208 DONDERDAG 14 DECEMBER 1911. De Voorzitter stelt alsnog voor, de pensioensgrondslagen van de heeren T. van Lohuyzen, tijdelijk leeraar aan het Gymnasium, en C. E. Hoorens van Heyningen, tijdelijk leeraar aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens, vast te stellen op respect, ƒ700.- en 2400.—. Aldus wordt besloten. Aan de orde is alsnu I. Benoeming van een lid der Commissie voor de Bewaar scholen. (Zie Ing. St. No. 302). De Voorzitter. Mag ik de heeren Vergouwen, Driessen, Zwiers en Botermans uitnoodigen het stembureau te willen vormen Wordt benoemd met algemeene (25) stemmen de heer M. van Wamelen. II. Benoeming van een onderwijzer aan de school der 3e klasse No. 6. (Zie Ing. St. No. 308). Wordt benoemd met 23 stemmen de heer L. van Prooijen, terwijl 1 stem is uitgebracht op den heer C. H. A. Collée en 1 biljet van onwaarde is. III. Benoeming van een onderwijzer met verplichte hoofd akte aan de Jongensschool le klasse. (Zie Ing. St. No. 310). Wordt benoemd met algemeene (25) stemmen de heer J. Ph. H. Kramer, onder voorwaarde, dat hij alsnog geneeskundig wordt goedgekeurd. IV. Benoeming van twee leden van den Gemeenteraad res pectievelijk tot Voorzitter en plaatsvervangend Voorzitter van het bestuur der Gemeentelijke Arbeidsbeurs (aftredend: de de heeren Dr. H. J. Zwiers en A. Mulder). Worden benoemd, beide met 24 stemmen en 1 biljet in blanco tot Voorzitter: de heer Dr. H. J. Zwiers; tot plaatsvervangend Voorzitter: de heer A. Mulder. V. Benoeming van leden en plaatsvervangende leden van het bestuur der Gemeentelijke Arbeidsbeurs. (Zie Ing. St. No. 303). Worden benoemd: tot leden-werkgevers de heeren A. J. den Hollander, P. F. C. Marks en A. Ruigrok, allen met 24 stemmen; 1 stem is uitgebracht op ieder van de heeren N. de Zwart, A. Th. Cahen en M. C. Schouten. tot plaatsvervangende ledenwerk-gevers de heeren N. de Zwart en A. Th. Cahen, ieder met 25 stemmen, en de heer M. G. Schouten met 24 stemmen1 stem is uitgebracht op den heer L. A. Werner. tot leden-werklieden de heeren C. H. Kouw, A. Koppier en H. J. van Kerkhof!, allen met 24 stemmen; 1 stem is uitgebracht op ieder van de heeren P. J. Lut, B. Resink en J. E. v. d. Ouweelen. tot plaatsvervangende leden-werklieden: de heeren P. J. Lut, B. Resink en J. E. v. d. Ouweelen, allen met 24 stemmen: 1 stem is uitgebracht op ieder van de heeren C. H. Kouw, A. Koppier en H. J. v. Kerkhoff. VI. Staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1910, van het R.-K. Armbestuur. (Zie Ing. St. No. 306). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. VII. Rekening, dienst 1910, van het R.-K. Armbestuur. (Zie Ing. St. No. 306). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. VIII. Begrooting, dienst 1912, van het R.-K. Armbestuur. (Zie Ing. St. No. 307). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. IX. Staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1910, van het R.-K. Wees- en Oudeliedenhuis. (Zie Ing. St. No. 306). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. X. Rekening, dienst 1910, van het R.-K. Wees- en Oude liedenhuis. (Zie Ing. St. No. 306). De heer Reimeringer. M. d. V. Ik wilde hierover wel even opmerken, dat het de Commissie voor de Financiën gebleken is, na ingewonnen berichten, dat het Bestuur van het R.