218 DONDERDAG 14 DECEMBER 1911. van den heer Botermans, men daar mettertijd wel een bebouwd terrein krijgt. Er komt echter niemand om bouwterrein te koopen van de gemeente aan die zijde van de stad, teneinde dat te exploiteeren voor bouwterrein. De gemeente verkoopt nooit terrein. En omdat dat niet gebeurt, vrees ik, dat dit een afgelegen gedeelte zal blijven, ook al zetten wij die school er neer. Thans het terrein aan den Zoeterwoudschen Singel. Dat terrein ligt daar al een langen tijd zóóongebruikt. Telkens wanneer er sprake van is, dat terrein ergens voor te bestemmen, wordt er gezegdlaten wij dat niet doen, dat terrein moeten wij reserveeren en moeten wij voor dit of dat beschikbaar houden. Daartoe gaat de gemeente niet gemakkelijk over. Zooals ik zooeven reeds heb gezegd, zie ik de idee van den heer Botermans niet tot uitvoering komen. Dien tengevolge zal die breede boulevard, dien de heer Reime- ringer zich daar denkt, in de toekomst onbebouwd blijven en dan zal de Hoogere Burgerschool aan het begin van den boulevard eenzaam en verlaten blijven staan, alleen bezocht door leerlingen, die daar moeten wezen. Dat daar eiken dag om 9 en om 12 uur, om 2 en om 4 uur, een paar honderd leerlingen, om zoo te zeggen gelijk tijdig door die nauwe Hoogewoerd zullen moeten gaan, waar bovendien nog electrisch verkeer is en dan vele fietsen zullen passeeren, is ook wel een groot bezwaar, maar het grootste bezwaar is toch de afstand naar het Raamland, voor een groot deel van de inwoners. Ik geef de voorkeur aan het Invalidenhuis; daarna komt het terrein, dat de heer Hoogenboom genoemd heeft aan den Zoeterwoudschen Singel, en pas in de laatste plaats zou ik genoegen willen nemen met het Raam land, omdat het toch absoluut onraadzaam is, de oude Hoogere Burgerschool te verbouwen. Nu heeft de heer Fokker en ook de heer Hoogenboom nog geen voorstel ingediend, zoodat er niets anders overblijft dan te stemmen tegen het voorstel van Burgemeester en Wet houders. Het zal dan echter toch tot een uitspraak van den Raad moeten komen, omdat men toch iets positiefs moet hebben en men pas plannen kan] maken, wanneer omtrent het terrein een beslissing is genomen. De Voorzitter. Ik kan u mededeelen, dat ik nog geen voorstel van den heer Fokker of van den heer Hoogenboom ontvangen heb; alleen eene motie van den heer A. Mulder. Overigens geloof ik wel, dat wij nu de algemeene debatten als gesloten kunnen beschouwen. De zaak is van alle kanten bekeken. Slechts wensch ik ten slotte van mijn kant een enkel woord te zeggen, voornamelijk na hetgeen door den Wethouder van Onderwijs is opgemerkt. In het rapport van de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs wordt het vol gende gezegd: »Dat naar de meening van onze Commissie tegen het terrein van het Raamland weliswaar bezwaren kunnen worden geopperd, maar dat deze toch niet als over wegend zijn te beschouwen. Het terrein aan den Zoeterwoud schen Singel is minder gunstig gelegen en meer in het cen trum der stad is op dit oogenblik geen voldoend terrein be schikbaar." De geheele kwestie komt dus neer op eene keuze tusschen het terrein van het Invalidenhuis en het Raamland, zooals ook in de stukken wordt gezegd. Het gaat niet aan, de Hoogere Burgerschool te laten, waar zij nu is; dan zou men eene school krijgen, die niet aan de eischen van den tijd voldoet, omdat er op een te klein terrein te veel in de lucht gebouwd zou moeten worden, hetgeen vermoedelijk ook veel meer geld zou kosten. Nu heb ik altijd getracht, zooveel mogelijk op de geldkist der gemeente te zitten en als ik het nu met het plan van het Raamland eens ben, dan is het speciaal met het oog op de financiën. Als men bedenkt, dat de kosten van verbouwing van de bestaande Hoogere Bur gerschool ongeveer f 100.000.— zouden bedragen, dan kan men nagaan, wat het bouwen van eene nieuwe zal kosten. Meh zou eerst het huis van den slager in zijn bezit moeten hebben, terwijl bovendien voor de Hoogere Burgerschool tijde lijk een ander lokaal zou moeten worden gezocht, hetgeen alles tezamen veel te duur zou worden. Ik moet eerlijk zeggen, dat ik het denkbeeld van den heer Hoogenboom omtrent het feestterrein niet goed begrepen heb. Ik kan mij de situatie niet goed voorstellen. Moet dat feest terrein dan vóór de Hoogere Burgerschool komen Als dit zoo is, lijkt het mij een zeer vreemd feestterrein! Het komt mij voor, dat dit terrein, wanneer men het weder noodig zal hebben, juist meer naar achteren zal moeten komen. Die om rastering van het plantsoen toch is eigenlijk geheel over bodig geweest: daar heeft men weinig gewandeld en zeer weinig aan gehad. Die tenten zouden dus alle mede een eind naar achteren moeten gezet worden. Komt daar nu eene Hoogere Burgerschool, dan heeft men niets meer aan het feestterrein. Verder moeten wij toch ook eens denken aan de quaestie van een volkspark. Het is jammer, dat het van-der-Werf- park indertijd aan het Rijk is afgestaan. Wanneer wij het