DINSDAG 5 SEPTEMBER 1911.
123
Zitting Tan Dinsdag 5 September 1911.
Geopend des namiddags te twee uur.
Voorzitter - de Heer Burgemeester Jhr. Mr. N.G. DE GIJSELA AR.
Te behandelen onderwerpen:
1° Beëediging en installatie van de nieuw benoemde leden
van den Gemeenteraad.
2° Benoeming van twee Wethouders, jaar van aftreding 1917
(aftredend: de H.H. J. A. van Hamel en Mr. J. C. van
der Lip).
3° Benoeming van een Wethouder, jaar van aftreding 1914.
4° Benoeming van drie leden van de Commissie van Finan
ciën en uit dezen van den Voorzitter (aftredende leden:
de H.H. A. L. lteimeringer, Voorzitter, J. P. Vergouwen
en J. Bosch, leden).
5° Benoeming van twee leden van de Commissie van Fabricage
(aftredende leden de H.H. J. Roem en A. Mulder).
6° Benoeming van twee leden van de Commissie voor het
Openbaar Slachthuis (aftredende leden: de H.H. Dr. H. J.
Zwiers en J. A. Bots).
7° Benoeming van twee leden van de Commissie voor het
Oud-Archief (aftredend lid: de Heer Dr. G. Wildeboer;
1 vacature).
8° Benoeming van twee leden van de Commissie voor het
Marktwezen (aftredende leden: de H.H. D. van Gruting en
S. de Boer Azn.).
9* Benoeming van drie leden van de Commissie voor de Huis
houdelijke verordeningen en uit dezen van den Voorzitter
(aftredende leden: de H.H. Mr. A. van der Eist, Voorzitter,
W. Pera en Mr. P. E. Briët, leden).
10° Benoeming van twee leden van de Commissie voor de
Strafverordeningen (aftredend lid: de Heer Mr. A. J.
Fokker;! vacature).
11° Benoeming van een lid van de Commissie voor de Stedelijke
fabrieken van gas en electriciteit (aftredend lid: de Heer
Mr. P. J. M. Aalberse). (226)
12ö Benoeming van twee leden der Commissie van Beheer over
de gestichten »Endegeest", Voorgeest"en sRhijngeest"
(aftredende leden: ae H.H. Dr. C. F. Th. J. Meuleman
en J. Roem). (219)
13° Benoeming van drie leden van de Commissie voor het
Stedelijk Museum »de Lakenhal'' (aftredende ledende H.H.
Mr. P. J. M. Aalberse, Mr. J. A. F. Coebergh en J. Kore-
vaar P.Azn.). (224)
14° Benoeming van een lid van het Bestuur der Stedelijke
Werkinrichting, uit de leden van den Raad (aftredend lid
de Heer A. L. Reimeringer).
15° Benoeming van een lid van het Bestuur der Stedelijke
Werkinrichting, buiten de leden van den Raad (aftredend
lid: de Heer W. F. Verhey van Wijk). (223)
16° Benoeming van een lid en van een plaatsvervangend lid
van de Commissie van onderzoek, bedoeld in art. 22 van
het reglement voor de werklieden in dienst van de gemeente
Leiden (aftredende leden: de H.H. Mr. A. van der Eist
en Mr. P. E, Briët).
17° Benoeming van een lid van het Bestuur der Vereeniging tot
instandhouding van het Leidsch Muziekcorps (aftredend lid
de Heer J. P. Vergouwen).
18° Benoeming van twee Curatoren van het Gymnasium. (225)
19° Benoeming van een tijdelijk leeraar in de oude talen aan
het Gymnasium. (222)
20° Verdeeling van den Raad in sectiën.
Tegenwoordig zijn 29 leden, n.l. de heerenBriët, Driessen,
van Hoeken, Timp, Bots, Corts, van Tol, A. Mulder, Bosch,
Sijtsma, van Gruting, Carpenlier Alting, van der Eist, Hoogen-
boom, P. J. Mulder, van Hamel, van der Lip, Pera, Meuleman,
Aalberse, Heeres, Korft, Reimeringer, de Boer, Fokker, Roem,
Zwiers, Botermans en Vergouwen.
Afwezig is de heer Korevaar, wegens ongesteldheid; er is
ééne vacature.
Allereerst wordt overgegaan tot de behandeling van het
eerste punt der agenda:
I. Beëediging en installatie van de nieuw benoemde leden
van den Gemeenteraad.
De Voorzitter. De herkozen en nieuw gekozen leden van
den Raad zijn in de Leeskamer aanwezig; ik verzoek den heer
Secretaris hen wel te willen binnenleiden.
De heeren Mr. P. J. M. Aalberse, J. P. Vergouwen, A. L.
Reimeringer, S. de Boer Azn., Mr. A. J. Fokker, Dr. H. J.
Zwiers, J. Roem, K. H. Korfl, Mr. J. E. Heeres en J. Botermans
worden door den Secretaris binnengeleid en plaatsen zich voor
den Voorzitter.
