DONDERDAG 21
DECEMBER 19il.
225
Gruting, Aalberse, Vergouwen, Pera, Briët, A. Mulder, Timp,
Driessen, Roem en van Tol.
Tegen stemmen de heeren Zwiers, KorlF, Botermans, Krui
mel, de Boer, van der Lip, Korevaar, van Hamel, Sijtsma,
Heeres, Fischer, van der Eist en Carpentier Alting.
De Voorzitter. Wij gaan dus niet over tot de benoeming,
en Burgemeester en Wethouders zullen de Vereeniging be
richten, dat de Raad, onder dankzegging voor de uitnoodiging,
gemeend heeft, daarvan geen gebruik te moeten maken.
II. Benoeming van eene leerares in de natuur- en schei
kunde aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes.
(Zie Ing. St. No. 311).
De Voorzitter. Mag ik de heeren Timp, Briët, Korff en
Eokker uitnoodigen, het stembureau te willen vormen?
Wordt benoemd met 26 stemmen Mej. A. M. D. Langezaal,
terwijl 1 stem in blanco is uitgebracht.
III. Voorstel in zake de leiding van den op 1 Januari 1914
in te voeren Gemeentelijken Reinigingsdienst.
(Zie Ing. St. No. 285).
De heer van Gruting. M. d. V. Ik heb met genoegen ken
nis genomen van hetgeen omtrent deze zaak is geschreven
door Burgemeester en Wethouders, naar aanleiding van het
geen in de Leeskamer ook ter lezing heeft gelegen. De gewone
parlementaire gebruiken volgende, zeg ik Burgemeester en
Wethouders dank voor hetgeen wij gekregen hebben, maar
er is toch een zaak, waarover ik mij niet kan heenzetten, dat
is namelijk, dat een nieuwe ambtenaar zou worden benoemd
op een salaris van 1800.— tot 2400.wien men den
titel zou geven van adjunct-directeur, terwijl, volgens hetgeen
Burgemeester en Wethouders zelf zeggen, die ambtenaar alleen
belast zou worden met het toezicht op het ophalen van het
vuil van de straten en uit de huizen. Ik vind, dat die be
trekking dan veel te hoog zou worden gesalarieerd, en der
halve zou ik voorstellen, om niet een adjunct-directeur aan
te stellen, maar een boofd-opzichter, die minder zou verdienen.
Ik ben er in de stad, en vooral op de markt, meermalen
getuige van geweest, hoe de reinigers werken onder aanvoe
ring van een gewoon ambtenaar en ik kan u zeggen, dat
gaat zeer goed. Klachten komen bijna niet in, en ik geloof
dus gerechtigd te zijn, met een voorstel te komen, om een
ambtenaar te benoemen met een anderen titel, die minder
zal verdienen dan deze titularis.
De heer Fokker. M. d. Y. Van deze zaak zou men haast
kunnen zeggen zooveel hoofden, zooveel zinnen. Wanneer men
alle rapporten nagaat, wanneer men heeft gezien het rapport
van de beide adviseurs van Burgemeester en Wethouders, die
het rapport hebben ingediend, dat ons indertijd heeft doen
besluiten tot het instellen van een verbrandingsinrichting, hoe
die beide in hunne adviezen verschillend oordeelen over de
inrichting en de organisatie van den dienst, of dat moet zijn
een afzonderlijke dienst dan wel een dienst onder Gemeente
werken als men ziet, dat de Directeur van Gemeentewerken
zelf eerst een ander idéé er van had dan hetgeen hij later in
zijn tweede rapport beeft uitgewerkt, en wanneer men dan
ziet, dat Burgemeester en Wethouders ten slotte gekomen
zijn met een voorstel, dat afwijkt van de voorstellen van de
beide adviseurs, dan zou ik, hoewel ik geen deskundige ben
op dit gebied, mij haast aanmatigen om hierover een eigen
oordeel te mogen hebben en dat uit te spreken.
M. d. V. Ik wil dan in de eerste plaats er op wijzen, dat het
mij voorkomt, dat de zaak wel wat erg breed is opgezet, en
ik kan mij in zooverre volkomen aansluiten bij hetgeen de
heer van Gruting heeft gezegd, dat het aanstellen van een
hoofdambtenaar met den titel adjunct-directeur van de ge
meentereiniging mij voorkomt, niet de juiste weg te wezen.
Wat mij aangaat, ik zou mij er best mede kunnen vereenigen,
wanneer men deze zaak hield onder Gemeentewerken, terwijl
men voor het dagelijksch toezicht en speciaal voor die afdeeling
aan een hoofdopzichter meer dan genoeg zal hebben. Ik word
in die opinie ten zeerste versterkt door de rapporten, die ter
inzage hebben gelegen. Immers, de Directeur van Gemeente
werken schrijft in zijn rapport van 2 Mei '1911, dat de Directeur
van Gemeentewerken belast moet worden met dezen nieuwen
tak van dienst, en terecht voegt hij er bij, dat hij dat niet
vraagt, omdat hij zoo veel meer werk zou willen hebben,
maar omdat hem voorkomt, en bij voert daarvoor goede gronden
aan, dat hij best met dien dienst belast kan worden. Hij zegt,
dat de dienst van de reiniging hier veel eenvoudiger is en veel
minder omvangrijk dan elders, en dat hij alleen omvat het
verzamelen van huisvuil, het schoonhouden van straten, slooten,
riolen en kolken. Hij zegt, hij kent alle moeilijkheden, er zijn
volstrekt geen onbekende zaken bij en heel veel, wat thans
gebeurt door den pachter van de gemeentereiniging, gebeurt
onder toezicht van het bureau van Gemeentewerken, terwijl
er bovendien verschillende zaken zijn, die reeds gedaan worden
door het personeel van de gemeentereiniging zelf. De Directeur
zegt het in zijn rapport, er is op het oogenblik al een zeer
nauwe band tusschen de reiniging en het bureau van Gemeente
werken en de Directeur zou het noodeloos achten, wanneer die
nauwe band werd verbroken. Nu zou ik vreezen, dat door
de nieuwe organisatie, die Burgemeester en Wethouders voor
stellen, die band wel eenigszins zou worden verbroken. Bur
gemeester en Wethouders stellen voor, een hoofdambtenaar
op een traktement van f1800 tot f2400 te benoemen. In hoe
verre dat aan het doel zal beantwoorden, daarover hoop ik
aanstonds nog een enkel woord te zeggen, maar men wil dien
hoofdambtenaar geven de meest mogelijke vrijheid onder den
Directeur van Gemeentewerken. Wanneer dat gelukt, wanneer
die hoofdambtenaar de meest mogelijke vrijheid krijgt, dan
wordt bereikt hetgeen de Directeur van Gemeentewerken niet
wil, dan wordt losgemaakt de band tusschen Gemeentewerken
en de vuilophaling.
