40 DONDERDAG 24 MAART 1912. wordt verzocht die lessen bij te wonen. Eindelijk zeggen zij: dan zullen wij de vacatures zóó verdeelen en die en die onder wijzers aanbevelen, anders is het niet uitgesloten dat twee hoofden denzelfden persoon zouden willen hebben. Daarna wordt er overleg gepleegd met den Arrondissements-School- opziener, die er zich al of niet mee vereenigt. Meermalen gebeurt het ook, dat men zich nietcontenteert met een onderzoek in een school hier, maar dat men ook nog een onderzoek instelt ter plaatse, waar de onderwijzer op het oogenblik werkzaam is. Dan hoort en ziet men wel eens dingen, die men bij proeflessen niet zoo precies kan waarnemen. Eindelijk gebeurt het, zooals ook ditmaal, dat men gereed is met de voordracht en dat de voorgedragene zijne sollicitatie intrekt. Werkelijk, zooals het onderzoek plaats heeft, is het uit een praktisch oogpunt het beste. En ik kan ook niet inzien wélke bezwaren daaraan ver bonden zijn. Op die wijze krijgt men een meerderen waarborg voor een goede keuze. Dat er wel eens vergissingen kunnen plaats hebben, waar gebeurt dat niet eens? Ik meen, dat de heer Sijtsma ook wel eens dingen zal gedaan hebben, die ver gissingen zullen blijken geweest te zijn. Dat is nu eenmaal niet altijd te ontgaan. Maar werkelijk de hoofden van scholen doen hun best om te trachten de geschiktste onderwijzers te krijgen op de meest geschikte plaats. En wat betreft namen, zooals er een door den heer Sijtsma genoemd is, ik noem liefst geen namen. Maar het feit, dat de persoon, die door hem genoemd is niet op de lijst staat, bewijst alleen, dat aan anderen terecht de voorkeur wordt gegeven. De heer Sijtsma. Dat is een algemeenheid! De heer van Hamel. Dat is een algemeenheid. Dat stem ik toe. Maar wil de heer Sijtsma iets meer gedétailleerds hooren, dan zou ik bereid zijn, hem inlichtingen te geven. Maar dan liever niet in openbare zitting. De Voorzitter. De heer Sijtsma vraagt voor de derde maal het woord. Heeft geen van de heeren er bezwaar tegen, dat de heer Sijtsma nogmaals het woord voert? Zoo niet, dan is het woord aan den heer Sijtsma. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik heb over het overleg van de hoofden van scholen onderling in 't algemeen niet gepraat, doch slechts mijn indruk over dit speciaal onderzoek gezegd. Ik zal dat ook niet doen. Maar de heer van Hamel is er vooral van uitgegaan, dat goed te keuren. Uitstekend. En hij heeft verteld, hoe men in het algemeen tot de voordrachten komt. Eu als het zoo gaat, is het goed, behalve één ding. Want nu ligt er nog altijd waar de heer van Hamel niets van gezegd heeft de vragenlijst. En wanneer men die vragenlijst erbij in aanmerking neemt, komt de kwestie, of men, wanneer door een hoofd omtrent een onderwijzer bericht wordt: zijn houding tegenover mij was niet in den haak of, betreffende zijn optreden buiten de school: hij was lid van den Bond, dien onderwijzer dan uitschakelt of niet. Gebeurt dat ook? Daar wil ik een pertinent antwoord op hebben. Gebeurt dat niet, dan beteekent de geheele vragenlijst ook niets. Gebeurt het wel, dat men overigens geschikte per sonen uitschakelt, dan constateer ik, dat men iets doet, dat niet mag. Tenzij men aanneemt, dat wanneer er verschil is tusschen hoofd en onderwijzer, de schuld altijd ligt bij den onderwijzer. In den Haag hebben wij nu een geval gehad, waar Bur gemeester en Wethouders eerst ook van die veronderstelling uitgingen, maar ten slotte terugkrabbelden, omdat het bleek, dat het hoofd eigenlijk de aanleiding was. Dat kan toch ook gebeuren. Daarom vind ik zoo'n vraag absoluut verkeerd. Dat men den Schoolopziener in het arrondissement wil vragen, hoe de verhouding tusschen hoofd en onderwijzer is, is iets anders. Maar ik vermoed, dat in het geval van den persoon, wiens naam we niet meer zullen noemen, omdat er geen geheime zitting is, ook het hoofd gezegd heeftde verhouding tusschen dien onderwijzer en mij is niet precies zooals het hoort en dat hij daarom wellicht is te licht bevonden. Dat mag niet. Om bij dat eene geval te blijven: de Arrondisse- sements-Schoolopziener heeft herhaaldelijk, bij elke voordracht hem aanbevolen, voor no. 1, en toch komt hij heelemaal niet op de voordracht