De Voorzitter. Mijne HeerenAlvorens te kunnen worden
toegelaten als leden van dezen Raad, zijt gij verplicht de door
de wet gevorderde eeden of verklaring en beloften af te leggen.
De heeren leggen achtereenvolgens de door de wet gevorderde
eeden (verklaring en beloften) af.
De Voorzitter. Mijne Heeren 1 Nu de door de wet ge
vorderde eeden of beloften door u zijn afgelegd, rust op mij
de aangename taak, u geluk te wenschen met uwe installatie
als leden van den Raad.
In de eerste plaats wensch ik die leden geluk, welke hier
reeds zitting hebben gehad en nu weder terugkeeren. Ik twijfel
er niet aan, of deze heeren zullen met denzelfden ijver en
dezelfde opgewektheid, waarmede zij dit steeds hebben gedaan,
de belangen van deze ons zoo dierbare gemeente blijven be
hartigen. Ik ben ervan overtuigd, dat zij altijd dezelfde lust
en ijver daarbij ten toon zullen spreiden, als waarmede zij
steeds tot bevordering van den groei en bloei dezer stad werk
zaam zijn geweest.
Wanneer ik nu verder de nieuw gekozen leden gagelukwen-
schen, is het mij eene behoefte tevoren met een enkel woord te
herdenken hen, wier plaats die nieuw benoemden hier komen
innemen, n.l. de heeren Eerstens, Fockema Andreae en de Vries
Het is allerminst mijne bedoeling, van deze plaats te reageeren
tegen de beslissing, die bij de stembus is gevallen, dat zou
mij als Burgemeester en als Voorzitter van dezen Raad zeker
niet passen men zal mij echter wel willen verontschuldigen,
wanneer ik hier met eenigen weemoed gedenk den heer
Kerstens. Wanneer men met iemand tweemaal in de week
geruimen tijd in eene vergadering tezamen is, daarbij op
aangename wijze beraadslagende over de belangen van de ge
meente, dan wordt die persoon gaandeweg onze vriend en
het is altijd onaangenaam, zulk een vriend te verliezen.
De ijver en de belangstelling, waarmede de heeren Kerstens,
Fockema Andreae en de Vries steeds de belangen van de
gemeente in deze Raadzaal en ook daarbuiten hebben be
hartigd, zijn bij vorige gelegenheden reeds herdacht. Ik wil
daarop thans niet terugkomen en wil slechts den wensch
uitspreken, dat de drie leden, die in hun plaats zijn gekozen,
met denzelfden ijver en dezelfde lust en nauwgezetheid als zij,
de belangen der gemeente zullen behartigen.
Hiermede verklaar ik u allen te zijn geïnstalleerd als leden
van dezen Raad en verzoek u, uwe zetels te willen innemen.
Hierna worden de notulen van het in de vorige vergade
ring van 24 Augustus verhandelde goedgekeurd.
Vervolgens deelt de Voorzitter mede, dat een schrijven
is ingekomen van Mevrouw de Wed. Dr. G. Wildeboer—Hoos,
welk stuk luidt als volgt:
Leiden, 6 September 1911.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Door dezen vervul ik den treurigen plicht U kennis te geven
van het overlijden van mijn echtgenoot Dr. G. Wildeboer, in
leven lid van Uwen Raad.
Mevrouw de Wed. Wildeboer—Hoos.
De Voorzitter. Mijne Heeren! Het zal u allen zeker gegaan
zijn zooals mij, dat gij opgeschrikt zijt door de droeve tijding,
welke hedenmorgen door deze stad verspreid werd, namelijk
dat ons geacht medelid Dr. Wildeboer niet meer was. Nog
kort geleden hadden wij niet gedacht, dat dit de afloop zou
zijn van zijne ziekte, die zich toen niet zoo ernstig liet aan
zien. Wij verliezen in Prof. Wildeboer een ijverig en nauw
gezet lid van den Raad; een man, die de belangen der ge
meente behartigde met zijne wetenschap, met zijn karakter
en ook met zijn woord. Wij verliezen in hem niet alleen een
man, die ten allen tijde bereid was, zijn tijd en kennis ten
beste te geven voor de belangen onzer stad, maar wij verliezen
in hem ook een vriendelijk man, een man van een edel ge
moed, van vriendelijken omgang, dien wij allen om zijne hooge
karaktertrekken eerden en hoogachtten.
De slag, die onze gemeente treft, kan echter niet vergeleken
worden met het verlies, dat zijne echtgenoote door zijn heen
gaan heeft geleden.
Nog kort geleden trof haar het groote verdriet van het
verlies van haar vader en nu wordt zij opnieuw getroffen
door het overlijden van haar echtgenoot. Ik hoop, dat de
weduwe kracht en sterkte moge vinden om dit zoo droevig
verlies te kunnen dragen, en ik hoop tevens, dat het haar
eenigszins tot troost moge strekken, wanneer zij weet, dat wij
allen hier met de meeste hoogachting en sympathie zullen