DONDERDAG 21 MAART 1912. 45 de gewone gedachtengang was gevolgd, dan zou ik er niets tegen hebben, maar juist omdat de nu voorgestelde gedragslijn afwijkt van de tot nu toe gevolgde, waarbij steeds is gegeven een cent boven bet min;mumloon, zoodat er dus een ander beginsel in wordt neergelegd, nu ben ik er tegen, de zaak te behandelen, als mijn amendement niet ter sprake komt. De heer Korevaar. M. d. V. De kwestie of de gemeente bij de loonregeling die bij particulieren moet voorgaan of wel volgen, is een heel moeilijke kwestie, waarover ik ook te ge legener tijd zoo noodig mijn meening hoop te kunnen zeggen. Ik zou dat echter willen uitstellen, totdat de zaak in haar geheel aan de orde komt. Toch wil ik even zeggen, dat voor zoover mij bekend is, bij de vaststelling van de loonen van onze werklieden nooit het systeem heeft gegolden, dat hier door den beer Bosch wordt gedecreteerd, namelijk dat de particuliere loonstandaard eenvoudig met 1 cent werd ver hoogd. Het kan zijn, dat toevallig wel eens het zelfde resultaat kan zijn bereikt. Ik heb in de laatste 14—15 jaar altijd mee gewerkt tot de vaststelling van de loonen van gemeentewerk lieden in de bestekken enz. en kan er dus over oordeelen. De Voorzitter. De principieele kwestie kan den volgenden keer worden uitgemaakt en nu begrijp ik niet, welk bezwaar de heer Bosch kan hebben, om mee te gaan met het voorstel, om deze kleine verordening voor de steenhouwers aan te nemen, te meer waar bij hen eenigszins verwachtingen zijn opgewekt. Als er geen amendementen waren ingediend, dan was het voorstel zeker van daag aangenomen. Nu wil men verder gaan, maar dan zou ik het jammer vinden, als die menschen dit zouden misloopen, alleen om het principe, dat wij pas over eenigen tijd kunnen uitvechten. Daarom meen ik, dat er geen bezwaar is tegen deze verhooging, waar de geheele principieele bespreking buiten kan blijven. Uit een billijkheidsoogpunt tegenover de steenhouwers vind ik het noodig. Verder prejudicieert dit absoluut niet op het principe van den heer Bosch of van den heer Korevaar. De heer Bosch. M. d. Y. Ik zal mij er bij neerleggen in het vertrouwen, dat Burgemeester en Wethouders ons niet al te lang zullen laten wachten. De beraadslaging wordt gesloten Het eenig artikel en daarna de geheele wijzigings-veror- dening worden zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XXXII. Verzoek van J. A. Driessen e. a., om een kostelooze vaste verbinding te maken tusschen de Groenhovenstraat en de Rijn- en Schiekade. (Zie Ing. St. No. 66). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming conform het praeadvies besloten. XXXIII. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke directe belasting, dienst 1911. (Zie Ing. St. No. 67). Wordt zonder beraadslagingen zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wet houders besloten. De Voorzitter. De agenda is hiermee afgeloopen. Verlangt nog iemand het woord De heer Sijtsma. M. d. V. Ik heb, omdat het hoofdzakelijk den Wethouder van Onderwijs aangaat, Z.Ed.Achtbare een briefje geschreven met de mededeeling, dat ik een paar vra gen op zijn gebied wensch te doen. Ik zou daartoe dus gaarne vergunning hebben. Reeds meermalen is ter sprake gekomen de oprichting van een school of een afdeeling, waarin zwakzinnige of achterlijke kinderen onderwijs zouden ontvangen; al jaren is deze zaak in Leiden aan de orde. De commissie is al eens op onderzoek in andere plaatsen uit geweest en voor eenigen tijd heeft de secretaris van de Schoolcommissie er een lezing over gehouden. In andere plaatsen heeft men ook dergelijke inrichtingen. Het mooie van de zaak is, dat men hier iets goeds tot stand zal kunnen brengen, zonder dat het de gemeente veel geld kost, omdat de Regeering in dit opzicht bijzonder toeschiete lijk is in het geven van subsidies, zooals trouwens in den laatsten tijd wel meer voorkomt. Zoo meen ik te weten, dat voor de lokaliteiten vrij aanzienlijke subsidie gegeven wordt en dat ook het minimumsalaris voor de hoofden van scholen en de onderwijzers op een royale manier wordt terugbetaald, zoodat de gemeente heel weinig kosten zou krijgen. Nu weet ik, dat de Wethouder van Onderwijs, die er altijd prat op gaat, dat Leiden op het gebied van onderwijs een goeden naam heeft en dien heeft hoog te houden, voor deze zaak sympathie gevoelt, maar wanneer het hem ernst is met die sympathie, dan moet het ook aangepakt worden. De heer Pera. Er wordt druk aan gewerkt. De heer Sijtsma. Het is al sinds vijf jaar, dat de heer Pera naar den Haag is geweest om