124
DINSDAG 5 SEPTEMBER 1911.
herdenken haar echtgenoot, onzen vroegeren collega Prof.
Wildeboer.
Üp voorstel van den Voorzitter wordt hierop besloten,
het schrijven van Mevrouw de Weduwe Prot. Dr. G. Wilde
boerHoos niet een brief van rouwbeklag te beantwoorden.
De Voorzitter. Alvorens thans tot onze verdere werkzaam
heden over te gaan, wensch ik nog een enkel woord te
spreken tot ons geacht medelid, den heer van Hoeken.
Het is ruim tien maanden geleden, dat hij voor het laatst
in deze vergadering aanwezig was, en in de eerste dagen van
November hadden wij werkelijk niet durven hopen, dat de
heer van Hoeken eens weder in ons midden zou terugkeeren.
Het is mij eene ware behoefte, mijne vreugde erover te uiten,
dat het hem gegeven is wederom hier te zijn.
De heer van Hoeken heeft steeds met lust en ijver zijne
krachten beschikbaar gesteld ter bevordering van de belangen
van de gemeente en het is daarom een groot voordeel voor
onze stad, dat hij weder is teruggekeerd.
Ik wensch hem in dubbele mate geluk met zijn herstel,
omdat hem zulke zware slagen hadden getroffen en omdat de
heer van Hoeken nu ook de verzorger en opvoeder is van
zijne kleinkinderen. Daarom wensch ik den heer van Hoeken
nogmaals geluk met zijn herstel en met zijn wederverschijnen
in dezen Raad. Teekenen van instemming
De heer van Hoeken. M. d. Y. Ik dank U voor de woorden,
tot mij gesproken, en de leden van den Raad voor de instem
ming, met die woorden betoond.
Hierop deelt de Voorzitter mede, dat zijn ingekomen:
1°. Telegram van H. M. de Koningin ten antwoord op een
telegram van gelukwensch op 31 Augustus j.l.
Dit stuk luidt als volgt:
Burgemeester en Gemeenteraad Leiden.
Hare Majesteit dankt u allen voor aangeboden gelukwenschen.
Adjudant van Tuyll.
2°. Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van het goed
gekeurd le suppletoir kohier der plaatselijke directe belasting,
dienst 1911.
3°. Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van het goed
gekeurd raadsbesluit tot kostelooze overname in eigendom en
onder houd bij de gemeente van twee gedeelten van de Oranje
straat en een gedeelte van de Nassaustraat.
4°. Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van de goed
gekeurde raadsbesluiten tot verhuring van een stuk grond aan
de Rembrandtstraat aan de Naaml. Vennootschap «Nationaal
Grondbezit' en tot verkoop van een gedeelte berm langs den
Haarlemmertrekvaartweg aan Jac. van Steijn.
5°. Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van het goed
gekeurd raadsbesluit tot beschikbaarstelling van gelden ten
behoeve van de vernieuwing en herstelling van eenige kadas
trale plans.
Worden alle voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Verzoek van Dr. J. W. Bierma om eervol ontslag als
leeraar aan het Gymnasium.
2°. Verzoek van de afdeeling Leiden van den Nederlandschen
Steenhouwersbond om het uurloon der steenhouwers in be
stekken van gemeentewerken te verhoogeri tot 26 cents.
3°. Verzoek van de Leidsche Duinwater-maatschappij om ver
gunning tot uitvoering van eenige werken ten behoeve van de
uitbreiding der kanalisatie onder Oegstgeest.
Worden gesteld in handen van Burg. en W'eth.
De Voorzitter deelt alsnog mede:
dat op Dinsdag 12 September a.s., des voor middags te 11
uur, ten Raadhuize zal plaatshebben de ontvangst van het
Hoofdbestuur en van het Bestuur der afdeeling Leiden van de
Hollandsche Maatschappij van Landbouw, waarbij tegenwoordig
zal zijn de Directeur-Generaal van den Landbouw.
Na afloop van deze ontvangst zal er gelegenheid zijn de
opening van de tentoonstelling bij te wonen, waartoe een
extra electrische tram aan het Raadhuis gereed zal staan.
Hierop wordt de behandeling van de agenda voortgezet en
is allereerst aan de orde
11. Benoeming van twee Wethouders, jaar van aftreding
1917 (aftredend: de H.H. J. A. van Hamel en Mr. J. C. van
der Lip).
De Voorzitter. Voor het doen van de nu volgende be
noemingen noodig ik de heeren Aalberse, Carpentier Alting,
Vergouwen en Briët uit, het stembureau te willen vormen.
De heer van Hamel wordt met 18 stemmen herbenoemd
de heer van der Lip verkreeg 1 stem, terwijl 10 briefjes in
blanco waren.
De Voorzitter. Mag ik den heer van Hamel vragen, of hij
zijne benoeming aanneemt?
