsstaat, een bedrag van 3000 voor het bouwen van een nieuw marktkantoortje op de Nieuwe Beestenmarkt ter vervanging van het bestaande gebouwtje aldaar te onzer beschikking te stellen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Wetb. van Leiden. N°. 99. Leiden, 14 Mei 1912. Tegen inwilliging van nevensgaand verzoek van heeren regenten van het Sionshofje, om hun het op de situatieteeke ning in .rood aangeduide gedeelte gemeentegrond, behoorende tot den openbaren weg genaamd »'t Klooster," tegen een nader te bepalen vergoeding af te staan ten behoeve van een voor genomen verbetering van eenige woningen van dat hofje bestaan een tweetal bezwaren. Afstand van de bedoelde strook toch zou gepaard moeten gaan met verwijdering, resp. verplaatsing naar elders, van een transformatorzuil en de hieraan verbonden kosten ad1300 meenen regenten niet voor rekening van 't hofje te kunnen nemen. Ook de verlegging van het hoofdriool, dat zich op ongeveer 2.50 M. benoorden den gevel van het hofje bevindt en waar boven niet mag worden gebouwd, zou zeer kostbaar zijn. Om deze redenen mag, ook naar het oordeel der Commissie van Fabricage, de in beslagneming van den openbaren weg zich ten hoogste over een breedte van 1.75 M. uitstrekken, zoodat de oppervlakte, die kan worden afgestaan en die op de teekening met zwarte arceering is aangegeven, slechts 31 M 2 groot is. Regenten hebben echter verldaard ook met die strook genoegen te nemen. Omtrent de grootte van den verkoopprijs kunnen wij ons niet aansluiten bij het gevoelen der Commissie. In het feit toch, dat het hier geldt den afstand van grond aan eene instelling van liefdadigheid, kunnen wij geen vol doende aanleiding zien om den grond beneden de waarde te verkoopen, en wij zijn daarom van oordeel, dat de verkoop prijs niet op ƒ5 per M.2, zooals de Commissie voorstelt, doch op 7.50 per M.2 moet worden gesteld. Op grond van een en ander geven wij Uwe Vergadering mitsdien in overweging: a. te verklaren, dat het gedeelte van den openbaren weg, genaamd »'t Klooster", op de situatieteekening in rood met zwarte arceering aangeduid, niet meer voor den openbaren dienst bestemd is; b. de sub a bedoelde strook gronds in eigendom af te staan aan het Sionshofje, gelegen aan de St. Jozelfs- of Sionssteeg en 't Klooster, tegen betaling van een koopprijs van 7.50 per M.2 benevens de kosten van overdracht en onder bepaling, dat de overdracht zal plaats hebben ten overstaan van een door de gemeente aan te wijzen notaris. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan Edel Achtbare Heeren Leden van den Gemeenteraad te Leiden. De Ondergeteekenden A. J. van Hoeken en D. Pander Re genten van het Sionshof, te Leiden kadastraal bekend Sectie H n°. 250 tot en met 263 en n°. 2118, hebben bij deze de eer U Edel Achtbaren beleefd te verzoeken hun een gedeelte Gemeentegrond af te staan, tegen nader te bepalen vergoe ding van 't Klooster grenzende aan eenige perceelen van voornoemd Hofje; een en ander aangegeven op bij gaande Situatie, ten einde de aan die straat grenzende woningen te verbeteren. 't Welk doende enz. A. J. van Hoeken. Leiden 29 Maart 1912. D. Pander. N°. 100. Leiden, 14 Mei 1912. üp het Gemeente Archief alhier is sedert een tiental jaren werkzaam de heer W. J. J. C. Bijleveld. Aanvankelijk was hij volontair, doch bij besluit van ons College d.d. 9 Novem ber 1903 werd hij benoemd tot Commies ten Archieve buiten bezwaar van de gemeentekas. Verder heeft hij, gedurende een aan den Archivaris in de jaren 1910 en 1911 verleend verlof voor het maken van een buitenlandsche studiereis, als waarnemend-archivaris ongeveer een jaar achtereen het archief beheerd, waarvoor hem een toelage, berekend naar ƒ1200 'sjaars, werd toegekend. De Commissie voor het Oud-Archief is nu, blijkens haar in de Leeskamer liggend rapport, van oordeel, dat er alleszins termen aanwezig zijn den heer Bijleveld, die reeds zoovele jaren zonder bezoldiging, in eene positie, die het best kan vergeleken worden met die van een adjunct-archivaris, ten behoeve van het Archief zijne diensten heeft gepraesteerd en die gedurende ongeveer een jaar het archivarisschap op verdienstelijke wijze en tot tevredenheid heeft waargenomen, te benoemen tot adjunct-archivaris èn hem met ingang van 1 Januari 1913 eene bezoldiging toe te kennen. Indien toch, zoo schrijft de Commissie, de heer Bijleveld niet langer genegen bleek zijne diensten aan het archief te verleenen dan zou zonder twijfel de aanstelling van een bezol digd ambtenaar, op de hoogte van het archiefwezen, noodza- zakelijk zijn, aangezien zonder de hulp van een dergelijk persoon het beheer van het archief bij de uitbreiding, die dit in den loop der jaren heeft ondergaan, voor den archivaris alleen te tijdroovend is, om voldoenden tijd beschikbaar te laten voor de zoo zeer noodige regeling en beschrijving der ver zamelingen. En waar nu de heer Bijleveld zich door zijn locale en genealogische studiën bijzonder vertrouwd heeft gemaakt met de voor een archief zoo zeer noodige locale kennis, daar acht de Commissie het in het belang van het archief, dat hij tot adjunct-archivaris wordt benoemd. De bezoldiging zou de Commissie, gelet op den omvang van het archief en de bezoldiging in andere gemeenten, gaarne bepaald willen zien op ƒ1000 'sjaars. Ons College kan zich met de voorstellen der Commissie voor het Oud-archief volkomen vereenigen en wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging den heer Bijleveld voor noemd met ingang van 1 Januari 1913 een bezoldiging van 1000 'sjaars toe te kennen. Na aanneming van dit voorstel zal hij dan door ons College tot adjunct-archivaris worden benoemd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 101. Leiden, 14 Mei 1912. Ook de eigenaresse van het perceel Heerenstraat n°. 34 heeft zich thans bereid verklaard het voor haar huis gelegen tuintje tegen den van gemeentewege geboden prijs af te staan. Wij geven U daarom in overweging ook tot den aankoop van het voortuintje, deel uitmakende van het perceel kad. bekend onder sectie M n°. 3169, groot 17 M2., voor de som van 150 te besluiten en over te gaan tot de vaststelling van den hierbij overgelegden suppletoiren begrootingsstaat, groot met inbegrip van de kosten van overdracht ƒ167.25. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 102. Leiden, 14 Mei 1912. Naar aanleiding van het bepaalde bij art. 61, 2e lid dei- Kieswet, geven wij Uwe Vergadering in overweging onder staande personen voor den tijd van twaalf maanden, ingaande 1 Juni a. s., te benoemen tot leden of plaatsvervangende leden van de stembureaux voor de verkiezing van leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, van de Provinciale Staten en, voor zoover zij kiezer zijn in het Kiesdistrict, waarvoor de stemming geldt, ook voor de verkiezing van leden van den Gemeenteraad.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 2