214 DONDERDAG 14 DECEMBER 1911. den voor de desinfectie-inrichting. Zooals de heeren weten, is eenige jaren geleden een aanvullende wet aangenomen op de besmettelijke ziekten, waarvan de inwerkingtreding nog wacht op een Koninklijk Besluit, regelende de nadere uitvoering, waarmee de Gezondheidsraad zich op het oogenblik bezig houdt. Wij hopen, dat die raad daar niet eeuwig mee bezig zal zijn, zoodat den een of anderen dag die Wet op de Be smettelijke Ziekten uitgevoerd zal moeten worden. Wat is daarvan het gevolg? Dat wij met de tegenwoordige desinfectie-inrichting niet meer kunnen volstaan. Wij zullen moeten zorgen voor eene inrichting, op ruime schaal ingericht, want het Rijk geeft daarvoor in de stichtingskosten 50 subsidie en geeft in de exploitatiekosten daarom zullen die ook niet zoo erg bescheiden ingericht mogen worden ook 50 Door een specialiteit op gezondheidsgebied is de meening uitgesproken, dat die desinfectie-inrichting zal moeten komen in het centrum van de besmetting en dat zou in casu hier zijn op deze plaats. In de tweede plaats is op het oogenblik de Brandweer ge huisvest bij den sta-in-den-weg, het Liernurstelsel, en behelpt zich daar zoo goed of kwaad als het kan. De passage is daar zeer nauw en de Brandweer zal op den een of anderen tijd een beter onderdak moeten krijgen. Wanneer men daartoe eventueel overgaat, is de aangewezen plaats het Invalidenhuis. De gemeente is eenige jaren geleden als 't ware uit het Invalidenhuis gejaagd. Altijd in goede beteekenis. Ik wil niet kwetsend zijn tegen de tegenwoordige Bestuursleden van het Invalidenhuis. De keuring van de militairen en ook de indeeling had vroeger plaats in het Invalidenhuis. Zeer noode zijn wij toen enkele jaren geleden gegaan naar de Gehoorzaal. Zeer noode, want er komen meer militairen dan daar tegelijk geholpen kunnen worden. Nu moeten die menschen daar soms een geheelen dag wachten. Die trappelen dan tegen de plinten in de Gehoorzaal en soms worden er stoelen gebroken, hetgeen alles zeker niet bijdraagt tot een goedkoop onderhoud van onze Gehoorzaal. Voor die militairen zou dus ook eventueel het Invalidenhuis gebruikt kunnen worden. Nu komende tot de zaak, dank ik den heeren voor den steun, dien zij eventueel gegeven hebben aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders om de Hoogere Burgerschool te stichten op het Raamland. Ik voor mij ben niet overtuigd, dat Burgemeester en Wethouders omtrent hun voorstel ge dwaald hebben. In de eerste plaats ontmoet ik den heer Hoogenboom, dien ik op een verschil moet wijzen, dat tusschen ons bestaat, over de uitdrukking «bezwaren, ontleend aan het vastgestelde uitbreidingsplan". Ik ben het er volmaakt mede eens, dat een uitbreidingsplan gewijzigd kan worden, maar in de stuk ken van Burgemeester en Wethouders heeft deze uitdruk king een verdere strekking en heeft het meer de bedoe ling van de plaats, die het Raamland inneemt in de uitbrei ding van de gemeente. Ik hoop hierop straks nader terug te komen. Overigens acht de heer Hoogenboom het straatrumoer aan het Raamland bezwarend. Ik geef toe, dit bezwaar zou op het oogenblik niet bestaan op het feestterrein. Orn deze en om andere redenen geeft de heer Hoogenboom de voorkeur aan het feestterrein. Nu moet ik dadelijk opmerken, dat een jaar of tien ge leden daar een bebouwing is begonnen: daar zijn in dien tijd een kleine honderd huizen gekomen met 350 bewoners. Welken waarborg .heeft men daar dus, dat er ruet binnen korten tijd een zoo groote bebouwing zal plaats hebben, dat het noodig wordt, dat daar een tram wordt gelegd In dat geval zal men toch die streek de tram niet onthouden, omdat er een school staat. De heer Hoogenboom vindt het bezwaar van het feestterrein niet zoo overwegend, doch daarin ga ik niet met hem mee. Twee tot drie jaar geleden heeft het heel wat hoofdbrekens gekost, een geschikt terrein voor feestterrein te vinden. Daartoe heeft bijgedragen een omstandigheid, die niet speciaal Leidsch is, doch tegenwoordig meer algemeen merkbaar, dat er niet meer feesten in een gebouw, maar buitenfeesten worden gegeven, zoodat een gewoon feestterrein tegenwoordig niet meer voldoende is. Hier nu heeft men een terrein in de onmiddellijke nabijheid van het schilderachtige Singel water, terwijl eventueel van het plantsoen ook gebruik kan worden gemaakt, zoodat dit terrein in alle opzichten voldoet en ook waarborgen geeft, dat het in de toekomst ook altijd zal voldoen. Men moet daar niet te licht over denken. Sommige heeren gevoelen zich bezwaard, dat moet gesticht wor den een monumentaal gebouw. De bedoeling daarvan is deze Er is een nieuwe straat geprojecteerd van 40 M. en op welke wijze zou die straat nu meer tot haar recht komen, meer lokken tot meerdere bebouwing en bewoning, dan door aan het begin een gebouw te zetten, in overeenstemming met den breeden, ruimen aanleg? Men had beter gedaan, niet