De heer van Hamel. M. d. V. Onder dankzegging aan de
heeren, die hun stem op mij hebben uitgebracht, verklaar ik
mij bereid de betrekking opnieuw te aanvaarden.
Vervolgens wordt ook de heer van der Lip herbenoemd met
27 stemmen, terwijl 2 briefjes in blanco waren.
De Voorzitter. Mag ik vragen of de heer van der Lip bereid
is de benoeming aan te nemen
De heer van der Lip. M. d. V. Ik beh gaarne bereid de
betrekking weer te aanvaarden en ik dank den leden van den
Raad hartelijk voor het vertrouwen, dat zij opnieuw in mij
hebben gesteld.
III. Benoeming van een Wethouder, jaar van aftreding 1914.
Bij de eerste stemming worden uitgebracht op de heeren
Reimeringer 14 stemmen, Bots 13 stemmen, Driessen en Briët
ieder 1 stem.
Daar niemand de volstrekte meerderheid verkregen heeft,
wordt tot eene nieuwe vrije stemming overgegaan.
De uitslag van deze tweede stemming is, dat op de heeren
Bots en Reimeringer ieder 14 stemmen worden uitgebracht,
terwijl de heer Driessen 1 stem verkrijgt.
De Voorzitter. Daar niemand de volstrekte meerderheid
heeft verkregen, wordt alsnu overgegaan tot eene herstemming
tusschen de beide heeren, die de meeste stemmen op zich
hebben vereenigd, n.l. de heeren Bots en Reimeringer, die zich
thans van stemming moeten onthouden.
Bij deze herstemming verkrijgt de heer Bots 14 stemmen
en de heer Reimeringer 13 stemmen, zoodat benoemd is de
heer Bots.
De Voorzitter. Mag ik den heer Bots vragen, of hij zijne
benoeming aanneemt?
De heer Bots. M. d. V. Onder dankzegging aan die heeren,
welke tot mijne benoeming hebben medegewerkt, heb ik de
eer te verklaren, dat ik de benoeming tot Wethouder aanneem.
IV. Benoeming van drie leden van de Commissie van
Financien en uit dezen van den Voorzitter (aftredende leden
de H.H. A. L. Reimeringer, Voorzitter, J. F. Vergouwen en
J. Bosch, leden).
Wordt in de eerste plaats benoemd de heer Reimeringer
met 27 stemmen, terwijl 2 briefjes in blanco waren.
De heer Reimeringer verklaart zich bereid, de benoeming
aan te nemen.
De mededeeling van den uitslag van de stemming ter be
noeming van een tweede lid der Commissie leidt tot de
volgende beraadslaging.
De heer Aalberse. M. d. V. Er zijn uitgebracht 19 stemmen
op den heer Vergouwen, 7 stemmen op den heer Zwiers,
terwijl 2 blanco briefjes zijn ingeleverd. Nu is echter nog één
briefje ingevuld met: «dezelfde". Kan deze stem nu worden
beschouwd als te zijn uitgebracht op den heer Vergouwen,
het aftredende lid, dan heeft de heer Vergouwen 20 stemmen
verkregen; is die stem evenwel van onwaarde, dan heeft hij
er slechts 19.
De Voorzitter. Het schijnt mij in dit geval beter, de stem
van onwaarde te verklaren, omdat zij toch geen invloed heeft
op de stemming. Hoogstwaarschijnlijk zal wel met «dezelfde"
de heei' Vergouwen bedoeld zijn, maar formeel is de zaak
toch niet in orde. Bij deze stemming is de kwestie niet van
gewicht, omdat door den uitslag toch vaststaat, wie de meerder
heid heeft, maar ik zou met het oog op later wel gaarne
willen, dat de Raad in beginsel beslist, of eene stem, in der
gelijke gevallen uitgebracht op «dezelfde", geldig moet geacht
worden of van onwaarde; het Reglement van Orde beslist
hieromtrent niets en de beslissing dezer quaestie zou eventueel
bij andere benoemingen wel van gewicht kunnen zijn.
De heer Aalberse. M. d. V. Met alle bescheidenheid zou
ik meenen, dat eene beslissing van den Raad in deze, toch
nooit in de toekomst als een precedent zou beschouwd kunnen
worden. M. i. zal men altijd moeten vragen, of door een der
gelijk stembriefje een bepaald persoon onbetwist is aange
wezen, ja dan neen. Is dit twijfelachtig, dan zal in zulk een
geval het briefje van onwaarde moeten zijn, maar is het vol
komen duidelijk, wie bedoeld wordt, dan kan ik niet inzien,
waarom zulk een stem van onwaarde zou moeten zijn. Het
lid, dat zijn briefje op deze wijze heeft ingevuld, heeft dit op