DONDERDAG 14 DECEMBER 1911. 215 het rijden met de tram of op een fiets geheel genegligeerd is. Dat nu in dezen tijd een verschil van 6 minuten een bezwaar zou zijn tegen de plaatsing van een Hoogere Burger school kan ik niet inzien, waar het toch jongens geldt van 12 tot 20 jaar. In den laatsten tijd wordt in verschillende steden en ook hier aangemoedigd de Padvindersbeweging voor jongelieden van 12 tot 17 jaar. Dat is niet een beweging, ontstaan uit een manie om maar een club te vormen of om a tout prix aan sport te doen, maar dat is een beweging, die onder protectie staat van de meest geachte en de meest bezadigde ingezetenen van onze gemeente. Tot hun leedwezen kunnen de jongelui maar tweemaal 's weeks, 's Woensdags en 's Zaterdags, aan die beweging deelnemen, doch het ideaal zou zijn, dat zij geregeld aan die lichaamsoefeningen zouden kunnen deelnemen. Welnu, hier wordt gelegenheid geboden tot geregelde lichaamsbeweging! Verder, M. d. V., zijn wij in 1911 en als wij nu besluiten tot het stichten van de Hoogere Burgerschool op die plaats, dan ben ik er van overtuigd, dat, wanneer de school geopend wordt, die 6 minuten heel wat minder zullen zijn geworden. Wanneer de gemeente ooit invloed kan uitoefenen op de uitbreiding van de stad, dan is het bij deze gelegenheid. De Hoogere Burgerschool is een inrichting, waarom men zich gaarne in meerdere of mindere mate concentreert. Er zullen wel menschen zijn, die zich niet laten leiden door den bouw van een Hoogere Burgerschool, maar er zullen vele leeraren zijn, die liefst dicht bij de Hoogere Burgerschool wonen. Zooals ik zooeven gezegd heb, is de gemeente nu in de gelegenheid om een invloed ten goede uit te oefenen. Wij mogen niet blind zijn voor het feit, dat de bebouwing in deze gemeente zich op het oogenblik richt naar Oegstgeest. De Poelgeesterlaan is ook dit jaar weer meer bebouwd en het zal niet lang meer duren, of zij zal worden overgenomen door de gemeente als zijnde voor de helft bebouwd. De Mariënpoel- straat is, voor zoover die aangelegd wordt, bebouwd. Het ergste is, dat de bebouwing aan den Rijnsburgerweg in de gemeente Oegstgeest bijzonder levendig is geweest. Wij kunnen dus het feit niet ontkennen, dat de bebouwing zich gericht heeft naar Oegstgeest toe en dat wij daardoor die ingezetenen, die eigenlijk in Leiden behooren te wonen, zien weggaan en dat zij zich in de naastbij gelegen gemeenten gaan vestigen. Nu is er gelegenheid om daarop eenigen invloed uit te oefenen en dien invloed moeten wij nu ook doen gelden. Waar de heer Fokker van dat kanaal, dat kosteloos door de Provincie wordt aangelegd, verwacht, dat er niemand anders zal komen te wonen dan de brugwachters, daar meen ik er op te moeten wijzen, dat de fabrikanten dan toch reeds voorgaan door aldaar grond te koopen en dus meer vertrouwen in de uit breiding van de stad naar dien kant schijnen te hebben dan sommige leden van den Raad. Het Raamland is een strook van 250 M., die belemmerend werkt voor de aansluiting van de oude stad met het kanaal. Gevoelt de Raad niet, van hoe groot belang het is, wan neer die 25 a 30 H. A. onbebouwd land daartusschen tot hun recht komen? ik behoef niet te wijzen op de belangen op industrieel gebied. Wanneer die belemmering niet wordt weggenomen, dan zouden die 25 a 30 bunders niet anders bebouwd kunnen worden, wellicht, dan door een groote fabriek. Want de