DONDERDAG 14
DECEMBER 1911.
207
Zitting ran Donderdag 14 December 1911.
Geopend des namiddags te half twee.
Voorzitter: de heer Burgemeester Jhr. Mr. N.C.DE G1JSELAAR.
Te behandelen onderwerpen:
1° Benoeming van een lid der Commissie voor de Bewaar
scholen. (302)
2° Benoeming van een onderwijzer aari de school der 3e
klasse N°. 6. (308)
3° Benoeming van een onderwijzer met verplichte hoofdakte
aan de Jongensschool der 1ste klasse. (310)
4° Benoeming van twee leden van den Gemeenteraad, respec
tievelijk tot Voorzitter en plaatsvervangend Voorzitter van
het bestuur der Gemeentelijke Arbeidsbeurs (aftredend: de
H.H. Dr. H. J. Zwiers en A. Mulder).
5° Benoeming van leden en plaatsvervangende leden van het
bestuur der Gemeentelijke Arbeidsbeurs. (303)
6° Staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst
1910, van het R.-K. Armbestuur. (306)
7° Rekening, dienst 1910, van het R.-K. Armbestuur. (306)
8° Begrooting, dienst 1912, van het R.-K. Armbestuur. (307)
9° Staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst
1910, van het R.-K. Wees- en Oudeliedenhuis. (306)
10° Rekening, dienst 1910, van het R.-K. Wees- en Oudelie
denhuis. (306)
11° Begrooting, dienst 1912, van het R.-K. Wees-en Oudelie
denhuis. (307)
12° Voorstel tot openbaren verkoop van op de Stadstimmerwerf
en de Hulpwerf aanwezige, buiten gebruik gestelde mate
rialen enz. (304)
13° Voorstel tot het doen rooien en verkoopen van boomen.(305)
14° Voorstel tot verhuring van de beweiding van het Schutters
veld aan de weduwe C. Dieben. (309)
15° Voorstel tot aanwijzing van eene plaats voor den bouw van
eene nieuwe Hoogere Burgerschool voor Jongens. (282)
16° Voorstel in zake de leiding van den op 1 Januari 1914 in
te voeren Gemeentelijken Reinigingsdienst. (285)
17° Voorstel tot intrekking van de verordeningen van 15 Juni
1899, regelende de heffing en de invordering van een recht
voor het van gemeentewege doen wegruimen van sneeuw
en ijs van den openbaren weg vóór en langs perceelen
(Gem.BI. N°. 19). (284)
Tegenwoordig zijn 27 leden, n.\ de heeren: Vergouwen,
Heeres, de Boer, Fischer, Timp, Reimeringer, Carpentier Alting,
Driessen, van der Eist, van Tol, Zwiers, Kortï, P. J. Mulder,
Botermans, Sijtsma, Kruimel, van Hamel, Bots, A. Mulder,
van der Lip, Hoogenboom, Briët, Pera, Corts. Korevaar, van
Gruting en Fokker.
Afwezig zijn de heeren: Roem, wegens uitstedigheid, Bosch,
wegens familie-omstandigheden, en Aalberse, wegens Kamer
zitting. Er is ééne vacature.
De notulen van het in de vorige vergadering van 7 December
'1911 verhandelde worden goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen:
1°. Mededeeling van Mevr. de Wed. J. J. van Hoeken
van der Gugten van het overlijden van haren echtgenoot, den
heer J. J. van Hoeken, in leven lid van den Gemeenteraad.
Dit stuk luidt als volgt:
Leiden, 14 Dec. 1911.
EdelAchtbare Heeren,
Hiermede vervul ik den treurigen plicht u kennis te geven
van het overlijden van mijn geliefden echtgenoot, den Heer
J. J. van Hoeken, in leven lid van uw college.
Mij van uwe deelneming overtuigd houdend,
teeken ik met de meeste hoogachting,
Wed. J. J. van Hóeken-
van der Gugten.
De Voorzitter. Mijne Heeren. Ik geloof, dat het ontvangen
van dezen brief mij den plicht oplegt, hier eenige woorden te
spreken ter nagedachtenis van den overledene. Het zal u zeker
gegaan zijn evenals mij, dat gij verslagen stondt, toen gij het
bericht vernaamt, dat de heer van Hoeken niet meer in leven
was. Eene week geleden zat hij nog hier en nam deel aan
onze beraadslagingen en werkzaamheden. Toen de heer van
Hoeken den 5en September weer verscheen na eene lang
durige ziekte, eene ziekte van zóó ernstigen aard, dat wij tijden
lang niet konden hopen hem weer terug te zien, hoopten wij
hem nu weer voor lange jaren te mogen bezitten, om de
belangen van de gemeente mede met zijne adviezen en zijne
werkzaamheden te kunnen behartigen. Het heeft niet mogen zijn.
