DONDERDAG 9 NOVEMBER 1911.
173
op dien grond heb ik het dan ook goedgevonden. Ook in andere
gemeenten, die verordeningen vastgesteld hebben naar aanleiding
van de Pandhuiswet, is deze rentebepaling overgenomen en nu
dunkt mij daarom, dat men zich bij deze procenten veilig kan neer
leggen. Wanneer men de tarieven der Gemeentelijke Bank
van Leening raadpleegt, kan men ook tot betrekkelijk groote
bedragen komen. Wij moeten toch niet vergeten, dat door
particuliere banken van leening geen administratie-kosten
berekend mogen worden. Ik zou er u op kunnen wijzen, dat
men bij de Gemeentelijke Bank van Leening voor een pand
van 50 cents moet betalen 12% per jaar, dus 1 per maand,
of per week J d. w. z., afgerond naar boven toe tot de
kleinste bestaande munt, |ct.; daarbij betaalt men dan nog
1 cent voor administratiekosten. Wanneer derhalve iemand in de
Stedelijke Bank van Leening een pand geeft, waarop hij 50
cents vraagt, dan moet hij na één week betalen -J-f-l li-
cent, d. wi z. 3 d. i. nog meer dan het maximum in de particu
liere banken van leening. Op grootere panden is de Stadsbank
van Leening natuurlijk veel goedkooper.
Bij de stadsbanken komen erbij de bewaar- en administra-
tieloonen, welke vaak het meest drukken. Dit is echter uitge
sloten bij de particuliere banken': deze mogen geen admi-
nistratieloonen heffen.
De Commissie voor de Strafverordeningen meende niet
verder te moeten gaan dan het voorbeeld van de Vereeniging,
die is opgericht ter bestrijding van den woeker, aangeeft. Een
van beide: of die banken zijn noodig en wenschelijk voor het
publiek, öf zij zijn dit niet.
Zouden wij zoo enge bepalingen willen vaststellen, dat de
particuliere pandhuizen hunne kosten niet meer goed zouden
kunnen maken of althans er geen bescheiden bestaan van zou
den kunnen trekken, dan zou het wel zoo royaal zijn, indien
dit althans mogelijk ware, de banken ineens te verbieden.
Wanneer wij dat echter niet willen, dan moeten wij bepa
lingen maken, die binnen zekere grenzen blijven. En als wij
ons dan houden aan de grens, die door de Vereeniging tot
Bestrijding van den Woeker wordt voorgesteld, dan geloof ik,
dat wij goed doen. Nemen wij een ander maximum, dan kan
het best zijn, dat die pandhuizen hun bestaan niet kunnen
volhouden; de overige bepalingen, waaraan zij in het alge
meen belang moeten voldoen, zijn al zwaar genoeg: zij heb
ben reeds allerlei voorschriften op te volgen tegen besmetting,
brandgevaar enz. Wij zijn hier gelijk aan een schip op de
baren en daarom hebben wij ons laten leiden door het voor
beeld van de Vereeniging tot Bestrijding van den Woeker.
Ik geloof bovendien, dat die particuliere banken pandhuizen
zijn voor kleine sommen. Wanneer iemand eene waarde van
100.te beleenen heeft, dan zal hij naar de Stedelijke
Bank van Leening gaan, althans als hij de tarieven in
oogenschouw neemt.
In ieder geval, wij hebben hier een betrouwbaren leidraad
gebruikt, een voorbeeld, dat onlangs o. a. ook door de ge
meente Nijmegen gevolgd is. In Nijmegen is het precies zoo
aangenomen, als wij het hebben voorgesteld. Daarom zou ik
aanraden het ook hier aldus te doen. Het is m. i. niet moge
lijk, hier ineens onvoorbereid eene deugdelijke wijziging, op
beter gronden steunende, aan te brengen. Wij mogen den
mensclien, die dit bedrijf hebben gekozen, toch wel een niet
al te gering percentage toestaan, als het maar geen woeker
wordt; en als nu de vereeniging, die zich het bestrijden van
woeker tot taak heeft gesteld, dit percentage aanbeveelt, zou
den wij dan wat anders willen
De heer Zwiers. Ik zal er geen voorstel van maken, M d. V.,
maar ik hoop, dat het tot de groote massa onzer ingezetenen
mag doordringen, dat men gevaar loopt 37 te betalen,
terwijl men bij de gemeente voor 12 terecht kan, plus de
administratiekosten, die 1 bedragen.
De beraadslaging wordt gesloten en art. 1, zooals dit nader
door de Commissie voor de Strafverordeningen is gewijzigd,
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De artt. 2 tot en met 5 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 6, door de Commissie voor de Straf
verordeningen, overeenkomstig het advies der Gezondheids
commissie, nader aldus gewijzigd, dat achter het woord «ont
smetting" worden ingevoegd de woorden «van gemeentewege",
zoodat het thans luidt:
»De houder van eene particuliere bank van leening moet
zijne inrichting gesloten houden, zoolang in het perceel,
waarin deze is gevestigd, een lijder aan eene der besmettelijke
ziekten, genoemd in art. 1 der wet van 4 December 1872
(Stb. 134), verblijf houdt, en mag haar niet weder openen,
voordat ontsmetting van gemeentewege heeft plaats gehad".
De heer Bosch. M. d. V. Is dat »van gemeentewege" op
kosten van de pandhuishouders?
