42 DONDERDAG 21 MAART 1912. school, om gymnastiekles te volgen en dat is een aanleiding, of een voorwendsel om ze naai' die school niet te sturen. Ik herhaal nogmaals, dat uitingen, zooals ik er dezer dagen ook een las, «dat het hoofd van de school aan die vermindering niet vreemd is," beschuldigingen zijn, ten eenenmale ongegrond. Ik voor mij heb het volste vertrouwen in het hoofd van de school, die terecht een heel goede réputatie heeft. En wanneer de heeren ieder voor zich eens de gelegenheid willen te baat nemen, om eens een half uurtje met het hoofd van de school te praten en eens te informeeaen ochwaarom niet? zal juffrouw Bruintjes de heeren met genoegen te woord staan. Dan zullen zij in dat half uur de overtuiging ontvangen dat het hoofd van de school ten volle voor haar taak berekend is. Ik herhaal: moed en vertrouwen zullen ons ook wel door dezen tijd heenhelpen. In ieder vak, in iedere carrière komen tijden voor van vooruitgang en bloei en tijden van dépressie. Op het oogenblik is er een dépressie. Maar dat is volstrekt niet de schuld van het hoofd van de school. Ik heb ver trouwen in het hoofd van de school en ik hoop, dat de Raad ook vertrouwen in haar zal stellen. En zoo zal die school ook wel weer toenemen in bloei en in bevolking. De heer van Gruting. M. d. V. Het is mij bekend, dat de school van juffrouw Renaud zeer sterk bevolkt is en deze niet. Daarom vind ik juist den sprong van 16 op ƒ60 zoo groot. Zou het niet mogelijk zijn, dat door vermindering van het schoolgeld voor de le klasseschool de school van juffrouw Renaud minder bevolkt werd Het is wel diep ingrijpend dat begrijp ik wel maar ik zou alleen gaarne uw oordeel erover hooren. De Voorzitter. Dat oordeel kan ik u slechts zeggen als mijn persoonlijke meening. Mijn oordeel zou zeker niet zijn, dat het schoolgeld moet worden verlaagd. Waar men te doen heeft met ouders, die een behoorlijk inkomen hebben, terwijl het. schoolgeld zeker ver beneden den kostprijs blijft, daar vind ik voor mij geen aanleiding, om het schoolgeld te verlagen. Men zou dan nog eerder de school, als overbodig, kunnen opruimen. Maar ik zou er zeker niet voor zijn, om voor de le klasse-school het schoolgeld te verminderen. Intusschen weet ik niet hoe de Wethouders er over denken. Ik geloof daarom dat het beter is, als we het idee nog eens overwegen. U kunt er dan misschien later op terugkomen. De heer van Gruting. Zou de heer van Hamel zijn meening niet even kunnen zeggen? De heer van Hamel. M. d. V. Ik ben op deze vraag niet zoo voorbereid. Wat betreft mijn persoonlijke opinie, ik heb er vroeger wel eens over gedacht en het hoofd van de school heeft mij er ook wel over gesproken. Maar lot hoever zou men moeten gaan, om het verschil van 16 tot later 24 en 50 tot 60 niet te groot te doen zijn Langzamerhand moeten meerdere families zich bekrimpen en dan betaalt men liever ƒ16 dan 60. Het eenige kan zijn maar dat zal de Raad toch ook niet willen dat men het onderwijs aan de eene school slechter maakt, waardoor het afsteekt bij het andere. Dat is, dunkt mij, een verkeerd middel. Men moet de zaak baar natuurlijken loop laten. Evenredige schoolgeldheffing zou ook een idéé zijn. Maar indertijd is er een uitvoerig onderzoek ingesteld en daarbij is gebleken, dat zulks ook groote be zwaren met zich voert. Kortomhoe men de zaak keert of wendt, er zijn aan die regeling van het schoolgeld groote moeilijkheden verbonden, en op het oogenblik ze op telossen zou ik nog niet weten. Laten wij nu eens een poosje de zaak laten betijen en eens met rust laten. Het schoolgebouw wordt nu vernieuwd, wie weet of dat geen aanleiding zal wezen, dat er langzamerhand meer kinderen komen. Dat zoo'n zaak weer in besprek komt, is ook niet goed. De samensmelting van de jongensschool le klasse met de meisjesschool le klasse, die een paar jaar ge leden zoo'n onderwerp van breede discussie heeft veroorzaakt, heeft wellicht ook aan de zaak geen goed gedaan. Wellicht heeft menig ouder, voor die combinatie teruggeschrikt, daar door de voorkeur gegeven öf aan eene bijzondere school öf aan de meisjesschool 2e klasse. Het is niet goed, al zulke dingen eiken keer overhoop te halen. Laten wij het nu eens rustig aankijken.) Over een jaar of drie, vier, kan men nader zien. En dan heb ik wel vertrouwen, dat de zaak best zal loopen. De beraadslaging wordt gesloten en beide punten a en b van het voorstel van Burgemeester en Wethouders worden zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XXIV. Voorstel in zake de niet-goedkeuring der verordening ex art. 37, litt. der Pandhuiswet 1910, (St.bl. 321). (Zie Ing. St. No. 68). