52 willen afstaan het Gymnastieklokaal aan de Oude Vest voor 't geven van Gymnastiekles gedurende één uur per week, des Donderdags van 45, ingaande 1 April 1912. Met verschuldigden eerbied heeft zij de eer te zijn van UEdelachtb. Heeren de dienstw. dienaresse M. C. A. Koeman. N°. 74. Leiden, 15 Maart 1912. In verband met het Koninklijk Besluit van 14 Maart 1911 (Staatsblad No. 90), waarbij nieuwe voorschriften zijn vastgesteld voor bet verleenen van eene rijksbijdrage aan gemeentelijke en bijzondere kweekscholen, bedoeld in artikel 12, derde lid, sub 1°, der wet op het lager onderwijs, is door ons nagegaan, of het wenschelijk zou zijn in plaats van de thans genoten rijksbijdrage in de kosten der Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen alhier ten bedrage van 50 der kosten, na aftrek van de schoolgelden, een bijdrage aan te vragen, berekend overeenkomstig artikel 1 sub a en van genoemd koninklijke besluit. Met de Plaatselijke Schoolcommissie komt het ons voor, dat dit inderdaad het geval is. Uit den in de Leeskamer ter visie liggenden staat (kolom 9 en 14) toch blijkt, dat, wanneer de in het koninklijk besluit van 14 Maart 1911 neergelegde regelen gedurende de jaren 1902 tot 1911 hadden kunnen worden toegepast, de rijksbijdrage in bijna al die jaren belangrijk hooger zou geweest zijn, dan volgens de tegenwoordige subsidiëering ad 50% der kosten. Alleen het tengevolge van een samenloop van omstandigheden ongunstige jaar 1911 maakt hierop een uit zondering, waartegenover echter staat het zeer gunstige jaar 1909, waarin de rijksbijdrage alle kosten der kweekschool zou hebben gedekt. Volgens de nieuwe voorschriften (artikel 1 sub a en b) bedraagt de bijdrage, die kan worden verleend ten hoogste f 45.'sjaars voor ieder wekelijks gegeven lesuur in de bij het besluit genoemde vakken tot een maximum van 120 uren 's weeks, en ten hoogste f 528.voor iederen kweekeling, die de akte van bekwaamheid, bedoeld in artikel 77 onder a der wet op het lager onderwijs verkrijgt. Verder is in artikel 5, voorlaatste lid, bepaald, dat bij de vaststelling van het bedrag der rijksbijdrage rekening wordt gehouden met het getal lesuren, de kosten van de kweekschool en het aantal geslaagde kweekelingen in het schooljaar, waarover de bijdrage wordt toegekend. Wij meenen te mogen onderstellen en ook dé Plaatse lijke Schoolcommissie is dit gevoelen toegedaan dat de woorden «ten hoogste" in artikel 1 en het voorschrift van artikel 5, voorlaatste lid, alleen betrekking hebben op het be paalde in art. 2, 9°, dat n.l. de kweekschool niet mag worden gehouden als winstgevend bedrijf, en mitsdien slechts dienen om te voorkomen, dat de rijksbijdrage in eenig jaar hooger is, dan de werkelijke kosten der kweekschool in dat jaar hebben bedragen. Kan derhalve in den regel gerekend worden op de in artikel 1 sub. a en b genoemde bedragen, dan zal de subsidiëering volgens de nieuwe voorschriften voor de gemeente uit finan cieel oogpunt voordeelig zijn, aangezien ook niet behoeft te worden gevreesd (zie kolom 4, 5 en 6 van den staat), dat ge durende een tijdvak van 5 achtereenvolgende jaren minder dan 25 kweekelingen de akte zullen behalen, in welk geval volgens het laatste lid van artikel 1 de bijdrage per lesuur vervalt. Om de rijksbijdrage volgens de nieuwe voorschriften deel achtig te worden, zullen evenwel verschillende wijzigingen in de verordening op de Kweekschool moeten worden aangebracht. Zoo zal, behalve in de vakken, genoemd in artikel 23, ook onderwijs gegeven moeten worden in de gezondheidsleer en wel gedurende 2 uren per week. De kosten hieraan verbonden bedragen slechts 2y^fl5 f\50 per jaar. Overeenkomstig het advies van den Districts-Schoolopziener is het ons voor nemen den leeraar in de Natuurlijke Historie, Dr. H. J. Taverne, met het onderwijs in de gezondheidsleer te belasten en in verband hiermede 2 uur meetkunde, thans door Dr. Taverne gegeven, op te dragen aan den Directeur, die reeds met het onderwijs