12
Voor het ontvangen van voedsel waren door de hoofden der
verschillende scholen opgegeven 576 kinderen, n.h:
141 van de openbare lagere school der 4e klasse No. 2, in de
Brandewijnsteeg
93 van de openbare lagere school der 4e klasse No. 1, aan
de Haverstraat;
20 van de openbare lagere school der 3e klasse No. 1, aan
het Plantsoen
69 van de openbare lagere school der 3e klasse No. 2, aan
de van der Werfstraat;
2 van de openbare lagere school der 3e klasse No. 4, aan
de Langebrug;
12 van de openbare lagere school der 3e klasse No. 5, aan
den Maresingel;
27 van de openbare lagere school der 3e klasse No. 7, aan
den Zuidsingel
82 van de Roomsch-Katholieke Jongensschool aan de Haar
lemmerstraat
46 van de Roomsch-Katholieke Meisjesschool aan de Peli
kaanstraat;
32 van de Roomsch-Katholieke school, behoorende tot het
gesticht »de Voorzienigheid", aan de Hoogewoerd;
46 van de school der Vereeniging voor Christelijk onderwijs
ten behoeve van on- en minvermogenden, aan de Pasteur
straat; en
6 van de school der Vereeniging voor Christelijk onderwijs ten
behoeve van on- en minvermogenden, aan de Middelstegracht.
üe voeding, die geregeld vier keer per week plaats had,
ving in het vereenigingsjaar Mei 1910Mei 1911 aan op 8
December 1910 en werd tot 16 Maart 1911 voortgezet. In
dien tijd werden 27317 porties warm voedsel verstrekt, be
staande uit vleesch- en erwtensoep en op vastendagen uit
rijstepap.
De verstrekking van voedsel had rechtstreeks aan de kin
deren zeiven plaats, buiten de gewone schoollokalen en wel in
het gebouw der vereeniging van den H. Vincentius a Paulo,
waar twee lokalen welwillend ter beschikking werden gesteld.
De inkomsten der vereeniging beliepen 2767.10, waarvan
werd genoten 811.50 aan contributies van leden, ƒ528.095
aan vrijwillige bijdragen, 650.aan subsidie van de ge
meente, 209.41 aan collecten, 42.715 aan opbrengst van
geplaatste busjes, 396.89 aan toevallige baten, 124.23 aan
opbrengst van liefdadige uitvoeringen en 4.26 aan ge-
kweekte rente
Uitgegeven werd een bedrag ƒ3316.76, n.l. ƒ2382.43 voor
voedsel, ƒ238.665 voor uitgaven van allerlei aard, als bode-,
colportage- en contróleloonen, drukwerk, aanschaffen van
materialen, schoonhouden der lokalen, enz., en ƒ695.665 tot
dekking van het tekort over het vereenigingsjaar 1909/1910.
üe voorwaarden bedoeld in art, 10 van het Kon. besluit van
19 November 1900 (Staatsblad No. 202), werden door de ver
eeniging behoorlijk nageleefd."
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 24. Leiden, 23 Januari 1912.
Wij hebben de eer U mede te deelen dat door ons aan den
heer W. de Rooy, op diens verzoek, met ingang van 1
Februari a.s., eervol ontslag is verleend als Commies 2e klasse
ter Gemeente-Secretarie alhier.
In verband hiermede stellen wij U voor aan genoemden
heer W. de Rooy, ingevolge zijn verzoek, eveneens met ingang
van 1 Februari a.s., eervol ontslag te verleenen uit zijne be
trekking van onbezoldigd Ambtenaar van den Burgerlijken
Stand, bestemd om den bezoldigden ambtenaar te vervangen,
tot welke betrekking de titularis benoemd werd bij uw besluit
van 28 Juli 1904.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 25. Leiden, 23 Januari 1912.
Ingevolge de door ons bij de behandeling der begrooting
voor het jaar 1910 in de secties gedane toezegging, wendden
wij ons bij schrijven van 4 Maart 1910 tot de besturen van
de Gemeentelijke Arbeidsbeurs en van het Gemeentelijk
Werkloozenfonds met de vraag, of naar hun gevoelen eenig
meerder contact gewenscht zou zijn tusschen de hier ter stede
gevestigde Arbeidsbeurs en het Fonds ter verzekering van de
geldelijke gevolgen van onvrijwillige werkloosheid en zoo ja,
op welke wijze dan dat verband zou behooren te worden
gelegd.
Respectievelijk op 4 Juni en 25 Juli 1910 kwamen de ant
woorden van de besturen van het Werkloozenfonds en van de
Arbeidsbeurs bij ons College in.
Beide achtten contact tusschen die inrichtingen gewenscht
en zagen in verplichte aangifte der werkloozen bij de Arbeids
beurs want hierin zou het contact in de allereerste plaats
moeten bestaan in meer dan één opzicht een voordeel.
Zoo zou, naar het oordeel van het Fondsbestuur de con-
tróle op de werkloozen door die verplichte aangifte gebaat
zijn, terwijl daardoor tevens een deugdelijker statistiek om
trent de werkloosheid verkregen zou kunnen worden.