klein-industriëelen zouden moeten rekenen op arbeiders woningen en gelegenheden eventueel om inkoopen te doen. Dat kan zich alles langs dat kanaal ontwikkelen. Daartoe zal echter niet zoo gauw worden overgegaan, zoolang de gemeente Leiden als het ware belet, dat die 25 a 30 bunders bebouwd worden. Nu mogen de heeren zeggen: dat is alles fantasie en daar hebben wij ons niet mede te bemoeien, maar dan zou ik er toch wel op willen wijzen, hoe beschamend dat zou zijn tegenover andere gemeenten. Rotterdam is een gemeente van 400000 inwoners en geeft millioenen uit, alleen om de gegoede ingezetenen in de stad te houden. Amersfoort een stad van 14000 inwoners, heeft uitgegeven ƒ200.000.— om een landgoed aan te koopen, ten einde de bebouwing en de uitbreiding van de stad te be- heerschen, Den Bosch, een stad van 35000 inwoners, heeft gevoteerd 35000. voor een brug en f 17000.voor ophooging van terreinen, om een industrie in de gemeente te krijgen, en Eindhoven, een stad van 6000 inwoners, waarbij eenige gemeenten daaromheen, die tezamen misschien 20 a 25000 inwoners hebben, hebben geboden aan de Regeering ƒ250000 om te mogen bijdragen in de kosten van het Wilhelmina- kanaal, wanneer dit langs die gemeenten wordt geleid. De gemeente Leiden krijgt een grooten verkeersweg van 1216 M. en de fabrikanten koopen daar grond, en zou nu de gemeente zelf niet den minsten invloed uitoefenen op de uitbreiding van de stad naar dat gedeelte? M. d. V. Ik zou nog een enkele opmerking willen maken naar aanleiding van hetgeen de heer Sijtsma heeft gezegd omtrent het tweede gedeelte van zijn motie, betreffende de kosten van een nieuwe school. Ik kan daaromtrent niets meer zeggen dan in de stukken staat. Indertijd hebben Burgemeester en Wethouders geen begrooting gegeven, die op een plan steunde, doch de gegevens hebben in de Leeskamer gelegen, die van andere nieuwe scholen. Als men een Hoogere Burgerschool wil hebben, die aan alle te stellen eischen moet voldoen, dan kan men niet zeggen: zooveel heb ik er voor over en meer niet; elke eisch ver tegenwoordigt geldwil men dus voor een bepaalde som bouwen, dan moeten er eischen vallen. Daarom zeggen Burgemeester en Wethouders, dat de kosten verband houden met de plaats; als de plaats is bepaald, dan zullen Burgemeester en Wet houders zeggen, wat het kost. Om de heeren te laten beoor- deelen, hoe relatief begrootingen zijn, die op geen plan steunen, kan ik enkele cijfers noemen. Ër zijn hier enkele Rijks- Hoogere Burgerscholen gebouwd voor weinig geld; vroeger waren de eischen niet zoo hoog. Zoo is er een gebouwd voor ƒ119.000.en nu zal iedereen toch wel toegeven, dat, wanneer zoo een school geschikt is voor 434 leerlingen, er dan geen 215 geplaatst kunnen worden; het bedrag zal dus hooger moeten zijn en nu moet men natuurlijk een maatstaf voor die verhooging vaststellen. Nu heb ik eens uitgerekend, hoe duur onze Hoogere Burgerschool zou worden berekend naar verschillende maatstaven. Neem men bijv. de bebouwde oppervlakte als maatstaf, dan komt men op ƒ173.000. rekent men het per leerling uit, dan vindt men 187.000. en rekent men naar het aantal leerlokalen, dan komt men op ƒ209.000.Rekent men naar het totaal van de lokalen, dan komt men ook op ƒ209.000,Wie zich nu rijk wil rekenen en arm tellen, zooals men dat in het dagelijksch leven noemt, die neemt 173.000.Zoo zou ik door kunnen gaan en mededeelen, dat bijv. in Hoorn een Hoogere Burgerschool is gebouwd voor ƒ135.000.dat is al heel goedkoop en als ik daarnaar mijn berekeningen maak, dan kom ik op ƒ229.000. ƒ211.000.