GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 143 INOEKOJIEU STUKKEN. N°. 261. Leiden, 23 October 1911. Wij hebben de eer Uwe Vergadering de navolgende voor drachten aan te bieden voor de benoeming van een onderwijzer: 1°. aan de openbare school der 3e klasse N°. 7, ter vervul ling van de vacature welke zal ontstaan, tengevolge van de benoeming van den heer M. van Zwieten de Blom tot onder wijzer met verplichte hoofdakte aan de openbare school der 3e klasse N°. 3; 2°. aan de openbare school der 3e klasse N°. 8, aan de Medusastraat, in verband met de uitbreiding van het onder wijs aan die school tot de 10e klasse. School 3e klasse N°. 7. 1°. F. A. VAN ZIMMEREN, onderwijzer te Didam; 2°. J. SC11RÜEVERS, onderwijzer te Sliedrecht; 3°. J. C. RICHARDSON, onderwijzer te Sliedrecht. School 3e klasse ZV°. 8. 1°. J. SCHROEVERS, onderwijzer te Sliedrecht; 2°. F. A. VAN ZIMMEREN, onderwijzer te Didam; 3°. J. C. RICHARDSON, onderwijzer te Sliedrecht. Onder mededeeling, dat het advies van den Arrondissernents- Schoolopziener en de berichten van de Hoofden der betrokken scholen in de Leeskamer ter inzage liggen, geven wij U in overweging thans tot de benoemingen over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 262. Leiden, 23 October 1911. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te dee- len, dat zij geene bedenking heeft tegen de door Burgemeester en Wethouders voorgestelde wijziging in de tarieven, genoemd in art. 1 der Verordening, regelende de heffing van weegloo- nen en plaatsgelden aan de Gemeentewaag en van weegloonen aan de vette-varkensmarkt. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. No. 263. Leiden, 23 October 1911. Wij hebben de eer U hierbij ter vaststelling aan te bieden het forensenkohier der plaatselijke directe belasting, dienst 1911 met een belastbaar inkomen van f 392.789, tegen f 350.677 in 1910. De proefdrukken van dit kohier zullen aan de raadsleden worden toegezonden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 264. Leiden, 23 October 1911. Ingevolge de raadsbesluiten van 5 November 1816 en 3 Januari 1817 werd het aan de gemeente toebehoorende ge bouw, bekend onder den naam van Oude Mannen- en Vrou wenhuis, gelegen op den hoek van den Middelweg en de Koppenhinksteeg, benevens een gedeelte van die steeg ten gebruike afgestaan aan het Fonds tot aanmoediging en onder steuning van den Gewapenden Dienst in de Nederlanden, om te worden ingericht 'tot een Invalidenhuis, waarin de ver minkte verdedigers des Vaderlands zouden kunnen worden gehuisvest. Aan dezen afstand werd toen de voorwaarde verbonden, dat het gebouw met de daarbij behoorende terreinen weder volledig ter beschikking van de gemeente zou worden ge steld, zoodra het niet meer tot huisvesting van de invaliden zou dienen, terwijl verder uitdrukkelijk werd gestipuleerd, dat de kosten van onderhoud van het gebouw ten laste van het Fonds zouden komen. Meermalen deed zich in den loop der jaren de behoefte gevoelen aan een terrein in het centrum, of althans binnen de bebouwde kom der gemeente. Herhaaldelijk deden zich gelegenheden voor, waarbij het voor de gemeente van groot belang zou zijn geweest, indien zij de vrije beschikking gehad had over een dergelijk terrein, en in het bijzonder werd dan ook dikwijls de blik gevestigd op de perceelen, waarop het Invalidenhuis gebouwd was, wanneer de gemeente behoefte had aan terrein in de stad. De voorwaarden, waaronder het gebouw aan het Fonds tot aanmoediging en ondersteuning van den Gewapenden Dienst in de Nederlanden was afgestaan, beletten de gemeente evenwel, dit terrein voor een der vele in den loop des tijds op den voorgrond tredende doeleinden wederom tot zich te trekken, daar het immers nog steeds zijne bestemming bleef vervullen, al scheen het eene enkele maal, alsof het oogen- blik niet ver meer was, waarop het zonder bewoners zijn zou. Onder deze omstandigheden was eene geheel ongezochte gelegenheid, die zich in den aanvang van het jaar 1908 voor deed, om de beschikking over deze gebouwen en gronden na niet al te langen tijd volledig terug te verkrijgen, ons Col lege zeer welkom. De Raad van Administratie van het Invalidenhuis