DONDERDAG 20 OCTOBER 1911. 163 is opgemerkt. Ik had mij voorgesteld, dat deze zaak een gunstiger onthaal bij het College had gehad. Er is echter thans geen voldoende aanleiding, om er een voorstel van te maken. De beraadslaging wordt gesloten en volgn. 105 zonder hoof delijke stemming aangenomen. De volgnrs. 106 tot en met 111 worden achtereenvolgens zonder- beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Aan de orde is volgn. 112, luidende: Toelage aan de Gezondheidscommissief 745. De Voorzitter. Hierbij komt tevens aan de orde de begroo ting van de Gezondheidscommissie. Deze begrooting wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgn. 112 wordt daarop eveneens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De volgnrs. 113 tot en met 117, volgn. 118, verhoogd met ƒ127.de volgnrs. 119 tot en met 122, volgn. 123, verhoogd met ƒ149.— en de volgnrs. 124 tot en met 126 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgn. 127, luidende: Onderhoud van wandelplaatsen en plantsoenen8696. bij de Memorie van Antwoord verhoogd met 350. De heer van der Elst. M. d. V. Ik zou bij dit volgnummer gaarne willen voorstellen, om langs den walkant van de Vischmarkt weer boomen te planten. De Voorzitter. De heer van der Eist dient de volgende motie bij mij in: »De Raad besluit Burgemeester en Wethouders uit te noo- digen, den walkant langs de Vischmarkt opnieuw met boomen te beplanten." Deze motie wordt voldoende ondei'oteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraadslaging uit. De heer van der Elst. Een enkel woord, M. d. V. Ik kan begrijpen, dat het er de Marktcommissie in de eerste plaats om te doen is, zooveel mogelijk ruimte te hebben voor de wagens, en dat zij, nu die boomen eenmaal zijn vei wijderd, liever geen andere ervoor in de plaats zou willen zien. Maar daar staat tegenover, dat, toen die boomen eenmaal gerooid waren, ieder, die nog iets voelde voor een mooi stads gezicht, tot de erkenning is gekomen, dat daar werkelijk eene leelijke gaping is ontstaan. Wanneer men staat op de hooge sluis en men kijkt naar den kant der Korenbrug, dan ziet men groote winkelgevels, maar het mooie stadsgezicht is totaal bedorven. Ik zou wenschen, dat daar weer boomen werden gezet, om in de toekomst de gevellijn van de Boter markt-winkels weer te maskeeren. Daarom heb ik het voor stel ingediend. De heer Roem. M. d. V. Ik ben het volkomen eens met den heer van der Elst; ik zou er ook zeer voor zijn, dat er boomen kwamen. Maar nu de Marktcommissie verklaard heeft daartegen te zijn, en die verklaring met redenen om kleed heeft, vind ik het niet behoorlijk, om tegen het advies van de Marktcommissie in te besluiten daar weer boomen te plaatsen. Ik zal mij daarom verzetten tegen de motie van den heer van der Elst. De heer Reimeringer. M. d. V. Met vreugde heb ik de motie van den heer van der Elst begroet. Ik vind, dat nu een mooi, oud, typisch stadsgedeelte bedorven is door het rooien van de boomen. WTanneer men een nieuw stadsgedeelte heeft, is dat zoo vreemd niet, als er geen boomen staan. Het was zoo'n mooi geheel daar aan de Vischmarkt, dat men voelt, dat die boomen daar weer moeten komen. Als er toch leelijke ijzeren dingen staan, kunnen er ook wel boomen geplaatst worden. Dus met vreugde zal ik het voorstel van den heer van der Elst steunen. De heer Vergouwen. M. d. V. Is dat voorstel niet een beetje te vroeg? Want uit het algemeen verslag heb ik op gemaakt, dat er nog een antwoord gewacht wordt. Ik lees n.l.: »Aan de Commissie zou kunnen worden gevraagd, of het mogelijk is, een nieuwe rij boomen zoodanig te planten, dat de marktbelangen niet worden geschaad." Er staat dus: »er zou kunnen worden". Wanneer nu uit den Raad eenige aandrang komt om hierover te spreken, dan is dat zeker al voldoende voor Burgemeester en Wethouders, om nader advies te vragen aan de Marktcommissie. Ik zou er aan willen toevoegen, dat, waar het rooien van die oude boomen hier indertijd nog al wat besprekingen heeft uitgelokt, achteraf gebleken is, dat het wel degelijk noodza kelijk was, waot toen zij goed en wel tegen den grond lagen, bleken zij zoo oud en slecht te wezen, dat zij zeker den storm van den 30sten September niet hadden kunnen door staan. Ik zeg het expres hierom, omdat er lang en breed gesproken is over het behjoud van die boomen Dat neemt niet weg, dat wij zeker wel allen gesteld zullen zijn op eene nieuwe boomenrij en ik geloof