De Voorzitter. Er zijn op het moment twee pandhuizen,
die de toelating hebben aangevraagd, en of zij zich staande
zullen kunnen houden, zal de tijd moeten leeren. Wanneer wij nu
een tijd van epidemie krijgen, zooals thans, met de heerschende
roodvonk, een tijd, waarin er van gemeentewege toch allerlei
ontsmettingen worden gedaan, dan kunnen die pandhuizen
daar gemakkelijk bij inbegrepen worden.
Nu kan men wel zeggen, dat die kosten moeten verhaald
worden op de pandhuishouders, maar ik geloof, dat wij de
algemeene gezondheid beter dienen, wanneer wij die kosten niet
op hen verhalen. Trouwens, zóóveel kunnen die kosten in een
jaar nooit bedragen, en de hygiënische voordeelen van den
maatregel zijn niet te onderschatten. Aangezien de panden
overal vandaan komen en overal weer heen gaan, geloof ik,
dat wij in het belang van de algemeene gezondheid deugdelijke
waarborgen moeten hebben, dat zij goed ontsmet worden.
Bovendien, degenen die aanvragen dat beroep te mogen
uitoefenen, zijn werkelijk geen kapitalisten; het zijn veeleer
menschen, die ook hun strijd om het bestaan hebben te voeren.
Wanneer de ontsmettingskosten op hen verhaald worden, zal
de dienstdoende ontsmettings-ambtenaar barmhartig moeten
zijn, om die menschen niet op hooge kosten te jagen. Daarom
is het beter in dit artikel over de ontsmettingskosten te zwijgen;
dan komt die maatregel, zooals altijd, voor rekening van de
gemeente.
In de toekomst blijft altijd nog de mogelijkheid open van eene
betere regeling, wanneer de ontsmettingsdienst zelf behoorlijk
geregeld zal zijn en er eventueel recognitie voor ontsmettingen
zal kunnen gevorderd worden. Dan kunnen de tarieven daarvan
nog altijd zoo gesteld worden, dat de pandhuishouders er ook
onder vallen. Ik wil daarom liever ook niet voorstellen, dat
zij de kosten moeten betalen; ik wil het onbeslist laten.
Komt eenmaal het Koninklijk Besluit, dat den weg opent tot
eene betere regeling van den ontsmettingsdienst overeenkom
stig de jongste wijzigingeu van de Besmettelijke-Ziektenwet, dan
is de tijd daar, om de vraag aangaande de wenschelijkheid van
vaststelling eener recognitie-verordening te overwegen. Moch
ten de kosten te hoog blijken, dan kan, wanneer het zoover
is, altijd nog aan de prudentie van Burgemeester en Wet
houders worden overgelaten, het voorstel te doen, de kosten
van ontsmetting ook op die pandhuishouders te verhalen.
De beraadslaging wordt gesloten en het gewijzigde artikel
6 zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Art. 7, art. 8, zooals dit nader door de Commissie voor de
Strafverordeningen, overeenkomstig het advies der Gezond
heidscommissie, is gewijzigd, de artt. 9 en 10 en daarna de
geheele verordening worden achtereenvolgens zonder beraad
slaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
XV. Voorstel om aan het Fonds tot aanmoediging en onder
steuning van den gewapenden dienst in de Nederlanden in
eigendom af te staan een gedeelte van het Raamland aan den
Iloogen Rijndijk, groot 4180 M2.
(Zie lng St. Nrs. 264 en 279).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
XVI. Voorstel om, naar aanleiding van een desbetreffend
verzoek van M. de Tombe c.s., te besluiten:
a. eene bijdrage in uitzicht te stellen in de kosten van straat-
aanleg beoosten den Zoeterwoudsehen weg aan de eige
naren der straat;
b. de benoodigde gelden beschikbaar te stellen voor de
kosten van het leggen van een riool in den Zoeter
woudsehen weg;
c. tot het bestraten van de te dempen sloot langs de perceelen
Sectie M, Nrs. 1484, 2954 en 2955.
(Zie lng. St. No. 275).
De heer Korevaar. M. d. V. Ik kan aan het praead vies nog toe
voegen, dat Burgemeester en Wethouders voornemens zijn de
verplichtingen, die aan de adressanten opgelegd zullen wor
den, voor de toekomst nog nader vast te leggen, hetzij in
den vorm van een servituut, hetzij in een anderen vorm.
De heer Carpentier Alting. M. d. V. Ik heb tot mijn ge
noegen gezien, dat Burgemeester en Wethouders voor tal van
waarborgen hebben gezorgd, om den nieuwen boulevard een
fraai en royaal uiterlijk te geven. Ik zou echter nog op één
punt de aandacht willen vestigen naar aanleiding van hetgeen
ik heb waargenomen omtrent de wijze van bebouwing aan
de Zuidzijde van de Oegstgeesterlaan. Wij hebben daar een
rij huizen zien bouwen, die, met uitzondering van het eerste
huis, alle hetzelfde profiel hebben. Zulk een lange reeks hui
zen met hetzelfde uiterlijk maakt een zeer onaangenamen
indruk en bederft het geheele voorkomen van de straat. Zou
het niet mogelijk zijn, dat, nu zal worden begonnen met
de bebouwing van den boulevard, Burgemeester en Wethou-