16 Volgn. 141. Jaarwedden der onderwijzers Lager Onderwijs25000. Tengevolge van de nadere regeling der jaar wedden van de onderwijzers en onderwijzeressen bij het lager onderwijs, in de raadszitting van 7 December 1911, wordt eene verhooging van dezen post met '25000.noodig geacht. Volgn. 219. Onvoorziene Uitgaven2121. De bij raadsbesluit van 30 November 1911 toe gekende bijslag op de loonen vorderde over de maand December een uitgaaf van 1631.73. Hiervan komt echter een bedrag van 897.52 ten laste van de Gasfabriek, de Electriciteitsfabriek, de Bank van Leening, Endegeest-Voorgeest- Rhijngeest en de Stedelijke Werkinrichting, welke inrichtingen de loonen uit haar eigen administratie voldoen, zoodat het restant ad ƒ734.21 rechtstreeks uit de begrootingsposten is betaald. Naar dezen maatstaf zullen, over de maanden Januari, Februari en Maart 1912, de begrootingsposten rechtstreeks met een uitgaaf van 2121.worden bezwaard. Dit bedrag zou over een groot aantal posten moeten worden verdeeld; bovendien betreft deze bijslag in hoofdzaak de gemeentewerklieden, wier loonen, al naar gelang van den verrichten arbeid, op verschillende posten worden gemanda teerd. Dientengevolge is de verdeeling van dit bedrag van f 2121.over de onderdeelen der begrooting vooraf niet met juistheid te maken. Wij achten het daarom verkieslijker den post voor Onvoorziene Uitgaven met het geheele be drag van ƒ2121.— te verhoogen, zoodat later, indien mocht blijken, dat de uitgekeerde bijslag de verhooging van een of anderen begrootingspost noodig mocht maken, daarin door af- en over schrijving zal kunnen worden voorzien. Verder deelen wij U mede dat bij de sluiting van het dienstjaar 1910 het nadeelig slot der rekening van de Bank van Leening over dat jaar, geraamd op 860 15, ten laste van den post voor Onvoorziene Uitgaven van 1911 werd overgebracht. De in de raadszitting van 21 Sept. 1911 vast gestelde rekening dezer instelling sluit echter met een na deelig slot van 1550.15, d. i. ƒ690.méér dan geraamd was. Wij stellen U daarom voor alsnog een bedrag van ƒ690. op den post voor Onvoorziene Uitgaven van 1911 ter betaling van dit nadeelig'slot te bestemmen. De verhoogingen op den dienst 1911 bedragen 5372.15®. Wij stellen IJ voor deze som te vinden door afschrijving van een gelijk bedrag van den post Volgn. 202: »Rente van tijdelijk ter voorziening in de behoefte aan kasgeld opgenomen gelden", waarop deze som ruimschoots is overgebleven. De verhoogingen op den dienst 1912 bedragen 27921. dit bedrag stellen wij U voor te vinden door verhooging van den Hoofdelijken Omslag (volgn 35). Wij geven U alsnu in overweging tot de vorenstaande ver hoogingen te besluiten, door vaststelling van de hierbij over gelegde begrootingsstaten, model B en C, en ten behoeve van de betaling van het bedrag van 690.uit den post voor Onvoorziene Uitgaven, door vaststelling van den mede hierbij gevoegden staat model A. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. No. 32. Leiden, 27 Januari 1912. Wij hebben de eer U hierbij ter vaststelling aan te bieden het 2e Suppletoir kohier der plaatselijke directe belasting voor 1911 met 295 aanslagen (waaronder één als forens), een belastbaar inkomen van '194.160.en een opbrengst van 3289.79. De proefdruk van dit kohier is aan de Raadsleden toe gezonden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Druk van J. J. GROEN ZOON, te Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1912 | | pagina 6