DONDERDAG 26 OCTOBER 1911. 165 De Voorzitter. Dan meen ik het op dit oogenblik ook niet noodig te moeten achten, daar verder op in te gaan. De heer Roem. M. d. V. Ik zou hetgeen de heer van der Eist gezegd heeft, wel wat willen aandikken. Ik zou het voor namelijk eerst willen hebben over dat gedeelte op blz. 23 waar Burgemeester en Wethouders in hun antwoord zeggen: »Wel zou men natuurlijk een gelegenheid voor heil gymnastiek kunnen stichten voor die leerlingen, die door de schoolartsen worden aangewezen, doch dit denkbeeld komt ons met het oog op de daaraan verbonden kosten en ook om andere redenen niet vvenschelijk voor." Ik geloof, M d. V., dat die kosten niet zoo enorm hoog zullen zijn. Noodig of niet noodig is altijd betrekkelijk. De opleiding van de tegen woordige gymnastiekleraren is erop gebaseerd; hoewel zij niet bevoegd zijn tot het geven van heilgymnastiek, gaan zij toch sterk in die richting. En nu zouden de leeraren en leera- ressen in de gymnastiek, onder toezicht van een schoolarts het behoeft nog geen orthopaedist te zijn toch wel eenige heilgymnastiek kunnen uitoefenen. De instrumenten zijn niet zoo kostbaarallicht zijn in een van de lokalen voor de gym nastiek wel een paar toestellen te zetten. Daarom zou ik Burgemeester en Wethouders willen vragen, of zij in den loop van dit jaar of bij de volgende begrooting zouden willen komen met eenige gegevens omtrent de kosten van onderwijs in de heilgymnastiek, in een van de scholen te geven door leeraressen in de gymnastiek onder toezicht van een schoolarts. De Voorzitter. Uw denkbeeld is meer concreet; ik geloof echter niet, dat het van Burgemeester en Wethouders te verwachten is, dat zij met zoo'n voorstel zullen komen. U wilt het geheele instituut van de schoolartsen veranderen. School artsen zijn er, om tusschenbeide eens de scholen te bezoekenvol gens hunne instructie is het vooral hun plicht naar die aan doeningen te zien, welke gevaar of schade kunnen veroorzaken voor andere leerlingen. Zij constateeren alleen de aandoening, maar het kind wordt door zijn huisdokter behandeld. Als het noo dig blijkt, 'kunnen zij ook, vrijwillig, ander onderzoek doen en dat doen zij dan ookzij letten vaak op ooren en op keel en ook op ruggegraats-verkromming: daarbij moet het dan ook blijven. Maar als u verder wilt gaan, dan wordt het iets geheel anders. Dan zou ieder kind eenvoudig geneeskundige behandeling krijgen, want ik zie niet in, waarom men wel van ruggegraats-verkromming werk zou maken en bijv. niet van slechte oogen. Men zou op die manier bij de scholen klinieken krijgen! Waarom zou ook een kind, dat slecht hoort, niet genezen mogen worden? Wanneer wij vasthouden aan het systeem van de schoolartsen, dat wij thans hebben, dan is de hoofdbedoeling van het instituut dezeandere kinderen te vrijwaren tegen het gevaar van besmetting, bijv. door be smettelijke hoofdziekten en dergelijke. Maar ik geloof niet, dat Burgemeester en Wethouders kunnen medegaan met het denkbeeld, het kind, waarbij zoo'n ziekte geconstateerd is, ook verder te doen behandelen. En wat betreft de gedachte van den heer van der Eist, om die behandeling te doen geschieden door één schoolarts, ik geloof, dat iemand, die dat alleen doen moest, binnen een jaar doodop zou zijn. Men zou daar vele geneesheeren voor moeten nemen en zeker gaat het niet met één enkelen dokter, wanneer het de bedoeling is al die kinderen opzettelijk één voor één te doen onderzoeken op alle scholendie taak is véél te uitgebreid voor één geneesheer. Wanneer de heeren willen, dat het instituut van de schoolartsen geheel hervormd wordt, dan zullen zij zelf met een voorstel moeten komen, of met het verzoek aan ons, deze gedachte nader uit te werken. Ik geloof echter niet, dat Burgemeester en Wethouders van hunne zijde daarmede zullen kunnen instemmen, want ik geloof, dat ons College van meening is, dat het niet op den weg ligt van de gemeente, om op die wijze in te grijpen in de vrijheid van de ouders. Ik voor mij vind dit ook wel wat al te erg De heer Briët. M. d. V. Waar de heer van der Eist heeft gezegd, dat hij veronderstelde, dat alle raadsleden het wel met hem eens zouden zijn, wil ik niet, door te zwijgen, den schijn op mij laden, alsof ik het geheel met hem eens ben. Ik ben het integendeel met u eens, dat men de schoolartsen niets mag opdragen met betrekking tot de behandeling, want daardoor treedt men te veel op het gebied van de ouders en dat zou een nadeeligen invloed hebben op hun verantwoor delijkheidsbesef. De heer Roem. M. d. V. Voorzoover mij bekend is, geschiedt het optreden van de schoolartsen nogal kalm; als zij een af wijking constateeren, die niet met een besmettelijke ziekte in verband staat, geven zij daarvan kennis en in vele gevallen worden hunne wenken opgevolgd; daarbij is het volstrekt niet de bedoeling, dat er pressie wordt uitgeoefend. Dat is wel het geval, wanneer het een besmettelijke ziekte geldt. Ik meen, dat het onderzoek door de schoolartsen in