232
DONDERDAG 21
DECEMBER 1911.
ben overtuigd, dat het bij een salaris van 1800 tot 2400
niet blijven kan. Wanneer wij moeten hebben een adjunct-
directeur aan het hoofd van den dienst, zoo vrij mogelijk,
dan houdt men hem niet op dit salaris, men krijgt elk oogen-
blik een ander, zoodat Burgemeester en Wethouders zeggen,
wij moeten wat meer salaris geven, of men krijgt iemand,
die ongeschikt is, dien men elders niet gebruiken kan en die
dan maar hier komt. Wanneer men wil hebben een ander
soort man, die staat onder de directe leiding van den Directeur,
een hoofdopzichter, dan geloof ik, dat men dien wel kan
krijgen. Vandaar, dat ik niet hang aan die 100 aanvangs
salaris, maar aan den aard van de positie.
De Voorzitter. Daarom juist bestrijd ik uw voorstel. Ik
geloof, ook in aansiuiting aan hetgeen de heer Aalberse
gezegd heeft, dat wij een ander man dan een hoofdopzichter
moeten hebben; wanneer wij naderhand hooger gaan sala-
rieeren, valt dat hoogere salaris misschien ten deel aan iemand,
die het niet verdient. Wanneer de nieuwe ambtenaar na zijne
aanstelling iemand blijkt te zijn, die het bedrijf zóó voert,
dat hij de gemeente inderdaad sommen bespaart, dan zijn
wij natuurlijk volkomen verantwoord, wanneer wij zijn salaris
verhoogen. Een bekwaam bedrijfsdirecteur, die de gemeente
voordeel brengt, kan niet genoeg gesalarieerd wolden. Dat is
hetgeen wij wenschen, en ik sluit mij daarom geheel aan
bij hetgeen de heer Aalberse gezegd heeft.
In stemming gebracht, wordt het voorstel van den heer
Fokker verworpen met 19 tegen 8 stemmen.
Tegen stemmen de heeren: Corts, Korff, Kruimel, de Boer,
Bots, van der Lip, Bosch, Korevaar, van Hamel, Aalberse,
Heeres, Vergouwen, Briët, A. Mulder, Fischer, Timp, Driessen,
van Tol en Carpentier Alting.
Vóór stemmen de heerenZwiers, Botermans, Sijtsma, Fokker,
van Gruting, Pera, Roem en van der Eist.
Na de verwerping van dit voorstel wordt het voorstel van
den heer Roem, luidende:
»Ondergeteekende stelt voor, een Directeur van Gemeente
reiniging aan te stellen, geheel los van Gemeentewerken, onder
genot van de in de voorstellen genoemde bezoldiging,"
eveneens verworpen, met 21 tegen 6 stemmen.
Tegen stemmen de heeren: Corts, Korff, Kruimel, de Boer,
Bots, van der Lip, Bosch, Korevaar, van Hamel, Sijtsma,
Aalberse, Heeres, Vergouwen, Briët, A. Mulder, Fischer, Timp,
Driessen, van Tol, van der Eist en Carpentier Alting.
Vóór stemmen de heeren: Zwiers, Botermans, Fokker, van
Gruting, Pera en Roem.
Punt a van het voorstel van Burgemeester en Wethouders,
luidende:
»te besluiten, dat de op 1 Januari 1914 in te voeren Ge
meentelijke Reinigingsdienst voorzooveel betreft de werk
zaamheden, die direct verband houden met de verbranding
van het verzamelde vuil, zal worden ondergebracht bij den
dienst der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit," doch
voorzooveel betreft den ophaaldienst en den dienst in de
stad, bij den dienst der Gemeentewerken, met dien verstande,
dat de opperleiding over het laatstgenoemde deel van den
dienst zal berusten bij den Directeur van Gemeentewerken
of diens plaatsvervanger, zijnde de Ingenieur van Gemeente
werken, terwijl onder hen met de uitvoering van den dienst op
de bovengeschetste wijze zal belast zijn een adjunct-Directeur
der Gemeentereiniging, te benoemen op een traktement van
ƒ1800.met drie driejaarlijksche verhoogingen van ƒ200.
tot een maximum van ƒ2400.
wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Daarop wordt punt b van het voorstel van Burgemeester en
Wethouders, luidende:
»te besluiten, dat de nieuw te benoemen adjunct-Directeur,
vanaf een nader door ons College te bepalen datum tot zijne
definitieve indiensttreding, als adviseur in dienst der ge
meente zal treden tegen eene bezoldiging, gelijk staande met
de heltt van zijn aanvangssalaris,"
in stemming gebracht en aangenomen met 20 tegen 7
stemmen.
Vóór stemmen de heerenCorts, Korff, Kruimel, de Boer,
Bots, van der Lip, Bosch, Korevaar, van Hamel, Aalberse,
Heeres, Vergouwen, Briët, A. Mulder, Fischer, Timp, Driessen,
van Tol en Carpentier Alting.
Tegen stemmen de heerenZwiers, Botermans, Sijtsma
Fokker, van Gruting, Pera, Roem en van der Eist.
Tenslotte wordt ook het geheele voorstel van Burgemeester
en Weihouders zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
IV. Voorstel tot intrekking van de verordeningen van 15.
Juni 1899, regelende de heffing en de invordering van een
recht voor het van gemeentewege doen wegruimen van sneeuw
en ijs van den openbaren weg vóór en langs perceelen
(Gem.BI. No. 19).
