117
van een school 4e klasse No. '1 aan de klaverstraat
(L)e kosten zijn geraamd op ƒ54000..In 1910
is f 47206.93® betaald.)
14°. Yolgn. 228. Kosten der electrische ver
lichting van het Raadhuis
(De raming was ƒ6714.In 1910 is uitgegeven
ƒ6186 20®.)
15°. Yolgn. 229 Kosten der overwulving van
hel Kort-Rapenburg en van vernieuwing van de
Blauwpoortsbrug
(Yan de op 1910 overgebrachte kosten ad
ƒ178323.21 is in dat jaar ƒ96860.81 betaald.)
16°. Volgn. 230. Kosten van het stichten van
schoollokalen en onderwijzerswoningen
(Op de stichtingskosten der school aan de
Medusastraat is bovenstaand bedrag nog onbe
taald gebleven.)
17°. Volgn. 231. Kosten van de ophooging van
het Schuttersveld
(Van deze kosten, geraamd op ƒ22500.—, is in
1910 19975.39 betaald.)
18°. Volgn. 232. Kosten van de verbreeding van
de Poelbrugvan de versterking van andere bruggen
en van den aanleg van een trottoir aan de Hooge-
woerd
(De raming was ƒ6600.in 1910 is uitgegeven
ƒ6110.69®.)
19°. Volgn. 236. Kosten van de op- en inrichting
van een electrischen klokkendienst
(Van de op ƒ20500.geraamde kosten is in
1910 ƒ10000.uitgegeven).
20°. Volgn. 237. Uitlceering aan de Commissie
van Beheer over de gestichten vEndegeesV' en
y>Rhijngeestvoor de verbouwing van de woning
van den ien Gneesheer van vRhijngeest"
(Het toegestane bedrag van 1500.is nog niet
uitgekeerd
21°. Volgn. 238. Overneming van de spoorbrug
naar de Sted. Gasfabriek en van de aarden baan
op het terrein der Gasfabriek en Eleclriciteits-
fabriek
(De overneming
nog niet plaats gehad.)
22°. Volgn. 239. Aankoop van huisjes inhetBloe-
mendaalshof, de Langegrachtde Westvolmolen-
steeg, het Prinsensteegje en het Vogelstraatje
(De overdrachtskosten zijn nog niet be
taald. De voor deze overdracht geraamde som
is inmiddels te laag gebleken en moet met
ƒ45.80 worden verhoogd. Wij stellen U daarom
voor het op den dienst 1911 uit te trekken bedrag
van ƒ3053.07® met ƒ45.80 te verhoogen en vast
te stellen op ƒ3098.87®).
6793.06®
527.79®
81462.40
8063.00®
2524.61
489.30®
10500.-
1500.-
van de brug en baan heeft
10000.—
3098.87®
Tezamen 345630.37
Tot dekking van deze som kan, wat de posten 18 betreft
tot een gezamenlijk bedrag van ƒ3778.82® worden beschikt
over een gedeelte van het batig slot der gewone ontvangsten
en uitgaven van 1910
Verder over een bedrag van ƒ4810.55, dat als
vergoeding van het Rijk krachtens art. 4812
der Wet op het lager onderioijs voor schoolbouw",
op volgn. 62a der begrooting van 1910 wegens
den bouw der school aan de Medusastraat nog
niet is ontvangen (zie volgn. 230 hierboven).
terwijl het restant of
uit de buitengewone middelen (i. c. de geldleening
van 1911) moet worden bestreden. Daartoe zal de
post »Geldleening ter voorziening in de kosten
van buitengewone werken" van 1911 met gelijk
bedrag van ƒ337041.moeten worden verhoogd.
Deze verhooging is echter slechts een administra
tieve regeling; het bedrag van ƒ337041.toch
is reeds begrepen in de geldleening van 1911,
waarvan de opbrengst voor het geheel op dat
dienstjaar is geboekt.
3778.82®
4810.55
337041.-
345630.37®
Wij geven U thans in overweging tot vaststelling van den
hierbij overgelegden begrootingsstaat, dienst'1911, te besluiten
en tevens van den mede hierbij gevoegden staat model A,
strekkende tot betaling van de bedragen sub 1—8 hierboven
genoemd, uit den post van Onvoorziene Uitgaven van 1911.
Aan den Gemeenteraad.
Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 196. Leiden, 18 Juli 1911.
Bij haar in de Leeskamer ter inzage liggend rapport No. 47,
d.d. 30 Juni j.l., heeft de Commissie van Beheer over »Ende-
geest" en*»Rhijngeest" de tusschenkomst van ons College in
geroepen, om van Uwe Vergadering in den vorm van eene
te-harer-beschikking-stelling van de benoodigde gelden, ver
gunning te verkrijgen tot het doen uitvoeren van twee nieuwe
werken, beide ten doel hebbende, het sanatorium »Rhijngeest"
beter aan zijne bestemming te doen beantwoorden.
Ons College heeft na overweging van beide in dit rapport
vervatte voorstellen gemeend, aan de Commissie van Beheer
de door haar ingeroepen tusschenkomst te moeten verleenen.