te spreken van een monumentaal gebouw, maar van een gebouw, dat door zijn afmetingen imponeert: dat kan ook monumentaal zijn. Zoo zal bijv. niemand van de Beurs te Amsterdam beweren, dat er buitengewone versierselen aan zitten. En toch is het een monumentaal gebouw. Nu heeft de heer Mulder de verwachting uitgesproken, dat het van-der-Werfpark zou zijn te krijgen, doch de pogingen, die vroeger al meermalen zijn aangewend, om het van-der- Werfpark te krijgen, waren altijd zonder succes. Als wij het echter wel terug konden krijgen, zouden wij dan het laatste plekje groen in onze stad prijs geven? Leiden is toch al zoo slecht bedeeld met groen in de stad en ik zou dat dus geen gelukkige keuze vinden. Verder zegt de heer Mulder, dat men den trek naar Oegst- geest wil tegen gaan. Ja, M. d. V., dat is waar. Maar mag dat als een verwijt gelden? Als overigens aan het Raamland allerlei voordeelen verbonden zijn. mag dan een dergelijk argu ment niet den doorslag geven Wij zitten hier vandaag toch niet uitsluitend om de belangen van de Hoogere Burgerschool te behartigen en op een anderen dag een ander belang van Leiden. Dan zouden wij een chaos van besluiten krijgen. Wij mogen toch niet het eene doen, zonder het oog te laten gaan over het andere. De heer Sijtsma meerit, dat de toegangen niet zoo slecht zijn naar het Invalidenhuis, en sprak ook over de 200 leer lingen, die over den nauwen Hoogewoerd zouden moeten, om naar het Raamland te komen; dat is niet consequent. Al die 200 leerlingen behoeven niet over den Hoogewoerd, want er wonen er genoeg aan de Singels en de andere zijde van den Hoogewoerd. Maar, die 200 leerlingen van de Hoogere Burger school zouden wel door de nauwe toegangswegen naar het Invalidenhuis moeten gaan? Verder zou daar ruimte genoeg zijn. Men zou althans het gebouw zoo kunnen projecteeren, dat er ruimte overbleef. M. d. V. Het terrein is groot 3700 M2. Wanneer men nu de oppervlakten der verschillende Hoogere Burgerscholen beziet, krijgen wij 3500, 3700, 4000 M2. enz. Dus of wij zooveel over zullen houden, betwijfel ik sterk. Ook pronken met onze Hoogere Burgerschool mochten wij niet. Ik kom hierbij terug op hetgeen ik zooeven gezegd heb: hetzij wij de Hoogere Burgerschool sierlijk willen maken of eenvoudig, wij moeten haar in ieder geval indrukwekkend maken. Dat kan niet anders. Het is geen gewoon woonhuis. En nu wordt er steeds gevraagd naar verfraaiing van de stad, en hadden wij de middelen er voor, dan zou er nog meer verfraaid worden. Zouden wij nu, waar wij een Hoogere Burgerschool moeten stichten, gaan zeggennu zetten wij die op een plaats, waar zij niet bijdraagt tot verfraaiing van de gemeente? Ik meen, dat wij dan onzen plicht zouden verzaken, wanneer wij op dergelijke dingen bij de plaatsing van een Hoogere Burgerschool niet zouden letten. De heer Fokker heeft enkele onderdeelen genoemd, en vreest o.a., dat, wanneer het Gymnasium niet vlak bij de Hoogere Burgerschool gelegen is, dit de gemeente geld zal kosten, want dan kunnen de lessen in de scheikunde niet meer gemeenschappelijk worden gegeven. Maar die worden ook nu niet gemeenschappelijk gegeven, doch ieder afzonderlijk. De heer Fokker. Dat is door mij niet gezegd. De heer Korevaar. Dan vergis ik mij en neem ik die woorden terug. Verder zou ik nog even de aandacht van de leden willen vestigen op de cijfers, die in de vergadering zijn genoemd. Er is door een van de heeren gezegd, dat het bouwen van de Hoogere Burgerschool op het Raamland f 18000.meer zal kosten, dan het bouwen van die Hoogere Burgerschool op de plaats van het Invalidenhuis. De heer Reimeringer. Het zou f18000.— minder kosten, niet meer. De heer Korevaar. Dan heb ik dit verkeerd begrepen. Verder heeft de heer Fokker gezegd, dat hij totaal niets hecht aan het feit, dat het kanaal door de Provinciale Staten hier door de stad wordt gelegd, en meent, dat in dit gebied hoogstens een brugwachter zou komen te wonen. Ja, M. d. V., wanneer er zoo weinig animo en zoo weinig gevoel is bij den Raad voor hulpbronnen, die zij cadeau krijgen van de Provincie, dan geloof ik ook, dat er nooit meer menschen zullen komen te wonen dan een paar brugwachters. Ik meen echter, dat de Raad moet aangrijpen elke gelegenheid, die geboden wordt om in de stad meer industrie te brengen en de stad levendiger te maken voor inwoners en vreemdelingen. Tegen het Raamland heeft men het bezwaar van den grooten afstand aangevoerd en nu heb ik eens nagegaan, in hoeverre dat bezwaar nu werkelijk overwegend moet worden genoemd. Ik heb opgenomen de woonplaatsen van alle leerlingen, die ingeschreven zijn in den cursus 1911/1912 en toen heb ik het verschil in afstand laten berekenen van het Invalidenhuis en het Raamland en ben toen tot de conclusie gekomen, dat het verschil bedraagt 6 minuten, waarbij het voordeel van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1911 | | pagina 8