144
DONDERDAG 5 OCTOBER 1911.
gebeurd. M. d. V., daar wordt deze zaak niet minder om,
want nu doet men het in het publiek, en ik beweer, dat
de geheele vorm, waarin het stuk gesteld is, onjuist is. Men
gaat uit van het idee, dat men eenvoudig zit voor den on-
aangenamen plicht, dat men met twee aanbevolenen moet
komen, omdat de wet het wil; en als het nu wetsontdui
king is, dat men maar met één komt, dan is het evenzeer
wetsontduiking, dat men zoogenaamd twee personen aanbe
veelt, maar er dadelijk bij zegt: Dien tweede zetten wij er
wel bij, maar wij bevelen hem niet aan. Dan heeft men toch
maar ééne aanbeveling van één persoon, want dat andere is
geetie aanbeveling.
Wat betreft den indruk, dien ik van het stuk gekregen
heb, daarin sta ik niet alleen He't stuk is overgenomen door
een- van de bladenik heb dan ook meerdere personen ge
sproken toevallig van morgen nog een die den indruk
hadden gekregen, dat hier zeer duidelijk wordt gezegd, dat
de heer Smits én als wetenschappelijk man én als leeraar niet
in aanmerking kan komen, om aan het Gymnasium hier
leeraar te worden. Ik beweer en ik laat de persoonlijke
kwestie er buiten dat het voor het Gymnasium zelf abso
luut nadeelig is, dat Curatoren op die manier optreden. Het
zal de menschen niet aanmoedigen, om zich aan eene beoor
deeling bloot te stellen. Iemand als de heer Smits, die als
wetenschappelijk man zeer hoog staat, had onmogelijk kunnen
denken, dat hem zoo iets te wachten stondanders zou hij
er in geen enkel opzicht aan gedacht hebben te solliciteeren.
De heer van der Lip. M. d. V. Mag ik nog even iets zeg
gen? Wanneer de heer Aalberse, en misschien de Raad. meent,
dat in dergelijke gevallen als deze het beter is maar één per
soon aan te bevelen, dan zou ik haast zeggen zullen
Curatoren dat in hun ooren knoopenwant dit zou voor ons
vrij wat gemakkelijker zijn geweest.
Het komt mij echter voor, dat het betoog van den heer
Aalberse niet geheel opgaat. Zooals hij het voorstelt, zouden
wij alleen dan twee personen kunnen aanbevelen, als wij
konden zeggenDaar heb je twee personen, die ons allebei
even lief zijn. Wij hebben evenwel dit standpunt ingenomen
en dit standpunt moet de Raad m. i. volkomen eerbiedigen
De primus is de heer Enk en nu komen er nog andere solli
citanten, die lager staan, niet zoo zeer wetenschappelijk, maar
als leeraar; welnu, van die verschillende heeren is de heer
Smits No. 1 en ik kan niet inzien, dat de heer Smits door
deze mededeeling gedisqualificeerd is. Wij hebben dus tegen
den Raad gezegd geheel conform het advies van den In
specteur No. 1 is de heer Enk en nu komen er nog eenige
mindere leeraren, waarvan de heer Smits de beste is. Ik kan
heusch niet inzien, wat er op deze eerlijke aanbeveling, die
en daar spreekt de heer Aalberse in het geheel niet over
volkomen klopt met het advies van den Inspecteur der Gym
nasia, zou te zeggen zijn. Ik kan mij niet begrijpen, dat men
aanmerkingen maakt, wanneer Curatoren geheel in het belang
van het Gymnasium eerlijk en openhartig zeggen: Dat is
onze bevinding.
De beraadslaging wordt gesloten.
Wordt benoemd met 13 stemmen de heer Dr. P. J. Enk;
de heer Dr. J. C. P. Smits verkreeg 11 stemmen; 1 biljet
was in blanco.
(De heeren Hoogenboom en Roem waren inmiddels ter
vergadering gekomen).
II. Benoeming van een tijdelijk leeraar aan het Gymnasium.
(Zie Ing. St. Nrs. 222 en 243).
Wordt benoemd met algemeene (25) stemmen de heer
Ch. J. Bryce.
III. Benoeming van een onderwijzer met. verplichte hoofd
akte aan de school der 3e klasse No. 2.
(Zie Ing. St. No. 250).
Wordt benoemd met algemeene (25) stemmen de heer J. Bolle.
IV. Benoeming van een onderwijzer met verplichte hoofd
akte aan de school der 3e klasse No. 3.
(Zie Ing. St. No. 250).
Wordt benoemd met algemeene (25) stemmen de heer M.
van Zwieten de Blom.