zooverre nog dient te worden uitgebreid, dat ook een orthopaedisch onderzoek moet plaatshebben, en wil de gemeente daarin zelf niet voorzien, door een bezoldigden orthopaedist aan te stellen, dan kan men dat aan de ouders overlaten, opdat die, als zij daartoe een wenk van den schoolarts hebben ontvangen, naai den orthopaedist gaan om hunne kinderen te laten behandelen. De Voorzitter. Nu gaat u dus geheel mede met hetgeen ik heb gezegd, want u wilt ook afzien van eene behandeling door de schoolartsenzij zouden alleen moeten adviseeren, doch dat is inderdaad ook thans het geval. De heer Roem. M. d. V. Ik heb een voorbeeld op het oog. In mijn buurt woont een jongen, die een sterke verkromming heeft; ik heb daarom den ouders aangeraden met dien jongen naar een orthopaedist te gaan, doch zij hebben dat niet gedaan en de gevolgen zijn niet uitgebleven. Nu meen ik, dat wanneer door een schoolarts op dergelijke ouders dwang wordt uitge oefend, dat dan meer resultaat zou gehad hebben. De Voorzitter. U wilt hen dus toch laten optreden als advi seur? Het gaat er hier echter, meen ik, om, of wij den school artsen ook de behandeling zullen opdragen; adviseeren doen zij al. De heer Roem. Ja, M. d. V.; maar ik zou wenschen, dat de school artsen er bij de ouders ernstig op aandrongen, het kind naar een orthopaedist te zenden, die dan met klem kan verklaren, dat het kind beslist scheef wordt, wanneer zijn raad niet wordt op gevolgd. Dat zou m. i. meer uitwerking hebben. De heer van der Elst. M. d. V. Ik meen, dat het groote verschil tusschen de tegenwoordige regeling en de regeling, die ik zou willen ingevoerd zien, daarin bestaat, dat de laatste wat de eerste niet doet den schoolartsen recht geeft, om in overleg met de ouders het kind rechtstreeks te zenden naai de kliniek, om het daar te laten behandelen. Dat is het systeem, dat in Den Haag geldt, en het systeem, dat in Gro ningen geldt. Ik zie niet in, dat een dergelijk systeem niet zou kunnen doorgevoerd worden in eene stad als Leiden. Ik weet natuurlijk -niet in bijzonderheden, of er plaatselijke be zwaren tegen zijn, maar dat is in Den Haag en Groningen de loop van zaken. Wanneer een kind door den schoolarts is onderzocht, kan het, in overleg met de ouders, behandeld worden op een van de klinieken. Dat is de eenige manier om afdoende maatregelen te nemen, daargelaten nog allerlei maatregelen, die in het belang van de school zelf zijn. Maar, zooals ik zeg, ik kan er niet verder op ingaan, omdat het buiten de begrooting valt, maar mij dunkt, dat eene derge lijke regeling ook voor onze stad zeer wenschelijk zou zijn. De Voorzitter. Ik dacht altijd, dat hier de schoolartsen ook raad geven. Ik vermoed toch, dat, als een schoolarts iets constateert, hij te kennen zal geven, dat het kind naar eene kliniek moet gaan. Ik meende eerst, dat beide heeren de geneeskundige be handeling eraan wilden vastknoopen, maar hunne betoogen komen eigenlijk op niets anders neer dan op een ver langen naar iets, dat reeds gebeurt. Zooals de schoolartsen zelf verklaren, merken zij bij de kinderen ook herhaaldelijk ge breken aan het gebit op, wanneer zij hen in de keel kijken. Het is alleen maar de quaestie, of dat wat meer of minder vaak gebeurt. Wanneer men in plaats van twee, tien school artsen had, dan was het onderzoek natuurlijk nauwkeuriger; want hier komt het ten slotte practisch toch maar op neer. De heer van der Elst. M. d. V. Het is toch niet te loochenen, dat in tal van gezinnen de ouders geen gelegenheid hebben of te onverschillig zijn, om iets aan hun kinderen te doen, terwijl de huisarts dikwijls geen tijd heeft om het kind te behandelen. Ten einde dit te voorkomen, is een reorganisatie noodig. De Voorzitter. Wanneer de ouders niet willen, dat de kinderen behandeld worden, dan is daar ook met uwe methode niets aan te doen. In elk geval, doet u later concrete voorstellen, als u dat wilt. De beraadslaging wordt gesloten en volgn. 157 zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Volgn. 158, verminderd met 226.de volgnrs. 159 en 160, volgn. 161, verhoogd met f 75.—, volgn. 162, verminderd met f502.en de volgnrs. 163 en 164 worden achtereenvolgens zon der beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Bij volgn. 165 wordt besloten het subsidie aan de Ver'eeniging «School1 indervoeding" over 1912 vast te stellen op ƒ650.-. waarna dit volgn alsmede de volgnrs. 166 tot en met 171 achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming worden aangenomen. Beraadslaging over volgn. 172, luidende: Uitga en voor volksfeesten f 3950. De heer Sijtsma. M. d. V. Mag ik even vragen, waarom die post met ƒ500.— verhoogd moet worden? Voor andere uit gaven zie ik: «uitsteken van vlaggen". Wat gebeurt er eigenlijk op die andere feestdagen? Op den verjaardag van de Koningin wordt een kinderfeest gehouden, waarvoor wij f 1000.subsidie geven; dan hooren wij nog wel eens een concert op de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1911 | | pagina 11