DONDERDAG 21 MAART 1912.
43
ken, dat in de conclusie, waartoe Burgemeester en Wethou
ders komen, eigenlijk twee zaken zijn aan elkaar gekoppeld,
die naar het mij voorkomt niet onmiddellijk met elkaar
verband houden. In de eerste plaats geven Burgemeester en
Wethouders in overweging, om den Raad te doen besluiten,
Burgemeester en Wethouders te machtigen aan adressanten
te berichten, dat vooralsnog geen termen aanwezig worden
geacht, om tot trottoiraanleg over de geheele lengte der Bree-
straat over te gaan, en verder, om tegelijkertijd Burgemeester
en Wethouders te machtigen aan adressanten te berichten,
dat te zijner tijd gelden op de begrooting zullen worden uit
getrokken voor den aanleg van een trottoir aan het begin
van de Breestraat.
Nu zou het mij, M. d. V., onmogelijk zijn om te stemmen
voor de conclusie, zooals die nu luidt. Maar aan den anderen
kant zou ik ten zeerste geporteerd zijn, om te stemmen voor
het eerste gedeelte. Bestaat nu ook de mogelijkheid, M. d. V.,
om die conclusie in twee deelen in stemming te brengen; en
dat u dan eerst in stemming bracht het voorstel, om te
besluiten, Burgemeester en Wethouders te machtigen adres
santen te berichten, dat voor trottoiraanleg in de Breestraat
vooralsnog geen termen aanwezig worden geacht. Want anders,
M. d. V., zou ik tegen moeten stemmen. En ik zou vóór dien
tijd nog een poging willen doen, om de conclusie gesplitst
te krijgen.
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders willen met
genoegen het laatste gedeelte weg laten. Daarin staan meer
hunne voornemens ten deze uitgedrukt; maar Burgemeester
en Wethouders kunnen naderhand altijd nog voorstellen, om
aan het begin van de Breestraat een trottoir aan te leggen.
Ik heb er niets tegenr om alleen te antwoorden, dat vooralsnog
geen termen aanwezig worden geacht, om tot trottoiraanleg
over de geheele lengte van de Breestraat over te gaan.
De heer Heeres. M. d. V. Dan zou ik verder nog een
kleine redactiewijziging willen voorstellen. Dat n.l. geantwoord
wordt: dat vooralsnog geen termen aanwezig worden geacht,
om tot den ge vraagden trottoiraanleg in de Breestraat over te
gaan. Dan wordt de moeilijkheid ondervangen en staan we
geheel vrij.
De Voorzitter. Maar er wordt gevraagd: over de geheele
lengte. Wij moeten toch een antwoord geven op de vraag!
De heer Heeres. Indien u mijn redactie overneemt, is de
moeilijkheid opgeheven.
De Voorzitter. Het is volgens mij precies hetzelfde, maar
ik heb er geen bezwaar tegen. Dan stel ik voor, aldus te
antwoorden: »dat vooralsnog geen termen aanwezig worden
geacht, om tot den gevraagden trottoiraanleg in de Breestraat
over te gaan".
De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke
stemming conform het aldus gewijzigde praeadvies besloten.
XXVIII. Verordening, houdende wijziging der verordening
van 14 Maart 1907 (Gem.bi. No. 4), regelende de heffing van
eene belasting voor het gebruik van het lokaal voor groente
veilingen te Leiden.
(Zie Ing. St. No. 50).
De Voorzitter. Naar aanleiding van het ingekomen stuk
van de Leidsche Tuinders-Patroons-Vereeniging wordt dit
punt van de agenda afgevoerd.
XXIX. Adressen van den Leidschen Bestuurdersbond en
van de afd. Leiden van den Nederl. Aannemersbond, in zake
de toepasselijkheid der bepalingen betreffende art. 1638c end
van het Burg. Wetboek, op alle bestekken van Gemeentewerken.
(Zie Ing. St. No. 53).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
conform het praeadvies besloten.
XXX. Verzoek van de afd. Leiden van den Nederlandschen
Steenbouwersbond om in bestekken van Gemeentewerken te
bepalen, dat het steenhouwerswerk, geheel of althans ten deele
binnen deze gemeente worde vervaardigd.
(Zie Ing. St. No. 52).
De beraadslaging wordt geopend.
De Voorzitter. Hierbij komt in behandeling het adres, dat
aan het begin van de vergadering den beeren is voorgelezen.
De heer Pera. M. d. V. Bij een vroegere gelegenheid, toen
een soortgelijk verzoek in den Raad werd behandeld, heb ik
ervoor gepleit, om zooveel mogelijk aan het verzoek tegemoet
te komen, hoewel wij toen ook van Burgemeester en Wethouders
een afwijzend advies hadden. Om dezelfde reden, die ik toen
genoemd heb, zou ik ook thans ervoor zijn geweest, om met
het verzoek rekening te houden en zooveel mogelijk er aan
tegemoet te komen.
Dat ik dat niet doe in dit geval, ligt aan het aan
hangige concept-ontwerp tariefwet. Wanneer wij wat ik een
geluk zal noemen dat concept tot wet zien verheven, dan
worden toch de oorzaken voor een zeer groot deel weggenomen,
die aan adressanten reden geven om met dit verzoek tot den
Raad te komen. In de hoop dus, dat wij ons spoedig in een
betere handelspolitiek zullen mogen verblijden, dan thans in
toepassing wordt gebracht, acht ik het het beste eene afwachtende
houding aan te nemen, want dan zal er van zelf veel ver
betering komen.