Wanneer dat doel niet wordt bereikt en wanneer men
eenvoudig iemand krijgt, die zich geheel stelt onder de orders
van den Directeur van Gemeentewerken, dan heeft men
daarvoor niet rioodig iemand met een traktement van 1800
ƒ2400. in beide gevallen deugt dus het voorgestelde salaris
niet. Het wordt ons voorts eenigszins smakelijk gemaakt,
doordat wordt voorgesteld, den nieuwen directeur te benoemen
op de helft van het traktement, om te kunnen dienen als
adviseur voor de inrichting van den nieuwen dienst. Ik zou
willen vragen, waarover hij zal moeten ad\iseeren. Ten op
zichte van de verbranding hebben wij al een mooi rapport
van de heeren De Groot en Monyé, en het systeem van de
verbranding ligt buiten de sfeer van den voorgestelden
ambtenaar, omdat hij zich uitsluitend heeft te bemoeien met
het ophalen van het vuil. Nu heb ik booren zeggen, dat het
was voor den aankoop van de paarden voor den nieuwen dienst,
maar wij hebben op het slachthuis een gewezen luitenant
paardenarts, die dat veel beter kan doen. Voor den aankoop
van de wagens? Moeten wij daarvoor een adviseur hebben,
die daarvoor expresselijk op half traktement wordt gesteld,
welk bedrag misschien ook voor pensioen in aanmerking
komt? Voor de gebouwen? Wij hebben toch een compleet
ingerichten fabricagedienst en het wil mij voorkomen, dat die
evengoed kan adviseeren over den bouw, nu vaststaat welke
gebouwen noodzakelijk zijn. Noch voor het een, noch voor
het ander meen ik dus, dat wij dien duren adviseur van te
voren noodig hebben. Nu wordt er gezegd, dat die adviseur
hier den dienst zal moeten komen organiseeren, maar het wil
mij voorkomen, dat hij hier zal staan als een kat in een
vreemd pakhuis. Als hij weten wil, op welke wijze de reini
gingsdienst is ingericht, dan zullen de heer Driessen, de Di
recteur van Gemeentewerken, de heeren Verhoog en Grijzen
hem dat moeten leeren; welnu, laten die heeren dan zelf de
handen in elkaar slaan en laat het ijverige bureau van Ge
meentewerken zelf het zaakje opknappen.
Ik meen dus op die gronden, dat het onnoodig is, dien man
te benoemen met den titel van adjunct-directeur op een sala
ris van ƒ1800 ƒ2401). Bovendien zou het een onbillijkheid
zijn tegenover den Ingenieur van Gemeentewerken, dat naast
hem zou komen een adjunct-directeur op een salaris van
1800 ƒ2400.
Ik geloof toch, dat ook tegenover den Ingenieur van Gemeente
werken het is natuurlijk alleen een kwestie van vorm en
titulatuur, maar den vorm neemt de Raad zeer in acht (dat
hebben wij vanmiddag bij de benoeming van een bestuurslid
voor de Openbare Leeszaal wei gezien) de Raad ook wel den
vorm mag in acht nemen. Het wil mij daarom voorkomen, dat
men even goed en beter in het belang van de gemeente-
financiën zeker beter deze taak zou kunnen opdragen aan
een opzichter. In hoeverre dan die opzichter verbonden zou
kunnen blijven aan het bureau van Gemeentewerken, of in
hoeverre daar misschien een algeheele reorganisatie kan plaats
vinden, waardoor een opzichter vrij valt, die voor dezen dienst
kan worden gebruikt, zou later door Burgemeester en Wet
houders kunnen worden overwogen. In allen gevalle kan ik
tot mijn leedwezen aan dit voorstel mijne stem niet geven.
De heer Roem. M. d. V. Ik kan mij gedeeltelijk vereenigen
met hetgeen de heer Fokker gezegd heeft, maar nu zou ik
even willen teruggaan tot Mei van dit jaar. Toen is ik was
toen nog lid van de Commissie van Fabricage het advies
van die commissie gevraagd over de geheele inrichting. Wij
stonden toen voor de vraag, of het een nieuw contract zou
worden op denzelfden voet, dan wel een geheel nieuw bedrijf,
en toen heeft de Commissie van Fabricage zich slechts princi
pieel behoeven uit te laten over de vraag, wat zullen wij doen
op dezelfde manier voortgaan of overgaan tot vuilverbranding.
De commissie heeft toen eenparig geadviseerd, om over te gaan
tot vuilverbranding en de vraag, of het nieuwe bedrijf onder
Gemeentewerken zou worden gebracht dan wel of het een
zelfstandig bedrijf moest worden, behoefde niet beantwoord te