Gelukkig voor den heer van Hoeken, die het vorige jaar reeds
zooveel had geleden, is zijn lijden thans van korten duur
geweest, maar daarom treft het ons te meer, omdat de slag
zooveel plotselinger is gevallen.
De heer van Hoeken was slechts korten tijd lid van deze
vergadering; vroeger was zijn zoon lid van den Raad en woonde
de heer van Hoeken zelf in de gemeente üegstgeest. Daar
heeft hij langen tijd de betrekking van raadslid en van wet
houder vervuld. Vandaar dat hij zoo thuis was in gemeente
zaken en dat wij zoo vaak mochten profiteeren van zijne goede
en levendige adviezen, vooral in zaken op het gebied van
fabricage. Bovendien was hij een aangenaam en innemend man.
Zonder twijfel zal de nagedachtenis van dezen braven en
sympathieken grijsaard nog langen tijd in onze herinnering
blijven leven. Ik meen van tfeze plaats te mogen zeggen, dat
het zijne weduwe, bij den grooten troost, dien zij onget wijfeld
zal vinden in het geloof aan het wederzien van hem, toch
ook nog tot troost zal strekken, dat wij hem hier altijd zullen
gedenken als een vriendelijk en innemend man, die ook heeft
meegeholpen om de belangen der gemeente zoo goed mogelijk en
naar zijne beste krachten te behartigen.
Ik stel u voor, het schrijven van Mevrouw de Weduwe
van Hoeken te beantwoorden met een brief van rouwbeklag.
Aldus wordt besloten.
2°. Missive van Gedep. Staten ten geleide van het Kon.
Besluit van 25 November j.l., houdende vaststelling van de
jaarwedde van den Gemeente-ontvanger op f 4000.
3°. Mededeeling van N. Brouwer, dat hij zijne benoeming tot
lid der Plaatselijke Schoolcommissie aanneemt.
4°. Beschikking van den Commissaris der Koningin d.d. 13
December j.lhoudende eervol ontslag van Dr. J. E. G. van
Emden als lid der Gezondheidscommissie.
5°. Dankbetuiging van Mej. F. Pen e.a., allen onder
wijzeressen in de handwerken, voor de nieuwe regeling van
hare betrekkingen en de daaraan verbonden salarissen.
Dit stuk luidt als volgt:
Leiden, 13 Dec. 1911.
Edelachtbare Heeren!
Ondergeteekeriden, allen onderwijzeressen in de handwerken
aan de openbare lagere scholen der 3de en 4de klasse in deze
gemeente, betuigen U haar dank voor de verbeteringen, door
U aangebracht in de regeling harer betrekkingen en de bezol
diging daarvan.
't Welk doende, van U,
Edelachtbare Heeren,
de dw. dn.essen
F. E. Pen.
(Volgen de namen van nog 38 adressanten.)
Worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
Verzoek van het bestuur der vereeniging «Openbare Leeszaal
en Bibliotheek" om een lid van den Raad aan te wijzen als
lid van het algemeen bestuur der Vereeniging.
Dit stuk luidt als volgt:
Leiden, 13 December 1911.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Volgens art. 6 der statuten van de Vereeniging «Openbare
Leeszaal en Bibliotheek te Leiden", kan het recht om een lid
in het algemeen Bestuur dier Vereeniging te benoemen, tijde
lijk aan den Raad der gemeente Leiden worden toegekend
door een algemeene ledenvergadering dier Vereeniging.
De algemeene vergadering van 29 Nov. 1.1. heeft besloten
dit recht tot wederopzeggens toe aan U.E.A. toe te kennen.
Ik heb derhalve de eer U.E.A. te verzoeken om, indien
U.E A. van dit recht gebruik wenscht te maken, iemand aan
te wijzen, die van wege den Raad der gemeente Leiden in
het Algemeen Bestuur onzer Vereeniging zitting neemt.
Namens het Bestuur der Vereeniging
Openbare Leeszaal en Bibliotheek te Leiden.
P. C. Molhuysen, Secretaris.
Zal worden opgenomen onder de Ingekomen Stukken.
De Voorzitter deelt verder mede:
1°. dat aan Mej. J. W. Menkhorst, eervol ontslagen le
onderwijzeres in de handwerken aan de school der 3e klasse
No. 8, met ingang van 23 December 1911, een pensioen is toe
gekend van f 194.'sjaars; en
2°. dat aan J. Spruit, eervol ontslagen agent van politiële
klasse, met ingang van 1 Januari 1912, een pensioen is toe
gekend van f 273.'sjaars.