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XXV. Voorstel: a. tot wijziging van de verordening van 10 April 1902, voor de Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen te Leiden. (Gem.bl. n°. 8); b. tot opnieuw vaststelling der gewijzigde verordening. (Zie Ing. St. No. 74). Algemeene beschouwingen worden niet gevoerd. Artt. 1 tot en met 6 van de wijzigingsverordening worden zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aan genomen. De Voorzitter. Namens Burgemeester en Wethouders zou ik willen voorstellen, tusschen artt. 6 en 7 een nieuw artikel 7 in te lasschen, luidende: »ln art. 37 tusschen «gemeente" en «verstrekt" in te voe gen de woorden «ten gebruike". Zoo geeft het de praktijk aan de Kweekschool weer; bet artikel was echter minder duidelijk geformuleerd, zoodat men niet wist, aan wie de boeken behoorden. Artt. 7 en 8, daarna de geheele verordening, vervolgens artt. 1 tot en met 43 van de nieuwe gewijzigde verordening en daarna de geheele gewijzigde verordening worden achter eenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stem ming aangenomen. XXVI. Verzoek van de afd. Leiden der Sociaal-Democra tische Arbeiderspartij om te besluiten tot den aanleg van een volkspark. (Zie Ing. St. No. 65), De beraadslaging wordt geopend. De heer Reimeringer. M. d. V. Ik kan niet ontveinzen, dat het antwoord van Burgemeester en Wethouders mij eenigs- zins teleurgesteld heeft. Ik geef toe, dat in het verzoek zelf eenige dingen voorkomen, die onjuist zijn, zoo o. a. dat het land buiten de Rijnsburgerpoort bestemd zou zijn voor het Park dat is nooit het idee geweest en dat het land van Poelgeest niet is aan te koopen. Toch zou ik het jammer vinden, als het idee werd prijsgegeven. Mij dunkt, dat in den tegenwoordigen tijd een volkspark een eisch is; men vindt er ook een in Utrecht, Haarlem en Arnhem. Ik begrijp, dat men het niet direct op groote schaal kan ontwerpen, maar men kan er wel een begin mee maken, en meer doen, dan men totnutoe gedaan heeft. Zoolang dat niet gebeurt, zou ik. Burge meester en Wethouders in overweging willen geven, het Rijk te vragen, of het Schuttersveld, op tijden, dat het niet gebruikt wordt voor oefeningen '-an het garnizoen, niet ter beschikking van Burgemeester en Wethouders kan worden gesteld, om voor^ korfbal en voetbalspel af te staan. De Voorzitter. De bedoeling is juist, dat die spelen plaats zullen hebben op het terrein aan den Zoeterwoudschen Singel. En wat betreft het Schuttersveld, dit is een exercitieveld. Wanneer wij daar een volkspark maakten, dan zouden wij groot gevaar loopen, dat de gevolgen veel erger waren dan het pleizier, dat het volkspark opleverde. Trouwens, dit ligt niet in onze gedachte. Intusschen zijn wij gaarne bereid op deze aangelegenheid onze aandacht gevestigd te houden. Ik wilde wel zooals dat soms in Amerika gaat dat we hier een volkspark cadeau kregen. Maar ik zie niet in, dat wij, waar de gemeente er financieel zoo voor staat, als thans het geval is, en het betrekkelijk een zaak van luxe geldt, daarop nu nader moeten ingaan. Men heeft hier bovendien een plantsoen, dat werkelijk magnifiek is en dat de vreemdelingen prachtig vonden, toen hier de Alianora-voorstellingen gehouden werden. Maar betrekkelijk weinig menschen verlangen buiten te wandelen. Op mij maakt het altijd den indruk, dat een dergelijk streven nair een volkspark wel een beetje kunstmatig is. Den meesten Nederlanders is het eigen en den Leidenaars ook, dat zij liever langs de straten loopen, dan in een park. En ik geloof ook, dat de Breestraat en de Stationsweg veel geliefkoosder wandelplaatsen zijn, dan een plantsoen. Wij zouden hier gaarne een volkspark zien; geen van de leden van het College zou daar tegen zijn. Maar wij zouden op het moment niet weten, waar de vrij groote sommen, die het zou moeten kosten vandaan te halen. Onze aandacht zal er evenwel op gevestigd blijven. De beraadslaging woidt gesloten en zonder hoofdelijke stemming conform het praeadvies besloten. XXVII. Verzoek van D. A. Kelder Zn. e. a. om de in de Breestraat aanwezige stoepen en palen door een trottoir te vervangen. (Zie Ing. St. No. 51). De heer Heeres. M. d. V. Het heeft mijn aandacht getrok-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 8