n.l. wendde zich, na voorafgegane mondelinge onderhandelingen, den 13en Maart 1908 officieel tot ons College met een voor stel, dat wij hieronder nader zullen uiteenzetten. De aanleiding tot het voorstel was de volgende. Het Inva lidenhuis was langzamerhand en voortdurend minder gaan voldoen aan de eischen, die tegenwoordig met het oog op eene doelmatige en hygiënische bewoning aan dergelijke inrichtingen mogen worden gesteld, terwijl ook de steeds stijgende onderhoudskosten der gebouwen de jaarlijksche uitgaven onevenredig begonnen te drukken. Dientengevolge deed de behoefte zich steeds dringender gevoelen, om hetzij tot eene algeheele verbouwing van het oude gebouw aan den Middelweg over te gaan, hetzij de beschikking te erlangen over een meer aan moderne eischen voldoende nieuw Inva lidenhuis. De slechte toestand, waarin het bijna een eeuw in gebruik zijnde gebouw blijkens de uitkomsten van een des kundig onderzoek verkeerde, verzette zich echter tegen het denkbeeld van eene verbouwing en zoo bleef als eenig mid del, om tot verbetering van den toestand te geraken, over het overbrengen van de invaliden naar een nieuw te stichten gebouw. De betrekking, die er reeds sedert zoovele jaren tusschen onze gemeente en het Fonds bestond, leidde er den Raad van Ad ministratie uit den aard der zaak vanzelf toe, omtrent de hangende plannen van een nieuwen bouw contact met ons College te zoeken. Zoodoende kwam hij tot ons met een voor stel tot ruil van terrein. Behoudens nadere bekrachtiging door het Hoofdbestuur van het Fonds en de Algemeene Vergadering verklaarde hij zich bereid, het nog steeds in eigendom aan de gemeente toebehoorende gebouw en ter rein aan den Middelweg en den Ouden Rijn weder te onzer beschikking te stellen en tevens de daaraan ver bonden erven met gebouw (het voorplein aan den Ouden Rijn, voorzoover dit vroeger geen deel uitmaakte van de Koppenhinksteeg, en de woning van den Onder-Commandant), waarvan het Fonds eigenaar is, vrij en onbezwaard aan de gemeente in eigendom over te dragen, mits deze van haar kant bereid werd bevonden, in ruil daarvoor een terrein, deel uitmakende van het Raamland aan den Hoogen Rijndijk, vrij en onbezwaard aan het Fonds in eigendom af te staan. Dit voorstel is de basis van de verdere onderhandelingen gebleven. Allerlei oorzaken hebben tot vertraging geleid en de definitieve beslissing is met name ook hierdoor nog zoo lang uitgebleven, doordat, na de opening van de onderhan delingen, het voorneroen gerezen ishet Invalidenhuis in Leiden geheel op te heffen en het te verplaatsen naar Amersfoort, welke gemeente een veel grooter terrein voor den bouw van een nieuw Invalidenhuis aan het Fonds in erfpacht had aan geboden, of wel naar Zutphen, waar men bereid was een ge bouw voor het beoogde doel beschikbaar te stellen. Toen echter op de in de maand Juli j.l. gehouden Alge meene Vergadering van het Fonds de beslissing ten gunste van Leiden gevallen was en het Invalidenhuis derhalve voor onze gemeente behouden was gebleven, ontvingen wij een schrijven van het Hoofdbestuur, waarin een voorstel was uit eengezet, dat op het volgende neerkomt. De gemeente verkrijgt de volledige beschikking terug over hare eigendommen aan den Middelweg en den Ouden Rijn, die tot nog toe ten gebruike aan het Fonds zijn afgestaan. Daarbij verkrijgt zij bovendien vrij en onbezwaard in eigendom de aan het Fonds zelf toebehoorende onroerende goederen, die aan het Invalidenhuis annex zijn en daarmede één geheel uitmakenbestaande uit het bovengenoemde voorplein en de woning van den Onder-Commandant. In ruil hiervoor staat de gemeente, voor den bouw van een nieuw Invalidenhuis, aan het Fonds in eigendom af een terrein, groot 4180 M2., deel uitmakende van het Raamland en gelegen aan den Hoogen Rijndijk en aan den op het uit breidingsplan onzer gemeente geprojecteerden 40 Meter breeden boulevard. De bestaande sloot, die dit terrein van den Hoogen Rijndijk scheidt, zal door en voor rekening van de gemeente worden gedempt en gerioleerd, terwijl natuurlijk ook de aanleg van de straten, die in de toekomst in de onmiddel-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1911 | | pagina 1