in dat vak in de hoogste klasse belast is. Opdat echter het aantal lesuren van den Directeur dat ten hoogste 13 per week bedraagt, niet grooter zij dan in de verordening is bepaald, dienen dan verder twee lesuren in het rekenen aan de afdeeling B aan een ander te worden opgedragen, 't Meest komt hiervoor in aanmerking, ook naar het oordeel van den Districts- Schoolopziener, de heer C. E. Hoorens van Heijningen, leeraar in de Wiskunde aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens, die reeds gedurende de ongesteldheid van den Directeur tijdelijk met die twee lesuren door ons werd belast. Na aan neming van onze voorstellen zijn wij dan ook voornemens U voor te stellen den hter Hoorens van Heijningen te benoemen tot leeraar aan de Kweekscho J teneinde hem ook in het ver volg het onderwijs in het rekenen gedurende die twee uren te kunnen opdragen. De overige wijzigingen in de verordening hangen öf ten nauwste samen met het Koninklijk besluit van 14 Maart 1911, öf worden voorgesteld overeenkomstig den wensch van den Districts-Schoolopziener. Nadere toelichting behoeven zij niet. üp grond van een en ander geven wij Uwe Vergadering alsnu in overweging tot vaststelling van de navolgende ver ordening te besluiten en de aldus gewijzigde verordening op de Kweekschool daarna in haar geheel opnieuw vast te stellen. VERORDENING, houdende wijziging der verordening van 10 April 1902 voor de Kweekschool voor Onderwij zers en Onderwijzeressen te Leiden, (Gem. Blad no. 8), laatstelijk gewijzigd hij verordening van 10 Februari 1910 (Gem. Blad no. 5). Artikel 1. in artikel 1 van bovengenoemde verordening wordt in plaats van »56a" en »56&" resp. gelezen: »77a" en »77&". Art. 2. Uit artikel 3 vervallen de woorden: „na overleg met den Districts-Schoolopziener, wiens schriftelijk advies bij de voor dracht wordt gevoegd"; uit de artikelen 27 en 40 de woorden: »aan het oordeel van den Districts-Schoolopziener onderwer pen" en uit artikel 33 de woorden: «gehoord den Districts- Schoolopziener", terwijl in artikel 4, eerste lid, na het woord «Wethouders" gelezen wordt: «na overleg met den Directeur, wiens schriftelijk advies bij de voordracht wordt gevoegd". Art. 3. Artikel 23 wordt gelezen als volgt: «Op de afdeeling A wordt onderwijs gegeven in 1°. de vakken, vermeld in artikel 2 der wet tot regeling van het lager onderwijs, behalve die, genoemd in r, Hbis en t; 2°. de theorie en de praktijk van onderwijs en opvoeding; 3°. de gezondheidsleer. Art. 4. Artikel 27, laatste lid, wordt gelezen als volgt: «De leden der Plaatselijk Schoolcommissie, de Districts- Schoolopziener en de Arrondissements-Schoolopziener ontvan gen elk een afdruk van dit programma en van den rooster." In artikel 10 wordt achter «Districts-Schoolopziener" inge voegd: «den Arrondissements-Schoolopziener". Art. 5. Artikel 30 wordt gelezen als volgt: «Kweekelingen moeten op den eersten April, voorafgaande aan den aanvang van den cursus, hun 15de jaar zijn inge treden, doch mogen niet ouder zijn dan 23 jaar. Aspirant- kweekelingen moeten op den len April hun 13de jaar zijn ingetreden. Deze leeftijden moeten blijken uit de geboorte-akten, welke bij den Directeur berusten." Art. 6. Artikel 36 wordt gelezen als volgt: «De praktische opleiding der kweekelingen van de hoogste twee studiejaren heeft plaats aan een of meer leerscholen en maakt een zaak van overleg uit tusschen den Directeur en de hoofden dier scholen. Het in de leerschool te volgen leer plan behoeft de goedkeuring van den Directeur der Kweek school, die de volle bevoegdheid heeft tot regeling van het practisch onderwijs der kweekelingen in de leerschool." Art. 7. In artikel 39 wordt 1° gelezen: «1°. de vakken, vermeld in artikel 2 der wet tot regeling van het lager onderwijs, behalve die, genoemd in b, h, r rbis en Art. 8. Deze verordening treedt in werking op 1 Mei 1912. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Wetli. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 2