voor. Wat is daarvan de reden? De heer van Hamel. M. d. V. In antwoord op de vraag van den heer Sijtsma betreffende het feit, dat aan de onder wijzers gevraagd wordt, of zij lid zijn van den Bond, wil ik wel zeggen, dat een eventueele bevestiging volstrekt niet van nadeeligen invloed is. Wanneer men onderwijzers, die lid zijn van den Bond, zou willen uitschakelen, dan zou men soms geen voordracht kunnen samenstellen. Iedereen is tegen woordig lid van den Bond. Dat is niet misdadig. Het is geen beletsel, maar het is ook geen'aanbeveling. Indertijd heeft de heer Witmans het nog willen uitschakelen en door den voor zitter, den heer de Ridder, is er toen terecht' op geantwoord, dat men geen gezegden uit hun verband moet rukken. Ik heb toen gezegd en ik herhaal het thans, dat het lidmaatschap van den Bond geen beletsel is, maar ook geen aanbeveling. Men kan het lidmaatschap van den Bond ook op verschil lende manieren opvatten. Er zijn onderwijzers en onderwijzers. Er zijn uitstekende onderwijzers, maar er zijn er ook, die, hoewel ze lid van den Bond zijn, toch minder geschikt zijn. Dat is volstrekt niet steeds inhaerent aan het lidmaatschap, maar dat is meermalen een persoonlijke eigenschap. De heer Sijtsma heeft er nog op gewezen, dat een onder wijzer minder in aanmerking kwam. Dat heeft ook zijn redenen. Ik wil daar nu niets meer van zeggen, doch ben bereid den heer Sijtsma onder vier oogen nadere opheldering te geven. De beraadslaging wordt gesloten. Wordt benoemd met 22 stemmen de heer J. A. P. van Leeuwen, terwijl 3 stemmen in blanco zijn uitgebracht. III. Benoeming van een onderwijzer met verplichte hoofd akte aan de school der 3e klasse No. 3. (Zie Ing. St. No. 58). Wordt benoemd met 22 stemmen de heer D. Douma, terwijl 3 stemmen in blanco zijn uitgebracht. IV. Benoeming van een onderwijzer met verplichte hoofd akte aan de school der 3e klasse No. 8. (Zie Ing. St. No. 58). De heer Korff. M. d. V. Mag ik even de vraag stellen, of dit nu nog een geldige voordracht is? De Voorzitter. Zonder eenigen twijfel. Twee der voorge dragenen zijn wel reeds benoemd, maar hebben die benoeming toch nog niet aangenomen. Men kan wel twee maal benoemd worden. Alle drie zijn dus benoembaar. Wordt benoemd met 21 stemmen de heer H. J. van Zon, terwijl 2 stemmen zijn uitgebracht op den heer J. A. P. van Leeuwen en 2 stemmen in blanco. V. Benoeming van een onderwijzer met verplichte hoofdakte aan de school der 4e klasse No. 4. (Zie Ing. St. No. 58). Wordt benoemd met 21 stemmen de heer J. Waarts, terwijl 2 stemmen zijn uitgebracht op den heer J. A. P. van Leeuwen en twee stemmen in blanco. VI. Benoeming van een onderwijzer met verplichte hoofdakte aan de school der 3e klasse No. 6. (Zie Ing. St. No. 64). Wordt benoemd met 23 stemmen de heer H. Vissinga, terwijl 1 stem is uitgebracht op den heer J. A. P. van Leeuwen en 1 stem in blanco. VII. Benoeming van een onderwijzer met verplichte hoofdakte aan de school der 4e klasse No. 2. (Zie Ing. St. No. 69). Wordt benoemd met 22 stemmen de heer P. J. van de Rijdt, terwijl 3 stemmen in blanco zijn uitgebracht. VIII. Benoeming van een onderwijzer aan de school der 3e klasse No. 4. (Zie Ing. St. No. 59). Wordt benoemd met 21 stemmen de heer J. Smit, terwijl 2 stemmen zijn uitgebracht op den heer E. J. Odendaal en twee in blanco. IX. Benoeming van een lid van het Bestuur der Stedelijke Werkinrichting, uit de leden van den Raad (vac. J. J. van Hoeken). Wordt benoemd met 13 stemmen de heer Sijtsma, terwijl 7 stemmen zijn uitgebracht op den heer Corts en 1 stem resp. op de heeren Briët, Hoogenboom, Botermans, van Tol, en 1 stem in blanco. X. Benoeming van een lid van het bestuur der Vereeniging »de Practische Ambachtsschool". (Zie Ing. St. No. 55). Wordt benoemd met 23 stemmen de heer P. Hoogenboom, terwijl 1 stem is uitgebracht op den heer Dr. J. C. Schalkwijk, en 1 stem van onwaarde is. XI. Rekening, dienst 1911, van de Plaatselijke Schoolcom missie. (Zie Ing. St. No. 48). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. (De heeren van Hamel, Carpentier Alting en Pera hadden tijdens de behandeling 'van dit punt tijdelijk de vergadering verlaten.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 6