44 DONDERDAG 21 MAART 1912. goede werk voornamelijk uit België of uit de Carrière komt, zal men toch nooit kunnen beletten en de heer van Tol weet toch wel als vakman, dat het materiaal in de meest grillige vormen uit de groeven komt en dat men de verschillende stukken, die men noodig heeft uit die grillig gevormde brok ken met zoo weinig mogelijk schadelijk afval moet trachten te maken. Dat is het goedkoopste. Men kan hier niet een groot stuk marmer of hardsteen aanvoeren en daaruit ver schillende kleine stukjes zagen, want dat is niet te betalen tengevolge van het vele arbeidsloon en het waardeverlies van den afval en dan zou men nooit kunnen concurreeren tegen het buitenland, waar de stukjes ons als het ware door de natuur, bijna op maat, worden gegeven. De buitenlandsche steenhouwers dus, die uit de voorradige stukken hunne vormen kiezen, kunnen veel goedkooper werk leveren dan wij dat kunnen doen en het gevolg is, dat wij niet zoo fijn werk, niet zulk constructief werk te maken krijgen als het buitenland. Daarom zijn de steenhouwers bij ons echter niet minder in aanzien. Integendeel. Een timmerman, die grof werk doet is niets minder waard dan een, die fijn werk doet, maar het is een bijzondere categorie. Wij zien hier nergens luxe in het steenhouwersvak. Ik heb (iezer dagen de op merking in de courant gelezen, dat men dan eens moest kijken op het kerkhof, maar ik zou willen zeggen, dat men dan ook eens in het buitenland moest gaan ziendan zal men heel wat anders te zien krijgen. Nu zegt de heer van Tol, dat dat komt, omdat wij te weinig loon geven, maar hij zal wel weten, dat er een groot verschil is tusschen een steen houwer en een steenhouwer, en de minimumloon-bepaling is heel goed voor menschen, die hun best doen, maar die niet zoo bijzonder uitblinken; daarvoor moet een zekere drang uitgeoefend worden, om hun een menschwaardig bestaan te verschaffen; doch een buitengewoon goed vakman komt hier toch niet werken voor het minimum loon. Zoo zullen bijv. die menschen, die het werk doen aan de Pieterskerk, dat wellicht gelijk staat met beeldhouwwerk, niet voor het mini mum loon gaan werken. Anders komen zij niet in Leiden. Het is echter niet de bedoeling geweest, om de Leidsche vak steenhouwers als minderwaardig te beschouwen. De heer van Tol. M. d. V. De vergelijking, die de heer Korevaar maakt met de timmerlieden, gaat niet op, want een timmerman, die met beitel en dissel werkt is bij mij een fundeeringwerker en geen timmerman. Als hij het doet, dan is dat een bewijs, dat hij overal voor gebruikt kan worden. Er zijn lui, die het werk onder den kap brengen en andere, die het verder aftimmeren. In Nederland is het nu eenmaal zoo, dat wanneer iemand zich voor timmerman uitgeeft, dat hij voor alles moet klaar staan. Dat de te lage mininumloonen de oorzaak zouden zijn, heb ik niet gezegd, maar wel dat het komt door den eenheidsprijs in de bestekken van Gemeentewerken. Die zijn te laag gesteld en daarom zijn de patroons verplicht het werk in het buiten land te laten maken. Het werk wordt dan kant en klaar in België gemaakt en frank en vrij in Nederland binnengevoerd, tegen een prijs, die iets hooger is, dan waarvoor men de steenen direct uit de groeve kan krijgen. De beraadslaging wordt gesloten en het praead vies van Burg. en Weth. zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XXXI. Verordening, houdende wijziging van de «Bepalingen omtrent minimum-loon en maximum-arbeidsduur in bestekken van Gemeentewerken". (Zie Ing. St. No. 62). Hierbij komen aan de orde de amendementen van de heeren Bosch en van Tol, en de motie van den heer Sijtsma c.s. Beide amendementen en de motie worden voldoende onder steund en kunnen dus een punt van beraadslaging uitmaken. De Voorzitter. Alvorens den heeren het woord te geven over hunne amendementen, wensch ik eerst namens Burge meester' en Wethouders een voorstel te doen. Allereerst zou aan de orde moeten komen de motie van den heer Sijtsma c.s. Nu hebben Burgemeester en Wethouders ook na ontvangst van het amendement van den heer van Tol, gedacht, of het niet beter ware om deze zaak uit te stellen, totdat er van Burgemeester en Wethouders een praead vies komt over het geen wordt bedoeld, zoowel in de amendementen van de heeren van Tol en Bosch, als in de motie van den heer Sijtsma. Dan kunnen nog allerlei dingen beter aan de raads leden ter overweging worden overgelaten. Zoo heeft b.v. de heer van Tol een ander systeem dan de heer Bosch, die als het ware wenscbt dat in de minimumprijzen altijd een kleine voorsprong bestaat op de normaal-loonen. Nu lijkt het ons beter, dat dit alles eerst door Burgemeester en Wethouders onder de oogen wordt gezien, terwijl de Raad tenslotte dan nog de beslissing heeft. Wij houden ons op het oogenblik geheel vrij omtrent den inhoud van de praead viezen