zoo'n school te bezien en ze wat mooi heeft gevonden en nog zijn wij even ver. Kunnen wij nu dienaangaande eerlang een voorstel verwachten Zoo niet, dan denk ik een motie in te dienen of zelf een voorstel te doen. De tweede vraag, die ik wenschte te stellen, staat ook met het onderwijs in verband. In den laatsten tijd is er een nieuw middel genoemd voor het aanschouwelijk onderwijs, n.l. de bioscoop. Gelukkig niet van Hartman c. s., hoor ik roepen. Natuurlijk niet, hoewel ik er geen kwaad van weet. In de bioscoop in het algemeen zie ik niet zoo een ideaal opvoedings middel, omdat er wel eens dingen vertoond worden, waarvan het beter was, dat zij niet voor jongeren vertoond worden. De bioscoop kan echter dienen, om den leerlingen zeer juist te laten zien, wat zij anders niet te zien kunnen krijgen en er is een paedagogische wet, die zegt: «Breng datgene, wat gij wilt onderwijzen, in de school." Dat wordt met platen zoo goed mogelijk gedaan, doch platen blijven altijd gebrekkige hulp middelen en met de bioscoop is dat veel meer te benaderen. In Leeuwarden is dat idee het eerst uitgewerkt en in Utrecht heeft men, op initiatief van den Wethouder van Onderwijs uit die gemeente er over geconfereerd, maar ik heb niet gemerkt, dat onze Wethouder daarbij is geweest. Nu zou ik hem willen vragen, of hij ook in dit opzicht actief zal wezen en of wij van hem kunnen verwachten, dat hij ook in dezen met zijn tijd zal meegaan. De heer van Hamel. M. d. V. Wat betreft de vraag om trent de school voor zwakzinnige kinderen, kan ik den heer Sijtsma gerust stellen. De zaak is wel al lang in onderzoek, doch pas sedert twee jaar is gebleken, dat de Regeering er een zóó groote subsidie voor over heeft, als nu blijkt het ge val te zijn, althans in uitzicht is gesteld. £r zijn echter ook andere zaken geweest, die de aandacht van Burgemeester en Wethouders hebben gevraagd en bovendien moest nog een grondig onderzoek ingesteld worden naar het aantal kinderen, waarvoor een dergelijke school zou moeten dienen. Dat is een maand of drie geleden opnieuw nagegaan en het bleek, dat het aantal kinderen van dien aard was, dat men een geregeld plan kon vormen op beteren grondslag. Intusschen is de zaak op het oogenblik in een tamelijk ver gevorderd stadium, zoo dat den Raad eerlang voorstellen zullen bereiken en dan hopen wij, dat ook de heer Sijtsma daarmee tevreden zal zijn. Op de tweede vraag van den heer Sijtsma omtrent de. bioscoopvoorstellingen, kan ik hem antwoorden, dat op den dag, dat die conferentie in Utrecht werd gehouden, ik door andere bezigheden verhinderd was, daarbij tegenwoordig te zijn. Uit de verte heb ik toch met belangstelling die verga dering gevolgd en gelezen, wat daar behandeld is. Ik zal niet in gebreke blijven, daar mijn voordeel mee te doen, ook al weer in den gedachtengang, dat dikwijls proeven worden ge nomen door anderen, terwijl die dan ook de kosten hebben te dragen. Wij zullen de zaak echter met sympathie bekijken. Ik wil evenwel niet verhelen, dat er ook onder de vakman nen in dat opzicht niet zoo groote eenstemmigheid bestaat. Het zal nog moeten blijken, of het voordeel, aan de bioscoop voorstellingen verbonden, wel zoo groot is en of het wel van overwegend nut kan worden geacht. De zaak is nog in een beginstadium en moet nog nader worden onderzocht. Wanneer het blijken mocht, dat er voor het onderwijs heil van te verwachten is en wanneer er niet al te groote kosten aan verbonden zijn, dan is het niet onmogelijk, dat te zijner tijd den Raad voor stellen daaromtrent zullen bereiken. Intus schen zullen de Schoolautoriteiten en in de eerste plaats de Schoolcommissie nog gehoord moeten worden en dan zal de heer Pera, ook wel weer zoo vriendelijk willen zijn, een plaatselijk onderzoek in te stellen. Burgemeester en Wethou ders staan tegenover het idee volstrekt niet vijandig. Integen deel, alles heeft hun sympathie, wat het onderwijs kan voor uitbrengen. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik meen alle reden te hebben, tevreden te zijn over het antwoord van den Wethouder, vooral op mijn eerste vraag en ik wil er hem dan ook gaarne dank voor brengen. Wat evenwel de bioscoop betreft, zou ik gaarne zien, dat niet al te veel uit de verte werd gekeken, omdat het nut van de zaak juist hierin is gelegen, dat verschillende gemeenten zich combineeren. Een film van een berggezicht of van eenigen tak van industrie is nogal kostbaar en kan door één gemeente niet betaald worden, maar als zich eenige ge-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 11