224
DONDERDAG 21
DECEMBER 1911.
voorstel. Het spijt mij alleen, dat de heer van der Lip zich
de uitdrukking heeft laten ontvallen, dat ik iets zou zoeken,
om tegen de Openbare Leeszaal te ageeren. Dat is absoluut
niet het geval.
De heer Aalberse. M. d. V. De heer van der Lip heeft
gezegd, dat de uitdrukking: «tot wederopzeggens toe" een
ongelukkige uitdrukking was in den brief van het Bestuur,
maar in dienzeltden brief staat, dat een gelijkwaardige uit
drukking ook voorkomt in art. 6 van de statuten, waarin
staat: y>tijdelijk aan den Raad der gemeente kan het recht
worden toegekend door een algemeene vergadering." Men
heeft het dus heel voorzichtig gedaan. Men heeft niet in de
statuten gezegd, dat de gemeente het recht had, zelfs niet
gezegd, dat de gemeente tijdelijk het recht had, maar alleen dat
dat recht gegeven kan worden door een toevallige meerderheid
op een algemeene vergadering en dat het ook wederom op
die manier kan worden ontnomen. Ik ben het dan ook geheel
eens met den heer Briët, dat een dergelijke behandeling van
den Raad niet juist en zijner onwaardig is. Als men in de
statuten had gezegd, dat de Raad het recht heeft een lid in
het bestuur te benoemen, dan had men kunnen overwegen,
of men er op zou ingaan of niet. Ik -zou echter niet kunnen
begrijpen, dat er één raadslid zou zijn, dat op een dergelijke,
als thans in de statuten voorkomende, bepaling zou willen
ingaan. Wanneer een andere vereeniging met een dergelijk
verzoek zou komen en er was niet vooraf een strijd geweest
over het verleenen van subsidie, dan zou er geen raadslid
zijn, die dat zou verdedigen. Ik vind ook, dat de zaak een
beetje op zijn kop wordt gezet. Ik kan begrijpen, dat de
gemeente, wanneer zij aan een vereeniging subsidie geeft,
daaraan de voorwaarde verbindt, dat zij het recht moet heb
ben, een lid van den Raad in het bestuur te benoemen,
maat hier is subsidie gegeven, zonder dat de Gemeente een
voorwaarde heeft gesteld, en nu komt men vragen, om
tijdelijk, tot wederopzeggens toe, een lid van den Raad in
het bestuur benoemen. Zou er op het oogenblik wel een
andere vereeniging zijn, die op dezelfde wijze te werk gaat?
Ik weet wel, dat wij in de vereeniging Volkshuis iemand
in het bestuur benoemen, maar ik meen, dat dit recht
indertijd door de gemeente zelf is bedongen en daar is de
zaak dus geheel in den haak. Ik zou dit een heel gevaarlijk
antecedent vinden. Morgen zou een andere vereeniging kunnen
komen, die het ook wel chique vindt, een raadslid in het
bestuur te hebben, te meer waar het niets kost.
Wanneer het niet absoluut noodig is, dat de gemeente
het doet en in particuliere vereenigingen bestuurders benoemt,
dan moeten wij er ook niet aan beginnen en zeker niet op
zulk een lossen grondslag, waarbij het naar mijn meening
in strijd is met een goede opvatting van hetgeen betaamt,
wanneer de Raad daarop ingaat.
De Voorzitter, ik wensch den Raad mede te deelen, dat
ik het volgende voorstel heb ontvangen van den heer Briët
»Ondergeteekende stelt voor, niet in te gaan op het verzoek
van het bestuur der vereeniging «Openbare Leeszaal en Biblio
theek te Leiden" om een der bestuursleden door den Raad
uit den Raad te benoemen, en dus niet tot de benoeming over
te gaan."
Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve
een onderwerp van beraadslaging uit.
- De heer Fokker. M. d. V. Men zal mij vermoedelijk niet
verdenken, wanneer ik mij schaar aan de zijde van de heeren
Briët en Aalberse, dat ik dat doe om een stok te vinden om
den hond de Openbare Leeszaal te slaan. Ik moet eerlijk
bekennen, dat ik over de thans opgeworpen quaestie niet heb ge
dacht, toen ik thuis was, maar door hetgeen in het debat is
aangevoerd, ben ik bekeerd tot het standpunt, dat door die
heeren is ingenomen. Wanneer men goed leest, wat in het
ingekomen stuk staat, en men ziet, dat krachtens de statuten
tijdelijk aan den Raad het recht kan worden toegekend, en
dat de algemeene ledenvergadering van hare bevoegdheid een
zeer juist gebruik heeft gemaakt door er bij te zeggen,
dat het wordt verleend tot wederopzeggens toe, en daaruit
blijkt, dat men zich zeer goed herinnerd heeft die woorden
van de statuten, dan moet ik eerlijk zeggen, dat het zeer
de vraag is, of de Raad, wanneer hij niet met zijn eigen
waardigheid speelt, daarop kan ingaan, en of hij het plezierig
kan vinden, dat op deze wijze iemand van zijnentwege in het
Bestuur aanwezig mag zijn. Ik geloof echter, dat wij, door
het voorstel van den heer Briët aan te nemen, het kind met
het badwater zouden uitgooien en dat wij dus niet zoo ver
moeten gaan, maar dat de Raad, die er vermoedelijk prijs op
zal stellen, dat, waar hij een subsidie heeft gegeven, ook een
vertegenwoordiger van het gemeentebestuur zitting neemt in
het bestuur, in antwoord op het verzoek kan berichten, dat wan
neer de vereeniging er prijs op stelt, dat een lid van den Raad als
bestuurder optreedt, zij haar statuten zoo moet inrichten, dat
de Raad de gelegenheid heeft, zonder zijn eigen waardigheid
schade te doen, een bestuurslid aan te wijzen. Ik zou gaarne
vernemen, of Burgemeester en Wethouders tegen deze oplos
sing van de vraag, die hier is opgeworpen, bezwaar zouden
hebben.