en achten ons in het geheel niet gebonden aan hetgeen hier wordt gezegd. Zijn nu de heeren Bosch, van Tol en Sijtsma misschien bereid, thans hunne amendementen en motie in te trekken en op hunne wenschen terug te komen, als het praeadvies van Burgemeester en Wethouders over deze zaak is uitgebracht? De heer Sijtsma. M. d. V. Wat Burgemeester en Wethou ders nu voorstellen, ligt geheel en al in de lijn van onze motie. Dat was onze bedoeling ook. Wij dachten, dat door aanneming van een van de amendementen de verhouding, die tusschen de verschillende loonen bestaat, en die als juist is aangenomen in 1907, verbroken zou worden en daarom wil den wij liever, dat Burgemeester en Wethouders de zaak geheel onder de oogen zagen. Nu Burgemeester en Wethou ders dit voorstel doen, hebben wij geen bezwaar, onze motie in te trekken, mits de andere heeren het ook doen. De heer van Tol. M. d. V. De heer Sijtsma meent, dat door de aanneming van mijn voorstel het verband zou wor den verbroken, maar ik heb dit voorstel gedaan, juist, omdat het verband al verbroken was, daar er werd voorgesteld, art. la te splitsen. Overigens heb ik er niets tegen, om mij bij het voorstel van Burgemeester en Wethouders neer te leggen en een afwachtende houding aan te nemen. De heer Bosch. M. d. V. Het was mijn bedoeling alleen, om het totnutoe gevolgde systeem, dat gebleken is in de praktijk goed te werken, nl. om 1 cent boven de bestaande minimumloonen in de bestekken voor te schrijven, waardoor de gemeente tevens zeker was, niet de minimum krachten te krijgen, te handhaven. Van daar dat ik met mijn voorstel ben gekomen, om aan een steenhouwer 26 cents en aan een timmerman, metselaar of stucadooi 24 cents te geven. Nu toch de steenhouwers zelf het nieuwe loon op 25 cents heb ben gesteld en de metselaars en timmerlieden dit op 1 Maart en 1 April op 23 cent hebben gebracht, is daartoe m. i. alle reden. Ik wil echter gaarne de indiening van mijn amende menten uitstellen, totdat Burgemeester en Wethouders met een praeadvies zijn gekomen. De Voorzitter. Nu zou ik echter tevens gaarne zien, dat de verordening, zooals die is voorgesteld, werd aangenomen. Er is nl. ook een brief gekomen van de timmerlieden patroons, waarin wordt medegedeeld, dat een minimumloon van 23 cent is vastgesteld. Het lijkt mij dus in casu billijk om tijde lijk, van nu af totdat een nieuw voorstel van Burgemeester en Wethouders door den Raad zal zijn aangenomen, het Joon der steenhouwers te verhoogen tot 25 cents. Momenteel stellen Burgemeester en Wethouders omtrent de thans geldende ver ordening zich op het standpunt, dat hierin de minimum loonen gelijk aan de thans heerschende normaal-loonen zijn, hetgeen blijkt uit het feit, dat *23 cents, zooals dat voor de timmerlieden geldt, kort geleden is vastgesteld als normaal loon. De steenhouwers zijn verhoogd van 23 tot *25 cents, zoodat ik billijkheidshalve zou willen voorstellen, deze con cept-verordening aan te riemen. Die zal waarschijnlijk een zeer kort leven hebben. Toch is het in ieder geval de bedoeling van Burgemeester en Wethouders, die te laten gelden totdat een nieuwe verordening zal zijn vastgesteld. De heer van Tol. M. d. V. U zegt, dat er een schrijven is gekomen van de timmerliedenpatroons, waarin wordt mee gedeeld, dat het minimumloon is vastgesteld op 23 cents. Nu is echter door de gezellenvereeniging een verzoek gericht tot de patroons om het loon te brengen op 25 cents (sedert 1 April 1904). Door de patroons werd eerst afwijzend op dat verzoek beschikt, doch later zijn zij op hun standpunt terug gekomen en hebben gezegd, dat het wordt vastgesteld op 23 cents. Zij zijn dus de gezellen met een cent tegemoet ge komen, en als de gezellen nu ook met een cent tegemoet komen, dan komt men misschien tot een overeenkomst. Ik leg mij echter bij uw voorstel neer, in de hoop, dat het praeadvies niet te lang up zich zal laten wachten. De Voorzitter. Dat kunnen wij niet allemaal beloven. Het is maar de kwestie, dat de zaken geregeld gaan en daarom zouden Burgemeester en Wethouders wenschen, dat deze concept verordening alvast werd aangenomen. De heer Sijtsma. M. d. V. Dat is onze bedoeling ook. Wij willen niet reageeren op het voorstel van Burgemeester en Wethouders op dezelfde gronden als u aangeeft. Wij kunnen ons ook in dat opzicht geheel en al met uw gevoelen ver eenigen. De heer Bosch. M. d. V. Ik heb toch bezwaar tegen het in behandeling nemen van het voorstel van Burgemeester en Wet houders. Ik voel er meer voor om de geheele zaak op te schorten. Het maakt slechts een verschil van een paar maanden, allicht toch kan over een week of zes de gewijzigde verordening in behandeling komen. Wanneer in de enkele verhooging, die thans door Burgemeester en Wethouders wordt voorgesteld,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 10