14
bijzonder smal, zooals ook op de in de Leeskamer ter visie
liggende situatie-teekening duidelijk te zien is. Overal elders
is de straat veel breeder.
Niet met alle eigenaren is het mogen gelukken thans reeds
tot overeenstemming te geraken. Eenige van hen namelijk
bleken niet bereid met den dezerzijds geboden prijs, f 7.50
per M2. en een minimum van f 150 per tuintje, genoegen
te nemen.
Met de eigenaren der voortuintjesbehoorende bij de per-
ceelen nis 22 t/m 32 en 44 werd evenwel op de genoemde
voorwaarden overeenstemming Verkregen.
Wij geven U mitsdien in overweging:
1°. te besluiten tot den aankoop van
a. het voortuintje, deel uitmakende van het perceel Sectie M
n°. 606, groot 27 M2., voor f 202.50;
b. het voortuintje, deel uitmakende van het perceel Sectie M
n°. 607, groot 16 M2., voor f 150;
c. de voortuintjes, deel uitmakende van de perceelen Sectie M
nis 608 t/m 610, tezamen groot 59 M2., voor f 450.
d het voortuintje, deel uitmakende van het perceel Sectie M
n°. 611, groot 18 M2., voor f 150.
e. het voortuintje, deel uitmakende van het perceel Sectie
M n°. 626, groot 44 M2., voor f 330.
2°. over te gaan tot de vaststelling van den hierbij over-
gelegden suppletoiren begrootingsstaat, groot met inbegrip
van de kosten van overdracht, f 1375.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 27. Leiden, 25 Januari 1912.
De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te dee-
len dat, indien de Raad besluit tot de door Burgemeester en
Wethouders, bij Ing. St. n°. 14, voorgestelde ophooging van
het achtergelegen gedeelte van het land aan den Zoeterwoud-
schen Singel en het eigendomsrecht van de gemeente op de
bezittingen van het opgeheven Fonds genaamd »Halle van
Manufacturen" onomstootelijk vast staat, zij geene bedenkin
gen heeft tegen de wijze waarop wordt voorgesteld de gelden
voor de ophooging benoodigd, te vinden.
Zij adviseert U in dat geval tevens tot vaststelling van den
overgelegden suppletoiren begrootingsstaat, dienst 1912, te
besluiten.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 28. Leiden, 26 Januari 1912.
Door het bestuur der St. Petruskerk alhier is tot ons
College het verzoek gericht, om vergunning tot het afbreken
van eenige aanbouwen aan die kerk, van het perceel Ketel-
boetersteeg no. 10 en van het daaraangrenzende dienstgebouw
en tot het in de plaats daarvan bouwen van een nieuw gebouw,
hetwelk volgens de overgelegde teekening zal worden ge
plaatst deels op het terrein van het af te breken perceel
Ketelboetersteeg no. 10 en op dat van het aangrenzende,
eveneens af te breken en in verbinding met de kerk en
perceel Breestraat 139 staande dienstgebouw, deels, over een
lengte van 4.80 M., op een gedeelte van het aan dat dienst
gebouw grenzende, door een steenen muur afgesloten, onbe
bouwde terrein langs de Ketelboetersteeg.
De gevel van het nieuwe gebouw zal volgens de teekening
tot eene hoogte van 10.30 M. worden opgetrokken en het
bestuur heeft daarom tevens dispensatie gevraagd van het
bepaalde in artikel 19, le lid der verordening op het bouwen
en sloopen, alwaar is voorgeschreven, dat het maximum der
hoogte van al dan niet tot woning bestemde gebouwen aan
bestaande straten anderhalf maal de breedte van den weg,
tot ten hoogste 15 M., bedraagt. Immers de Ketelboetersteeg
is slechts 3 M. breed en de maximum-hoogte zou dus slechts
4.50 M. mogen zijn, d. i. 5.80 M. minder, dan het bestuur
zich de hoogte van het nieuwe gebouw voorstelt.
Intusschen mag het voorgeschreven maximum, ingevolge
het 7e lid van genoemd art. 19, met vergunning van ons
College worden overschreden bij het geheel vernieuwen van
een gebouw en wel tot gelijke hoogte als het gebouw vóór de
vernieuwing had, terwijl, voor zoover er geen sprake is van
het geheel vernieuwen van een gebouw of wanneer men nog
hooger wenscht te bouwen, dan het bestaande gebouw, over
schrijding van het voorgeschreven maximum alleen mogelijk
is met toestemming van Uwe Vergadering (art. 19, laatste lid).
Nu heeft de gevel van het bestaande perceel Ketelboeter
steeg n°. 10 eene hoogte van 8.45 M., gemeten tot het begin
van den 3.45 M. hoogen topgevel, de gevel van het dienst
gebouw eene hoogte van 10.60 M. en de steenen muur een
hoogte van 2.65 tot 3.05 M. De gevel van het nieuwe gebouw,
welke volgens het ingediende bouwplan 1.85 M. hooger zal
worden opgetrokken, dan die van het bestaande perceel
Ketelboetersteeg n°. 10, zal dus nog 1.60 M. lager zijn, dan
de bovenkant van den topgevel van dat perceel en 0.30 M.
lager, dan de gevel met kroonlijst van het bestaande dienst
gebouw.