vroeger niet afgestaan hadden, zou ik thans zeker zeggen: bouwt op dat vrije terrein nu toch eens niets, laten we eindelijk eens een terrein behouden, dat midden in de stad ligt en waar de ingezetenen tenminste iets aan hebben. Want men kan nu wel gaan spreken over een volkspark buiten de stad, maar ik geloof juist, dat de menschen met een gering inkomen veel meer profiteeren van een klein stukje grond in de stad dan van een groot stuk buiten de stad. En een stukje groen in de stad wordt ten slotte veel meer op prijs gesteld. Nu geef ik toe, dat eene Hoogere Burgerschool gebouwd moet worden op een goed gelegen terrein. In de stad zelf hebben wij echter mets meer over. En over de spoorlijn kunnen wij niet gaan bouwendat zou later voor de leer lingen altijd oorzaak van en aanleiding tot telaatkomen zijn en tot allerlei onaangenaamheden voeren. De quaestie komt hierdoor dus neer op de keus tusschen het terrein, dat Burgemeester en Wethouders hebben aan gegeven, nl. het Raamland, en het terrein van het Invaliden huis. Tusschen deze beide dient dus vanzelf wel beslist te worden. Burgemeester en Wethouders meenen aan het terrein op het Raamland de voorkeur te moeten geven, zooals zij in hun praeadvies hebben aangetoond. Dan is er gesproken over een «monumentaal" gebouw. Ik geef toe, daarover kan men grootelijks van meening ver schillen. Maar kan men niet met een eenvoudigen gevel vol staan en toch een monumentaal gebouw krijgen? Ik zou wel willen vragen: trekt de gevel van het Raadhuis niet tal van vreemdelingen en is hij niet een sieraad van onze stad? Het lijkt mij alleszins gewenscht toe, om van die Hoogere Burgerschool ook te maken een monumentaal gebouw. Het gaat immers niet aan, zooals de heer Fischer terecht heeft gezegd, er een graansilo van te maken, waarin men de menschen bijeenpakt! Is het nu mogelijk op eene van de plaatsen, die door de leden zijn genoemd, een werkelijk waardig gebouw- voor onze gemeente te maken? Dat zou reeds dadelijk niet anders kunnen, zonder dat er eene massa gebouwen afge broken worden. Daarom geloof ik, dat er geene betere plaats is dan het Raamland, waar voldoende ruimte is. Het Invaliden huis lijkt mij maar juist voldoende; de toegang er naar toe is ellendig; en vooral, waar tegenwoordig de scholen door het beginsel van coëducatie gecombineerd zijn, lijkt het mij toe, dat er geen goede toegang is door al die nauwe slopjes en gaatjes. Mijns inziens moet de school komen op een groot, vrij terrein. Natuurlijk wordt de weg daar ter plaatse langs de school breeder, wanneer zij op het Raamland komt; de sloot immers wordt gedempt en daardoor de toegang vanzelf breeder. Voorts komt de school daar te liggen in de nabijheid van het Plantsoen en vlak bij den Zoeterwoudschen Singel. De ouders, die hunne kinderen naar de Hoogere Burgerschool zullen zenden, wonen voor een groot gedeelte juist aan of in de omgeving van het Plantsoen en den Zoeterwoudschen Singel. Er zijn er natuurlijk wel, die in andere gedeelten der stad wonen, maar voor die menschen is een dubbeltje voor de tram in geval van slecht weer of iets dergelijks toch niet zoo'n groote opoffering. Nu zou ook ik gaarne gezien hebben, dat dit terrein beter lag. Maar ik geloof, dat wij gezien de beschikbare terreinen werkelijk aan de gemeente een dienst bewijzen, wanneer wij dat gebouw daar op het Raamland stichten. Ik meen dan ook, dat ik den Raad dringend kan afraden, een gebouw te stichten te midden van stegen en sloppen. Dat zou zonde zijn van het geld. Ik geloof ook niet, dat het uit een zuinig heidsoogpunt zooveel voordeeliger zal zijn, de school op de plaats van het Invalidenhuis te bouwen. Het zal gaan, zooals de heer Botermans heeft gezegd: dat terrein aan het Raam land zal naderhand drukker worden en wij zullen meer loop daarheen krijgen. Waar ik als Voorzitter advies mag geven, meen ik den heeren dus niet beter te kunnen adviseeren, dan door hun in overweging te geven, het gevoelen van die heeren te volgen, welke, het oog hebbende op de toekomst onzer stad, niet alleen de hand aan de portemonnaie houden, maar ook denken aan de idealen, die daareven zoo mooi door den heer Reimeringer ontwikkeld zijn. De heer van Hamel. M. d. V. U doet het voorkomen, alsof, wanneer het terrein aan den Zoeterwoudschen Singel bestemd zou worden voor Hoogere Burgerschool, het terrein dan niet meer geschikt zou zijn voor lustrumterrein. Ik ben het echter geheel met den heer Hoogenboom eens, dat het terrein dan ook nog wel voor lustrumterrein geschikt zal zijner is plaats genoeg; nagenoeg 2 Hectaren is het groot. De Voorzitter. Dan zou men het feestgebouw heelemaal achteraan moeten zetten. Anders kan het toch niet. Ik heb, zooals ik u reeds zeide, eene motie ontvangen van den heer A. Mulder, luidende: »De Raad, gelet op de besprekingen inzake het gewenschte terrein voor de te bouwen Hoogere Burgerschool, wenscht eerst

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1911 | | pagina 12