De argumenten, door het bestuur der Arbeidsbeurs aange
voerd, sloten zich hierbij aan. Dit bestuur merkte echter
bovendien nog op, dat door de verplichte aangifte niet alleen
voor de werkloozen de kans op het verkrijgen van voor hen
passenden arbeid wordt verhoogd, doch dat daardoor ook. de
Arbeidsbeurs op het terrein harer hoofdwerkzaamheid, het tot
elkaar brengen van vraag- en aanbod, beter aan hare bestem
ming zal kunnen beantwoorden. Wanneer toch, zoo schreef
het bestuur, de werkgever weet, dat de Beurs hem de adres
sen verstrekken kan zoowel van de geoefendste als van de
meest brute arbeidskrachten, dan zal naast het aanbod ook
zeker de vraag klimmen, waardoor werkgever en werknemer
beide gebaat zijn. Eindelijk zou door de verkregen controle
op de werkloozen de kans op het eerder ophouden van de
werkloosheid en van de daaraan voor de fondsen der vak- en
andere vereenigingen verbonden geldelijke gevolgen stijgen.
Omtrent de in de tweede plaats gestelde vraag, op welke
wijze verband tusschen Arbeidsbeurs en Werkloozenfonds zou
behooren te worden gelegd, heerschte bij het bestuur van het
Fonds geen eenstemmigheid.
De meerderheid van het bestuur wilde eene dusdanige rege
ling, dat de werklooze leden van de bij het Fonds aangesloten
vereenigingen, die voor bijslag in aanmerking komen, ver
plicht werden zich dagelijks in groepen bij de beurs aan te
melden en zich te laten inschrijven als werkzoekenden, met
de daaraan verbonden gevolgen. Zij zouden daar dan verder
een hun verstrekte weekkaart ter afstempeling moeten aan
bieden en op eene presentielijst teekenen. Van de niet aan
melding bij den aangewezen patroon zou wekelijks bericht
worden gezonden aan de vereeniging, waarvan de werklooze
lid is, en aan den secretaris van het Fonds, teneinde hen in
staat te stellen na te gaan, of een geval van onwil om te
werken zich voordoet, waardoor in verband met het bepaalde
in art. 5 sub 4° der verordening, regelende den door de ge
meente te verleenen steun ter bevordering van de verzekering
tegen de geldelijke gevolgen van werkloosheid de uitkeering
uit het fonds der betrokken vereeniging en dus ook de
bijslag op die uitkeering vervalt.
De nadere uitwerking van een en ander meende het bestuur
van het Fonds gevoegelijk aan het bestuur der Arbeidsbeurs
te kunnen overlaten.
Als straf op de niet-aanmelding ter Arbeidsbeurs wenschte
de meerderheid van het bestuur gesteld te zien verval van
het recht op bijslag, aangezien zij van oordeel was, dat zon
der deze sanctie de maatregel vrijwel overbodig zou zijn,
althans geen effect zon sorteeren.
De minderheid meende echter, dat deze sanctie te streng
was. Zij zag n.l. over het algemeen weinig heil in de ver
plichte aansluiting bij de Arbeidsbeurs, omdat de invloed van
de arbeiders op de samenstelling van het bestuur der beurs
zoo gering is en de leden-werklieden niet worden geko
zen door de vakvereenigingen, in den trant zooals bij de
Kamers van Arbeid. Er zou dan minder grond zijn voor de
klacht, dat de Arbeidsbeurs aan de vakvereenigingen het werk
uit handen neemt, een van de redenen, waarom er van die
zijde weinig belangstelling is voor de Beurs en deze niet in
die mate aan haar doel beantwoordt, als wel wenschelijk
zou zijn.
De meerderheid daarentegen was van oordeel, dat de wijze
van samenstelling van het bestuur weinig te maken heeft met
het opleggen van de verplichting tot aanmelding ter Beurze
aan de werkloozen, terwijl die samenstelling h. i. ook onpar
tijdiger kon geschieden volgens de thans bestaande voor
schriften, dan wanneer de arbeiders of de vakvereenigingen
op de benoeming invloed uitoefenen. Bovendien moest men
niet over het hoofd zien, dat de invloed van de werklieden,
zooals de minderheid zich die voorstelde, althans ten aanzien
van den dagelijkschen gang van zaken uiterst gering is te
achten, aangezien het feitelijk de ambtenaar-secretaris van de
Beurs is, die werkgevers en werknemers bij elkaar brengt.
Ter voorkoming van misverstand zij er hier onzerzijds met
een enkel woord op gewezen, dat de bewering der minderheid,
dat de vakvereenigingen de leden-werklieden der Kamers van
Arbeid kiezen, minder juist is. Deze worden, zooals trouwens
bekend verondersteld mag worden, gekozen door de stem
gerechtigde werklieden-kiezers.
Het gevoelen van het bestuur der Arbeidsbeurs kwam
vrijwel overeen met dat van de meerderheid van het Fonds
bestuur. In hoofdzaak werd door het bestuur der Beurs de
regeling nog nader uitgewerkt. Alleen wenschte het, dat den
ambtenaar, die met de dagelijksche leiding van de Arbeids-