De heer Carpentier Alting. M. d. V. Ik geloof, na het
geen zooeven door den heer Fokker is aangevoerd, dat de
Gemeenteraad er prijs op behoort te stellen, dat, nu een
subsidie is verleend aan de Volksleeszaal, ook een lid van
den Raad zitting zal nemen in het bestuur en dat wij alleen
hebben te betreuren, dat niet destijds bij het verleenen van
het subsidie daarvan een voorwaarde is gemaakt. Nu geloof
ik, dat alle kwesties, die er op het oogenblik zijn, gemakkelijk
zijn op te lossen, niet volgens den weg, die door den heer
Fokker is aangewezen, omdat dan het bestuur der Leeszaal
ons onmiddellijk zou antwoorden«wij zijn gebonden door
de bepalingen van de statuten en wij kunnen niet anders
doen". Wij kunnen wel de statuten afkeuren, maar dat
brengt ons niet verder. Wij kunnen echter wel, bij het
bericht van de verkiezing van een lid, mededeelen, dat de
Gemeenteraad dit gedaan heeft, meenende terecht de woorden
«tot wederopzeggens toe" te moeten uitleggen in den zin,
die herhaaldelijk hier is uiteengezet, nl. dat het zitting nemen
van een lid van den Gemeenteraad in het bestuur zal duren,
zoo lang het subsidie zal worden toegekendals wij die
explicatie er aan verbinden, dan geloof ik, dat aan beide
kanten de partijen daardoor zijn gebonden, en ik geloof, dat
deze verreweg de beste oplossing zou zijn.
De heer Vergouwen.'M. d. V. Naar aanleiding van hetgeen
Prof. Carpentier Alting gezegd heeft, zou ik willen vragen, of
de Gemeenteraad het recht heeft van de statuten van deze
vereeniging of van welke vereeniging ook, die in gelijke om
standigheden verkeert, een explicatie te geven. Wij moeten die
statuten nemen zooals zij op het oogenblik zijn, en de oplossing,
die Prof. Carpentier Alting aangeeft, acht ik dan ook in het
geheel geen oplossing. Het beste blijf ik achten, zooals ik straks,
zeide, de menschen te bedanken voor de beleefdheid, die zij
den Raad bewezen hebben, maar op het verzoek kunnen wij
niet ingaan.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik geloof toch stellig en zeker,
dat men hierin veel te ver en veel te veel achter wil zoeken.
De geheele zaak zal deze wezen, ik herhaal het nog eens,
omdat de gemeente subsidie geeft en zoo lang de gemeente
subsidie geeft, zullen de heeren van de Leeszaal meenen, dat
de Gemeenteraad ook het recht moet hebben, iemand uit zijn
midden te doen zitting nemen in het bestuur, en dat moeten
wij op prijs stellen eigenlijk, want wij hadden die voorwaarde
moeten stellen, omdat wij het overal doenbij Kennis is
Macht, Mathesis, het Leidsch Muziekcorps o. a. hebben wij
die voorwaarde gesteld, alleen omdat wij, wanneer wij sub
sidie geven, ook eenige zeggenschap willen hebben. Welnu,
dat kunnen wij hier ook doen.
Ik ben het geheel eens met den heer van der Lip, dat,
zoolang de subsidie gegeven wordt, de vereeniging niet zal
zeggennu hebben wij u niet meer noodig. terwijl de ge
meente, als zij geen subsidie meer geeft, er ook geen recht
meer op heeft. Ik vind, dat de heeren Aalberse en Briët er
te veel, ik zal niet zeggen in zoeken, maar toch achter zoeken.
De Voorzitter Men heeft gevraagd naar het standpunt
yan Burgemeester en Wethouders; ik moet eerlijk zeggen,
dat ik dat eigenlijk zelf niet weet. Burgemeester en Wet
houders hebben dit gewoon als eene individueele zaak be
schouwd; zij hebben den brief beschouwd als eene beleefd
heid. Ik kan mij zeer goed begrijpen, dat sommige heeren
er voor en andere heeren er tegen zijn. Wij zouden het
echter onbeleefd gevonden hebben, dit verzoek geheel .weg
te laten, en hebben dus de beleefdheid beantwoord, door dit
punt op de agenda te zetten. Ik meen echter, en dit wensch
ik speciaal tot de heeren Fokker en Carpentier Alting te
zeggen, dat men öf erop moet ingaan öf niet, maar dat het
niet aangaat, condities te stellen. Wij ontvangen eene invitatie
en wij hebben dus niets anders te doen, dan de invitatie
aan te nemen of er anders beleefd voor te bedanken.
Ik breng dan thans in stemming het voorstel van den heer
Briët, om niet tot de benoeming over te gaan. De heer Briët
zal zeker wel bedoeld hebben, wanneer zijn voorstel wordt
aangenomen, de vereeniging voor hare beleefde uitnoodiging
te bedanken?
Het voorstel van den heer Briët, luidende
«Ondergeteekende stelt voor, niet in te gaan op het ver
zoek van het bestuur der vereeniging «Openbare Leeszaal en
Bibliotheek te Leiden" om een der bestuursleden door den
Raad uit den Raad te benoemen en dus niet tot de benoe
ming over te gaan,"
wordt daarop aangenomen met 14 tegen '13 stemmen.
Vóór stemmen de heeren Corts, Bots, Bosch, Fokker, van