toch, dat daardoor de kaas marktbelangen niet zooveel geschaad zullen worden. Alleen is er een klein beetje minder plaats dan dat op het oogenblik het geval is. Maar er komt nog iets bij, M. d. V. Er is toen besloten tot het rooien van die oude boomen, omdat er pertinent door den Wethouder verklaard is, dat er jonge boomen voor in de plaats zouden komenalleen zou men het nog even afzien. Ten minste, ik heb dien indruk gekregen, ik heb daar altijd boomen verwacht. Het was de heer Kerstens, die deze toe zegging gedaan heeft. De heer van der Lip. M. d. V. Ik geloof, dat de heer Vergouwen hier don juisten weg aanwijst, die bewandeld moet worden. De heer van der Elst wil nu maar ineens uit gemaakt zien, dat er op de Vischmarkt weer boomen zullen komen. Ik voor mij ben daar niet tegen. Ik voel veel voor hetgeen de heeren Reimeringer en van der Elst daaromtrent opgemerkt hebben; maar om de wenschelijkheid daarvan uit te spreken, terwijl wij heelemaal niet weten hoe de Markt commissie erover denkt, lijkt mij verkeerd. Het zou toch kunnen gebeuren, dat de Marktcommissie overwegende be zwaren had en dan zou toch, dunkt mij, het fraaie voor het nuttige moeten wijken. Daarom zou ik den heer van der Elst in overweging willen geven, zijne motie in te trekken en Burgemeester en Wethouders te vragen, de Marktcommissie daaromtrent te hooren en het resultaat van dat onderzoek aan den Raad mede te deelen. Zijn die resultaten dan niet zoo, dat de Raad er zich mede vereenigen kan, dan kan er altijd nog eene motie voorgesteld worden. De Voorzitter. Ik had ongeveer hetzelfde willen zeggen als de heer van der Lip. Ik zou uwe motie opgevat willen zien als een verzoek aan Burgemeester en Wethouders, om te willen overwegen, of er bezwaren tegen zijn, dat de Vischmarkt weder beplant wordt. Burgemeester en Wethouders zouden dan aan de Marktcommissie vragen, of er in verband met de belangen der markt geen bezwaar tegen bestaat. Zoo neen, dan zou aan uwe motie gevolg gegeven kunnen worden; zoo ja, dan zou dit ons niet mogelijk zijn. Wij kunnen uwe motie alleen dan uitvoeren, wanneer die uitvoering niet in strijd zou komen met het belang van de gemeente, en daarom wil het mij voorkomen, dat het op hetzelfde neerkomt, of uwe motie wordt aangenomen dan wel of u uwe motie intrekt en genoegen neemt met de toezegging van Burgemeester en Wethouders, dat zij er toe zullen overgaan, die boomen weer te planten, wanneer de Marktcommissie er geen bezwaar tegen heeft. De heer van der Elst. Dan hangt de beslissing dus feitelijk af van de Marktcommissie en dat heb ik juist willen ecarteeren. De Voorzitter. Maar dat kan toch ook niet anders! Wanneer de Commissie er werkelijk overwegend bezwaar tegen maakt, zooals wij dat bijv. met de kaasmarkt hebben gehad, dan moeten wij ons daar toch wel aan houden. Bovendien heb ik toen van verschillende menschen gehoord, dat het wegnemen 'van de boomen daar ter plaatse hun erg is meegevallen. Het is ook een veel ruimer gezicht. Ik was er aanvankelijk ook van geschrokken, hoe kaal het was, maar het is ook mij op den duur meegevallen. Maar dat daargelaten: wij zullen er gaarne toe overgaan op de Vischmarkt weer boomen te planten, wanneer de meerderheid van de Commissie er geen bezwaar tegen heeft. Ik wil natuurlijk de motie van den heer van der Elst wel in stemming brengen, maar men vergete niet, dat, als wij een ongunstig advies van de Marktcommissie krijgen, wij die motie toch niet kunnen uitvoeren. De heer Reimeringer. M. d. V. Op die wijze geeft men aan de Marktcommissie een macht, die toch wel wat al te groot is. De Voorzitter. Volstrekt niet! Wij beslissen tenslotte, doch naar aanleiding van het advies van de Marktcommissie. De motie kan niets anders zijn dan een wensch, die te kennen wordt gegeven en waaraan door ons, als Dagelijksch Bestuur, zal worden voldaan, wanneer daartegen geen overwegende be zwaren bestaan. Dit laatste moeten wij aan anderen, aan deskundigen, vragen. Eene motie is in ieder geval geen bevel, al kan de Raad ons College later eventueel natuurlijk wel interpelleeren, waarom aan de motie geen uitvoering is gegeven. De heer van der Lip. M. d. V. Ik geloof toch niet, dat dit de goede weg is. Juist om het bezwaar dat de heer van der Elst noemde te ondervangen, heb ik gezegd dat het beter was, een onderzoek in te stellen, daarvan rapport uit te brengen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1911 | | pagina 9