(Zie Ing. St. No. 284).
De Voorzitter. Zooals de heeren weten, stelt de Commissie
van Financiën voor, nog eens eene proef te nemen; Burge
meester en Wethouders blijven echter van meening, dat, daar
het reeds zooveel jaren gebleken is, dat dit instituut, dat de
gemeente veel geld kost, aan het uitsterven is en de ge
meentenaren er geen prijs op stellen, thans het tijdstip
gekomen is, waarop de gemeente in haar eigen belang be
hoort te besluiten beide verordeningen in te trekken.
De heer Pera. M. d. V. Ik wil wel zeggen, datdesneeuw-
opruiming van gemeentewege een groot gemak is, en het is
verbazend goedkoop. Wanneer het dus ging op het oogenblik
om dat gemak en om dat voordeel, dan zou ik stemmen
tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders, maar
ik meen, dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders
dermate gemotiveerd is, dat het niet aangaat, voortaan van
de gemeente die kosten te vergen, zoodat het wel de aange
wezen weg is, dat geheele zaakje eenvoudig maar op te ruimen.
De heer Fokker. M. d. V. Het spijt mij, maar ik ben het
geheel niet met den geachten vorigen spreker eens, dat wij
het voorstel van Burgemeester en Wethouders moeten aan
nemen; ik ben het meer eens met het advies van de Commissie
van Financiën. Ik zou willen vragen, of de ingezetenen, die
op het oogenblik bij die sneeuwopruiming zijn aangesloten,
niet in oneindig veel meer kosten moeten vervallen, wanneer
zij bij particulieren terecht moeten Dat wordt erkend, maar
zou dan niet het tarief van de gemeente kunnen worden
verhoogd, bijv. verdubbeld? Burgemeester en Wethouders
zeggen zelf, wanneer het wordt geïnd, het is altijd een centen
kwestie, dus of het 10 of 20 cent kost, daartegen zullen de
aangeslotenen geen bezwaar maken, want het zou hun mis
schien driemaal meer kosten dan nu, wanneer zij later vallen
in handen van particuliere sneeuwruimers, die meer geld
vragen, maar die dat beter in uurloon van de gemeente zouden
ontvangen. Ik zou wel willen vragenwordt genoeg gedaan
om de ingezetenen tot aansluiting aan de gemeentelijke
sneeuwopruiming te brengen; is er ooit iets gedaan, om het
afsterven van dien dienst tegen te gaan Heeft men er de
ingezetenen ooit op gewezen, dat het nuttig is en voordeelig?
Sommige vereenigingen lijden aan dezelfde kwaal, het aantal
contribuanten vermindert langzamerhand, maar dan wordt
een noodkreet geuit en op de groote trom geslagen en dan
gaat soms de zaak weer goed. Is dat van gemeentewege
nooit gedaan, en wanneer het nooit gedaan is, kan het gedaan
worden, en met een verhooging van het tarief en een opnieuw
propageeren van den dienst zou ik het nog eens willen be
proeven, alvorens wij den dienst definitief opheffen. Daarom
kan ik mijn stem niet geven aan het voorstel van Burgemeester
en Wethoudersik hoop, dat dit voorstel zal worden verworpen,
en wanneer het verworpen is, hoop ik, dat Burgemeester en
Wethouders hetgeen hier gezegd is, zullen overwegen en zullen
trachten, de zaak opnieuw tot bloei te brengen.
De heer Vergouwen. M. d. V. Nog even terugkomende op
hetgeen de Commissie van Financiën dienaangaande in het
midden heeft gebracht, kan ik mij ten deele aansluiten bij
hetgeen de heer Fokker heeft gezegd. Een gedeelte van de
overwegingen, die hij hier heeft uitgesproken, heeft de Com
missie van Financiën gebracht tot haar advies. Toen de Com
missie dit voorstel onder de oogen kreeg, had zij natuurlijk
dadelijk den indruk: wanneer die dienst opgeheven wordt,
is dat bij den tegenwoordigen toestand werkelijk voor de
gemeente gemakkelijk; zooals het nu is, kan het op den
duur toch niet blijven. Het aantal aangeslotenen is te gering;
hier valt een uit en daar valt een uit, en wanneer een groot
pak sneeuw gevallen is en de gemeente zet mannetjes aan,
dan ziet men hier een vak, dat niet is schoongemaakt en daar
een, dat wel schoongemaakt is. Het is zelfs een heele toer,
om degenen, die wel aangesloten zijn, uit te zoeken, maar
daar staat tegenover, dat een groot gedeelte van de burgerij
op zijn best weet, wat de gemeentelijke sneeuwopruiming is.
Deze is indertijd ingesteld en langzamerhand in onbekend
heid geraakt. Er zijn menschen uit de stad weggegaan en
nieuwe bijgekomen en de meeste daarvan weten niet, dat ze
bestaat. Als er sneeuw valt, dan zien zij wel een bordje met
»Gemeentelijke Sneeuwopruiming", maar meer ook niet.
Nu wordt dit punt ter sprake gebracht in een tijd, dat
niemand denkt aan sneeuw (het is bij ondervinding gebleken,
dat de meeste sneeuw valt in Februari en Maart), waardoor
het begrijpelijk wordt, hoe het komt, dat niemand door een
stuk in een of andere krant heeft blijk gegeven, zich de zaak
aan te trekken. Als wij nu zouden besluiten tot opruiming