De toevoer van licht en lucht in de steeg zal dus door
het nieuwe gebouw niet noemenswaard worden verminderd
en aangezien het bestuur bovendien verklaard heeft het
thans door den steenen muur afgesloten onbebouwde terrein
aan de Ketelboetersteeg en aan de Langebrug, voorzoover
het niet door het nieuwe gebouw zal worden ingenomen,
niet te zullen bebouwen en den steenen muur door een op
een steenen voet te plaatsen ijzeren hek te doen vervangen,
waardoor in den bestaanden toestand daar ter plaatse eene
belangrijke verbetering zal worden verkregen, is er o.i. wel
redenom aan het Kerkbestuur de gevraagde dispensatie te
verleenen. Mén vergete toch niet, dat bij weigering der dis
pensatie het Kerkbestuur, overeenkomstig het bepaalde bij
art. 19, 2® lid der Bouwverordening, de bevoegdheid heeft
het nieuwe gebouw, dat dan naar wij vernamen aan den hoek
van de Langebrug en van de Ketelboetersteeg zal worden
gebouwd, aan de zijde van de steeg over een lengte van
15 M. te doen optrekken tot een hoogte, gelijkstaande met
anderhalfmaal de breedte van de Langebrug. En hierdoor
zou de toevoer van licht en lucht in de steeg veeleer belem
merd worden, dan door uitvoering van het thans ingediende
bouwplan.
Ook de Gezondheidscommissie adviseert de gevraagde
gevelhoogte van 10.30 M. toe te staan, mits slechts aan de
dispensatie een viertal door haar opgenoemde voorwaarden
worden verbonden.
Tegen de eerste voorwaarde, de vervanging van den
steenen muur door een ijzeren hek, heeft het Kerkbestuur,
zooals wij zagen, geen bezwaar.
In de tweede plaats geeft de Commissie in overweging
voor te schrijven, dat de gevellijst niet meer dan 10 cM.
buiten den gevel zal uitsteken, teneinde de nadeelen, aan de
gewenschte gevelhoogte verbonden, niet te vergrooten.
Volgens de teekening zou de gevellijst 25 cM. buiten den
gevel uitsteken, doch er is o.i. geen bezwaar dit te beperken
tot 10 cM.
Ten derde wil de Commissie bepaald zien, dat het dak-
vlak van de bekapping, aan de zijde van de steeg, niet minder
dan 30° zal terugvallen uit het gevelvlak. Aangezien echter
dat dakvlak volgens het ingediende plan reeds onder een
hoek van meer dan 30° zal terugvallen, is oplegging van
deze voorwaarde overbodig.
Tenslotte stelt de Commissie nog voor te verbieden, dat de
twee te maken dakvensters buiten het dakvlak uitsteken.
Waar echter het verleenen van vergunning tot het aan
brengen van meer dan één dakvenster krachtens het 6e lid
van art. 19 der Bouwverordening tot de bevoegdheid van
ons College behoort, kunnen wij dit punt hier verder buiten
beschouwing laten.
Op grond van een en ander geven wij Uwe Vergadering
derhalve in overweging aan het bestuur van de St. Petrus-
kerk toestemming te verleenen den gevel van het nieuw te
stichten gebouw aan de Ketelboetersteeg te doen op-,
trekken tot een maximum-hoogte van 10.39 M. boven de
kruin van den weg, en wel voorzooveel betreft het gedeelte
van den gevel, dat zich ter plaatse van het bestaande perceel
Ketelboetersteeg no. 10 zal uitstrekken en voorzooveel betreft
het gedeelte, dat over een lengte van 4.80 M. op het onbe
bouwde terrein, grenzende aan het bestaande dienstgebouw,
zal worden opgetrokken, een en ander onder de navolgende
voorwaarden
a. dat het onbebouwde aan de kerk toebehoorende terrein
aan de Ketelboetersteeg en aan de Langebrug, hetwelk thans
door den §teenen muur wordt afgesloten, voorzoover het niet
door het nieuwe gebouw zal worden ingenomen, nimmer zal
worden bebouwd
b. dat de steenen muur om dat terrein zal worden ver
vangen door een op steenen voet te plaatsen ijzeren hek,
overeenkomstig de overgelegde teekening en verder ten ge
noegen van Burgemeester en Wethouders;
c. dat de nakoming van het sub a en b voorgeschrevene
zal worden verzekerd door het vestigen van een servituut;
d. dat de gevellijst aan de zijde der Ketelboetersteeg niet
meer dan 10 cM. zal uitsteken.
Indien Uwe Vergadering zich met het bovenstaande voorstel
heeft vereenigd, zal door ons College aan het Kerkbestuur
worden toegestaan den nieuwen gevel, ook voorzooveel betreft
het gedeelte, waar zich thans het dienstgebouw bevindt, tot
een hoogte van ten hoogste 10.30 M. te doen optrekken.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.