—, ƒ181.000.en ƒ206.000.Een begrooting is een relatief begrip. De eenige juiste weg is om eerst een plaats aan te wijzen en dan naar een plan een berekening van de kosten te maken. De heer Hoogenboom. M. d. V. Ik heb met belangstelling de redevoering gehoord van den heer Korevaar omtrent het plaatsen van de Hoogere Burgerschool op het Raamland. Ik ben daarbij teleurgesteld, want ik had een warme verdediging mogen verwachten van deze door Burgemeester en Wethouders gekozen plaats. Ik vind die verdediging echter vrij zwak, vooral waar de wethouder de plaatsing van de Hoogere Burgerschool op het Raamland in verband brengt met het uitbreidingsplan. Hij waarschuwt daarbij tegen de uitbreiding, die op het oogenblik in de richting van Oegstgeest gaat, en zegt: de kans om dat andere gedeelte van de stad aantrekkelijk te maken, is gelegen in het plaatsen van een goede en net gebouwde school aan het begin van den boulevard, die er nog niet is, maar die er in de toekomst komen moet. De wethouder wijst er verder op, dat door de thans aan gevangen omlegging van het Rijn-Schie-kanaal, beoosten Leiden en kort bij het Raamland, groote kans bestaat, dat zich aan dat kanaal industriëelen zullen vestigen, die er fabrieken laten bouwen. Ik kan niet zeggen, dat juist dat bouwen van fabrieken het voor mij aannemelijk maakt, dat er een goede en nette stadswijk zal ontstaan en dat de gegoede bevolking van Leiden zich daar zal vestigen. Aangenomen echter, dat er goede wijken kwamen, geheel volgens het uitbreidingsplan, dan nog zou m. i. de Hoogere Burgerschool aan het Raamland toch zeer onpractisch ten opzichte van het uitbreidingsplan zijn geplaatst. Zij wordt niet centraal ten opzichte van het uitbreidingsplan gebouwd en kan nimmer centraal ten op zichte van eenige latere uitbreiding komen te staan, daar die uitbreiding aan de zijde van den Hoogen Rijndijk onmogelijk is en in oostelijke richting door de nabijgelegen kanaalom legging wordt begrensd. M. d. V. Ik kan dus geen enkel klemmend argument of af doende overweging vinden voor de plaatsing van de Hoogere Burgerschool aan het Raamland, aan het uiterste einde van de stad en aan het einde van een nieuw uitbreidingsplan. De argumenten, die de heer Fischer heeft aangevoerd voor verdediging van de plaatsing van de Hoogere Burgerschool aan het Raamland, kan ik ook niet klemmend achten. De heer Fischer heeft gezegd, dat men daar een goed, vrij bouw terrein heeft en dat men daar geen last zal hebben van rumoer noch van de straat, noch van de booten in het aan gelegde kanaal. M. d. V., ik zou dat wel willen aannemen, maar ik ben niet overtuigd. Wij loopen dat gevaar voor rumoer ook niet, wanneer wij het feestterrein nemen. Dat heb ik reeds voldoende in mijn eerste rede toegelicht. De heer Korevaar zegt, dat feestterrein ligt wel rustig en stil, maar die rust zal gorden verbroken. Ook ik, M. d. V., heb geen andere gedachten gehad dan dat de stad zich bij het feestterrein wel zal uitbreiden, zooals tegenwoordig ook reeds geschiedt. Ik heb echter reeds gezegd, dat de school daar geen nadeel van rumoer van zal ondervinden, daar de straat- aanleg daarnaar is te regelen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1911 | | pagina 9