-K. Wees- en Oudeliedenhuis dit jaar gevolg gegeven heeft aan den wenk, het vorig jaar gegeven, zoodat de effecten zijn ver kocht en thans overgegaan is tot een belegging van het geld, welke goedgekeurd is door Gedeputeerde Staten, zoodat die heeren, wat dit betreft, gerehabiliteerd zijn. Er is nog één punt niet geheel geregeld, doch dat zal het volgend jaar ook in orde komen. Wanneer ook dat geregeld is, is de ge- heele begrooting opgesteld geheel conform de wettelijke voor schriften. De Voorzitter. De Commissie van Financiën stelt den Raad dus voor, de rekening goed te keuren. De beraadslaging wordt gesloten en de rekening zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. XI. Begrooting, dienst 1912, van het R.-K. Wees- en Oude liedenhuis. (Zie Ing. St. No. 307). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. XII. Voorstel tot openbaren verkoop van op de stadstim- merwerf en de hulpwerf aanwezige, buiten gebruik gestelde materialen enz. (Zie Ing. St. No. 304). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XIII. Voorstel tot het doen rooien en verkoopen van boomen. (Zie Ing. St. No. 305). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XIV. Voorstel tot verhuring van de beweiding van het Schuttersveld aan de weduwe C. Dieben. (Zie Ing. St. No. 309). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XV. Voorstel tot aanwijzing van eene plaats voor den bouw van eene nieuwe Hoogere Burgerschool voor Jongens. (Zie Ing. St. No. 282). De heer Hoogenboom. M. d. V. Het is niet zonder eenigen schroom, dat ik hier als eerste mijn meening ga zeggen over de door Burgemeester en Wethouders als wenschelijk aange geven plaats voor een nieuwe Hoogere Burgerschool. Burge meester en Wethouders zouden die wenschen op het Raamland. In het praeadvies worden door Burgemeester en Wethouders verschillende terreinen in onze stad nagegaan en de bruik baarheid van die terreinen besproken. Het college komt dan tot de conclusie, dat verschillende van die terreinen niet in aanmerking komen en dat aan het Raamland de voorkeur gegeven moet worden. In het laatste gedeelte van het advies wordt alleen een vergelijking gemaakt tusschen het Invaliden huis en het Raamland. Het bezwaar tegen de plaatsing van de Hoogere Burgerschool op het Raamland geopperd, namelijk dat van straatrumoer, wordt door Burgemeester en Wethouders niet^ gevreesd, en er wordt een beroep gedaan op den toestand te 's-Gravenhage, waar het Gymnasium staat aan de Laan van Meerdervoort, alwaar van «straatrumoer" geen hinder zou worden ondervonden. De quaestie, dat het Raamland te ver van de stad af ligt, meenen Burgemeester en Wethouders te kunnen weerleggen door de mededeeling, dat de school zal gelegen zijn aan de tram en dat het geen bezwaar voor de leeraren en de leer lingen zal opleveren, al is de school niet in het centrum van de stad gelegen. Met deze beide opmerkingen over den afstand uit de stad kan ik mij op het oogenblik nog niet vereenigen en ik meen, dat zij niet het bezwaar weerleggen, dat die school wel te ver van de stad zal zijn gelegen. Het komt mij verder voor, dat, al moge, wat het straatrumoer betreft, het beroep op Den Haag opgaan voor het Gymnasium, dat gesticht is aan de Laan van Meerdervoort, aan dat beroep geen te groote waarde mag worden gehecht, wanneer waar is, dat de nieuw gestichte Hoogere Burgerschool aan de Stadhouderslaan te 's-Gravenhage, welke toch verder van de straat af staat dan het Gymnasium aan de Laan van Meerdervoort, wel eenigen last van het straatrumoer ondervindt. Wat den afstand betreft, moet ik zeggen, dat de plaatsing van een Hoogere Burgerschool aan het uiterste einde van de stad mij bijzonder afkeurenswaardig voorkomt. Ik ben het dus niet eens met de weerlegging, die Burge meester en Wethouders van de bezwaren geven, doch meen, dat die bezwaren blijven gelden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1911 | | pagina 2