V. Benoeming van een onderwijzer met verplichte hoofd
akte aan de school der 4e klasse No. 2.
(Zie Ing. St. No. 250).
Wordt benoemd met algemeene (25) stemmen de heer
H. C. van Leeuwen.
VI. Benoeming van eene derde onderwijzeres in de hand
werken aan de school der 3e klasse No. 4.
(Zie Ing. St. No. 251).
Wordt benoemd met 24 stemmen Mej. G. J. Konings;Mej.
G. M. Wiersma verkreeg 1 stem.
VII. Benoeming van eene derde onderwijzeres in de hand
werken aan de school der derde klasse No. 5.
(Zie Ing. St. No. 251).
Wordt benoemd met algemeene (25) stemmen Mej. M. R.
Driesens.
VIII. Benoeming van een lid der Commissie van Beheer over
de gestichten »Endegeest", »Voorgeest" en »Rhijngeest".
(Zie Ing. St. No. 240).
Wordt benoemd met 21 stemmen de heer J A. Bots; de
heer Mr. P. J. M. Aalberse verkreeg 2 stemmen; 2 biljetten
waren in blanco.
De heer Bots verklaart zich bereid de benoeming aan te nemen.
De Voorzitter. Dan zijn hiermede de benoemingen afge-
loopenik dank de heeren leden van het stembur eau voor de
genomen moeite.
IX. Staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst
1910. van het College vanVrouwen-Kraammoeders.
(Zie Ing. St. No. 241).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd.
X. Rekening, dienst 1912, van het College van Vrouwen-
Kraam moeders.
(Zie Ing. St. No. 241).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd.
XI. Begrooting, dienst 1912, van het College van Vrouwen-
Kraammoeders.
(Zie Ing. St. No. 242).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd.
XII. Verzoek van S. A. Schoevers e. a., ambtenaren bij de
Gemeentelijke Bank van Leening, om ontheffing van het stellen
van zakelijke zekerheid.
(Zie Ing. St. No. 244).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
conform het praeadvies besloten.
XIII. Voorstel tot aanvulling van het uitbreidings- en ver
nieuwingsfords der Stedelijke Electriciteitsfabriek met een
bedrag van ƒ97000en tot vaststelling van den desbetreffen-
den begrootingsstaat.
(Zie Ing. St. No. 246).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
XIV. Praeadvies op de verzoeken van de afdeeling Leiden
van den Nederl. R.-K. Volksbond en van de afdeeling Leiden
van het Ned. Werkliedenverbond «Patrimonium", om wijzi
ging van de verordening, regelende de heffing van eene
plaatselijke directe belasting te Leiden, en voorstel tot vast
stelling dier verordening.
(Zie Ing. St. Nrs. 176 en 245).
De Voorzitter. Mijne Heeren! Ik geef u thans de gelegen
heid om over dit punt algemeene beschouwingen te voeren.
Hierbij komen dan tevens aan de orde het request, in
gediend door de afdeeling Leiden van de Sociaal-Democra
tische Arbeiders-Partij, en de motie, ingediend door de heeren
Sijtsma, van der Eist, Fokker en Boter mans. Deze motie
behoeft niet nader ondersteund te worden, daar zij beschouwd
kan worden als te zijn ingediend door den heer Sijtsma en
te worden gesteund door de heeren van der Eist en Botermans,
hier aanwezig.
De heer Sijtsma. M. d. V. Is het niet beter, eerst over de
motie te spreken en nog geen algemeene beschouwingen te
houden? Als de motie mocht worden aangenomen, krijgen
wij misschien weer een geheel anderen kijk op de zaak.
De Voorzitter. Dat was ook mijne bedoeling, en juist
daarom heb ik de motie reeds thans aan de orde gesteld en
niet eerst bij artikel 8. Ik wil dus gaarne eerst de motie in
bespreking brengen.
De heer van der Elst. M. d. V. Met een enkel woord
wensch ik de motie toe te lichten. De zaak zelf, die in de motie
is neergelegd, is dunkt mij al zeer eenvoudig. Wanneer men
vóór stemt, stemt men voor het beginsel van eenige progressie
in de hoogere klassen, is men daar tegen, dan stemt men
tegen de motie. Het spijt mij wel, dat de motie u zoo laat
heeft bereikt, dat is het gevolg van onvoorziene omstandig
heden. Ik heb het stuk Maandagmorgen geteekend, maar de
motie schijnt u pas gisterenavond te hebben bereikt. In elk
geval, zij is gepubliceerd in een van de couranten, naar ik