174
DONDERDAG 9
NOVEMBER 1911.
ders de ondernemers er toe bewegen, in bet aspect van de
huizen eenige variatie te brengen, zoodat op deze wijze er toe
zal worden bijgedragen het geheel een fraaier aanzien te
geven?
De heer Korevaar. M. d. V. Burgemeester en Wethouders
zijn het in zekeren zin eens met Prof. Carpentier Alting, dat
zooveel mogelijk gestreefd moet worden naar afwisseling in
de gevels van onze stad. De Raad is het daarmede ook eens,
want verleden jaar heeft deze een voorstel aangenomen, om
door het uitschrijven van een gevelwedstrijd dat doel te be
vorderen.
Of wij nu in dit geval een dergelijke voorwaarde als bin
dend kunnen opleggen, ik geloof niet, dat dit mogelijk is;
aan de Woningwet kunnen wij die bevoegdheid niet ontleenen.
Het zou dus alleen te bereiken zijn, wanneer de gemeente
daar eenige voordeelen tegenover stelde.
Gaarne zijn Burgemeester en Wethouders echter bereid
in die richting mede te werken, door bijv. op den wedstrijd
nog eens de aandacht te vestigen.
De heer Carpentier Alting. Gaarne zal ik tevreden zijn,
wanneer op deze wijze op de zaak de aandacht wordt geves
tigd en op de wenschelijkheid wordt aangedrongen.
De heer van der Elst. Ik had gaarne de volgende vraag
willen doen: Onder b. van de voorwaarden, die zullen worden
opgelegd, staat: „terwijl geen gebouwen of inrichtingen,
waarvoor krachtens de Hinderwet vergunning moet worden
aangevraagd, langs de straat zullen mogen worden gebouwd."
Wanneer de bouwers zich daaraan hebben te houden, dan
is het mogelijk, dat, wanneer zij een huis afgebroken hebben,
zij toch weder een inrichting zouden kuunen bouwen, die
hinderlijk zou kunnen zijn.
Mijn vraag daarom is: is hierin op de een of andere wijze
voorzien
De Voorzitter. De heer Korevaar heeft zooeven reeds
medegedeeld, dat, indien mogelijk, de conditie er aan toegevoegd
zal worden, dat de bepalingen, die wij hier aan het oordeel
van den Raad onderwerpen, worden vastgelegd in een ser
vituut of althans op de eene of andere wijze beter worden ver
zekerd. Dat is eene juridische quaestie, met welker oplossing
beide partijen accoord zullen moeten gaan, omdat het ook
voor de toekomst zal gelden.
De beraadslaging wordt gesloten.
De punten 1, 2 en 3 van het praeadvies van Burgemeester
en Wethouders worden zonder hoofdelijke stemming aange
nomen, terwijl tevens besloten wordt, dat de nakoming dei-
voorwaarden, vermeld onder 1°, a en b van het praeadvies,
zoo mogelijk door het vestigen van een servituut of op eene
andere wijze zal worden verzekerd.
(De heer Botermans had gedurende de stemming over het
voorstel de vergadering tijdelijk verlaten).
XVII. Vaststelling van het forensenkohier der plaatselijke
directe belasting, dienst 1911.
(Zie Ing. St. No. 263).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
conform het praeadvies besloten.
XVIII. Voorstel tot het inroepen van scheidsrechterlijke
uitspraak in zake het geschil met de Eeidsctie Duinwater
maatschappij over de rekening dier maatschappij over 1909.
(Zie Ing. St. No. 276).
De heer Carpentier Alting. M. d. V. Ik acht het gewenscht
hieromtrent eene vraag te doen. Van oordeel echter dat het
stellen daarvan minder goed in het openbaar kan geschieden,
zou ik daartoe gaarne de gelegenheid wenschen te ontvangen
in eene geheime zitting. Ik verzoek u dus de deuren te doen
sluiten, ten einde de gelegenheid te geven den Raad voor te
stellen eene geheime zitting te houden.
De Voorzitter doet naar aanleiding van dit verzoek de
deuren sluiten.
Na eenigen tijd wordt de openbare zitting hervat.
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders stellen u voor
het besluit te nemen, dat is afgedrukt aan het einde van het
ingekomen stuk No. 276.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt
thans conform het praeadvies besloten.
De Voorzitter. De agenda is hiermede afgehandeld. Verlangt
nog iemand het woord?
De heer Botermans. M. d. V. Ik wensch nog een vraag te
stellen. Er gebeuren tegenwoordig nogal veel ongelukken met
het spoor en met de tram. Nu heb ik juist een gevaarlijk
punt ontdekt aan het einde van de Heerenstraat, waar zich
de overweg van de S. S. bevindt. Die overweg is afgesloten
met gewone boomen. Niet met een afsluithek, zooals aan den
Mórschweg. Bij die afsluitboomen zijn dikwijls kinderen aan het
spelen en ik zelf ben er onlangs juist getuige van geweest,
dat de wachteres een kind greep onder den boom, even voordat
de trein passeerde, net op tijd. Ik zou daarom wel aan het
College van Burgemeester en Wethouders willen verzoeken,
zich te wenden tot de S. S. met het verzoek, die boomen te
doen vervangen door afsluithekken, zooals die aan den Mórsch
weg ook zijn.
De Voorzitter. Ik dank den heer Botermans namens Burge
meester en Wethouders voor zijne mededeeling; wij zullen
ernstig overwegen, of ons College tot de Maatschappij tot
Exploitatie van Staatsspoorwegen het verzoek kan richten, om
daar ter plaatse dezelfde afsluiting aan te brengen als bij den
overweg van de Hollandsche Spoor aan den Mórschweg.
Daar niemand meer het woord verlangt, wordt de vergadering
gesloten.
Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN Zoon.