Alleen zou ik nog even naar aanleiding van het antwoord
van Burgemeester en Wethouders dit willen opmerken. Volgens
de inlichtingen, die ik heb ontvangen, meen ik te mogen
zeggen, dat het antwoord van Burgemeester en Wethouders
niet al te gelukkig is geweest. Of misschien anders gezegd
dat de mededeelingen, door Burgemeester en Wethouders bij
bun onderzoek ontvangen, niet geheel juist zijn weergegeven.
Naar mij tenminste is meegedeeld geworden komt de voor
stelling van de bestaande toestanden niet overeen met de
inlichtingen aan Burgemeester en Wethouders gegeven. On
willekeurig krijgt men uit de stukken toch den indruk, dat de
toestand van het steenhouwersbedrijf in Leiden niet hoog
staat, dat die toestand te wenschen overlaat. Volgens de in
lichtingen, die ik heb gekregen, meen ik te mogen zeggen
en dit uit te spreken is zeker in het belang van het bedrijf
hier ter stede dat die toestand alleszins mag vergeleken
worden met dien op andere plaatsen. Zoodat de werklieden op
dit gebied hier volstrekt niet achterstaan bij die van elders.
Dat hier nog het beeldhouwersbedrijf bij te pas is gebracht,
ik meen, dat dat minder juist is Want dat staat buiten het
eigenlijke steenhouwersbedrijf.
Waar Burgemeester en Wethouders zeggen, dat het bedrijf,
wat het maken van schoorsteenmantels en dergelijke betreft, in
Nederland niet wordt uitgeoefend, daar wil ik toch vermelden,
dat mij is meegedeeld, dat dat wel het geval is; n.l. bij de
firma Kool, die haar werkplaatsen heeft in Amsterdam en in
Beverwijk. In hoeverre deze mededeeling juist is, weet ik niet,
maar in elk geval schijnt het bedrijf in ons land te worden
uitgeoefend.
Dat er maatregelen genomen worden, om het steenhouwers
bedrijf in Nederland vooruit te helpen, acht ik alleszins wensche-
lijk. En in de hoop, dat er van Rijkswege maatregelen genomen
zullen worden, die in die richting sturen, leg ik mij bij het
voorstel van Burgemeester en Wethouders neer.
De heer van Tol M. d. V. Toen ik in de stukken het prae
advies van Burgemeester en Wethouders las, kon ik niet
vinden, dat het erg vleiend was voor de Leidsche steen
houwers Tusschen de regels door kon men zoo lezen, dat
die beschouwd worden als minderwaardige werkkrachten. Dat
is niet het geval. Er wordt gezegd, dat hier te Leiden gewoon
lijk de steenhouwers gebezigdworden voor het maken van
dorpels en neuten, het hakken van dookgaten, enz. Als men
zoo eens door de stad gaat, kan men evenwel nog al wat
bouwwerken zien, die alle door Leidsche steenhouwers gemaakt
zijn. Ook is het restaureeren van de Pieterskerk en van de
Hoo'glandsche kerk door Leidsche steenhouwers gedaan.
Maar het is een geldkwestie. Ik kan wel begrijpen waar
het vandaan komt. De eenheidsprijs, die gebaseerd wordt in
de bestekken van Gemeentewerken wordt een beetje te laag
genomen, waardoor de meeste aannemers genoodzaakt zijn,
hun werk direct in de groeve of elders in het buitenland te
laten maken. Omdat de invoer in Nederland vrij kan geschie
den, is concurrentie voor den Leidschen steenhouwer niet
mogelijk. Ik meen zelfs, dat de gemeente zelf al eens prijs
opgave heeft gevraagd voor de levering van trottoirbanden
aan de groeve, terwijl de steenhouwers hier gepasseerd zijn.
Dat zijn allemaal dingen, niet in het belang van den Leid
schen steenhouwer. Daarom zou ik Burgemeester en Wet
houders in overweging willen geven, zooveel mogelijk het
benoodigde steenhouwerswerk in het land te doen vervaar
digen. Men zou tenminste den eenheidsprijs in de bestekken
een beetje kunnen verhoogen, opdat de patroons in staat
zijn, hun werk hier te laten maken.
De heer Korevaar. M. d. V. Ik kan beginnen met de ver
zekering te geven, dat Burgemeester en Wethouders er geen
oogenblik aan gedacht hebben, om de Leidsche werklieden
voor minder aan te zien dan anderen, maar er bestaat verschil
van werk, vooral tusschen hier en het buitenland. Nu kan
ieder voor zich wel een bekwaam werkman zijn, maar men
moet toch het kind bij den naam noemeD. Men heeft onder
de timmerlieden menschen, die fijn werk verrichten, die deuren
en kasten en lijsten maken, maar er zijn er ook, die met dissel
en beitel werken en ook die fundeeringen maken. Wat een
fijne timmerman doet, kan een grofwerker niet doen en om
gekeerd. Nu zal men toch moeten toegeven, dat hier fijn
steenhouwwerk heel zelden voorkomt; de heer van Tol sprak
over de Pieterskerk, maar dat is een uitzondering. Over het
algemeen wordt hier het gewone werk verricht. Dat het