Het zij ons daartoe vergund, de beide voorstellen, op het
voetspoor der Commissie, gecombineerd aan Uwe Vergadering
voor te leggen. Weliswaar was de aanleiding tot de twee
voorstellen verschillend, weliswaar ook moet het eene voorstel
eene andere motiveering vinden dan het andere, maar in hunne
gemeenschappelijke strekking, n.l. het aanbrengen van tech
nische verbeteringen in het sanatorium, in de eerste plaats,
en vervolgens niet minder in de omstandigheid, dat de Com
missie van Beheer voor deze beide nieuwe werken gelijkelijk
ten bate van sRhijngeest" de beschikking behoeft over een
tot dat doel door Uwe Vergadering toe te staan bedrag, vindt
ons College gereede aanleiding en voldoenden grond, om U
bedoelde voorstellen in ééne en dezelfde voordracht ter over
weging aan te bieden.
De beide voorstellen dan hebben, zooals Uwe Vergadering
uit de stukken zal kunnen blijken, dit gemeen, dat zij beide
beoogen aan de Commissie de benoodigde gelden te verzekeren,
om ten bate van het sanatorium voor bepaalde doeleinden het
genot te kunnen erlangen van electrischen stroom.
Hierbij merken wij allereerst op, reeds bij voorbaat ver
wijzend naar de meer gedetailleerde uiteenzettingen van de
Commissie, dat het haar vooralsnog, met het oog op de hooge
kosten, niet verdedigbaar voorkomt, de medewerking van Uwen
Raad in te roepen, om ook geheel »Endegeest" en »Rhijngeest",
evenals de idioteninrichting, aan te sluiten aan het electrisch
kabelnet. Niettemin acht zij zich gerechtigd Uwe aandacht te
vestigen op de mogelijkheid en de wenschelijkheid van eene
partieele voorziening van eene der beide inrichtingen, en wel
door er in de eerste plaats op te wijzen, dat het in het belang
van het Hooger Onderwijs in de psychiatrie zou zijn, indien
de Hoogleeraar de beschikking kon krijgen over electriciteit
als licht- en beweegkracht ten dienste van het laboratorium,
en door in de tweede plaats de voordeelen uiteen te zetten,
die de verplegingsdienst en de administratie van »Rhijngeest"
zouden genieten van eene verbouwing van de bestaande hydrau
lische tot eene electrische lift.
Ofschoon het psychiatrisch laboratorium in »Rhijngeest"
in het algemeen goed is ingericht en de benoodigde instru
menten er in niet geringen getale aanwezig zijn, kan van
dat alles thans niet dat nut getrokken worden, dat het
zou kunnen opleveren, indien de Hoogleeraar zijn verzoek
om de beschikking te mogen krijgen over electriciteit,
ingewilligd zag. Om thans den vereischten electrischen stroom
te kunnen opwekken, moet de Hoogleeraar zich bedienen
van accumulatoren, die als surrogaat bruikbaar zijn, maar
den arbeid zeer belemmeren. Deze accumulatoren doen thans
dienst bij de electrotherapie van zenuwlijders. Een tweede
gebruik, dat de Hoogleeraar van electriciteit zou kunnen maken,
is hare aanwending bij het photographeeren, waartoe op dit
oogenblik van kalklieht wordt gebruik gemaakt, dat voor
wetenschappelijke doeleinden niet voldoet. Een vergrootings-
teeken-apparaat van Leitz, bestemd tot het langs photographi-
schen weg vergrooten van teekeningen, is door den Hoogleeraar
reeds naar zijne studeerkamer overgebracht, omdat hier de
beschikking over electrisch licht bij hem zwaarder woog dan
die over een goed ingericht laboratorium.
Zoo zouden meer voorbeelden te noemen zijn. Wij vermelden
nog eene centrifuge, die door electrischen stroom zou kunnen
bewogen worden, en de oogspiegelkamer, waar hij als lichtbron
goede diensten bewijzen zou.
Uit dit alles heeft de Commissie van Beheer de overtuiging
geput, dat de belangen van het Hooger Onderwijs in de
psychiatrie ten nauwste bij de aanbrenging van de door den
Hoogleeraar begeerde verbetering betrokken zijn. En het be
hoeft nauwelijks gezegd te worden, dat ook indirect weer de
verbetering van het psychiatrisch onderwijs het sanatorium
ten goede zal komen.
Zooals uit het méde ter inzage liggend rapport van den
Directeur der Lichtfabrieken blijkt, blijven de aanlegkosten
van de electrische installatie voor het laboratorium beneden
de ƒ1000.—. In deze som zijn dan begrepen alle onderdeelen
der installatie, die door den Hoogleeraar wenschelijk worden
geacht. Voor eene nadere technische uiteenzetting van wat
de electrische inrichting omvatten zal, meenen wij verder
naar het deskundig rapport van den Directeur der Electrische
Centrale te mogen verwijzen.
Eene andere is de aanleiding tot het tweede voorstel der