DONDERDAG 6 JULI 1911. 105 Het amendement van den heer van der Eist c. s. wordt in stemming gebracht en met 16 tegen 11 stemmen verworpen. Tegen stemmen de heeren: Roem, van Tol, P. J. Mulder, Timp, Meuleman, Pera, Aalberse, de Vries, Briët, Eerstens, van der Lip, Vergouwen, Bosch, Driessen, A. Mulder en Bots. Vóór stemmen de heeren: Zwiers, Hoogenboom, de Boer. Sijtsma. van Gruting, van Hamel, Carpentier Alting, Fockema Andreae, Reimeringer, -van der Eist en Fokker. De Voorzitter. Ik wensch nog een paar wijzigingen aan te geven, die door Burgemeester en Wethouders in art. 4 worden aangebracht. Ten eerste wordt aan dit artikel een tweede lid toegevoegd, luidende: «Wanneer de in het eerste lid bedoelde aanslag niet of nog niet heeft plaatsgehad, wordt het inkomen, waarnaar het school geld betaald wordt, door Burgemeester en Wethouders geschat." Het geval kan zich bijv. voordoen, dat iemand een kind, welks ouders het schoolgeld niet kunnen betalen, in staat wensch te stellen de Hoogere Burgerschool te bezoeken. Een ander geval is nog, dat menschen van buiten de stad zich in onze gemeente komen vestigen, die nog niet in de inkomsten belasting zijn aangeslagen; dan zouden hunne kinderen kunnen worden geweerd, of het minimum schoolgeld moeten betalen. Ten tweede moeten in den derden regel van het eerste lid de woorden «hunne ouders" worden vervangen door: «hare ouders". Ten derde staat in het artikel telkens: „naar een inkomen beneden 3000 f 60; van f3000 tot 5000 ƒ75, enz." Hier zal telkens achter moeten gevoegd worden«per jaar". Ten vierde moeten, in verband met de zooeven aangegeven veranderingen, waar gezegd wordt: «éénmaal 's weeks 20% van het schoolgeld volgens het eerste lid", deze laatste woorden worden: «volgens het eerste en het tweede lid". Ditzelfde geldt natuurlijk ook voor de alinea's met tweemaal 's weeks, driemaal 's weeks en vier- of meermalen 's weeks. De heer Fokker. Naar aanleiding van de nieuwe alinea eene enkele vraag. Wanneer het inkomen niet is vastgesteld, maar alleen geschat, wat zal er dan gebeuren, wanneer de nadere aanslag anders is dan de schatting, wanneer bijv. blijkt, dat de schatting te hoog was? De Voorzitter. Het kind moet toegelaten worden en dat moet geschieden naar een zekeren maatstaf, die verkregen wordt door schatting. Blijkt het, dat de schatting te hoog is geweest, dan zal het teveel betaalde teruggegeven worden; anders zouden wij wel kunnen beginnen met iedereen te schatten volgens de hoogste klasse. Art. 4, overeenkomstig deze laatste voorstellen van den Voorzitter gewijzigd, wordt in stemming gebracht en aange nomen met 22 tegen 5 stemmen. Vóór stemmen de heeren Roem, van Tol, P. J. Mulder, Timp, Zwiers, Meuleman, de Boer, Pera, Aalberse, Sijtsma, de Vries, van Gruting, Briët, Eerstens, van der Lip, Vergouwen, Bosch, Driessen, van der Eist, A. Mulder, Fokker en Bots. Tegen stemmen de heeren: Hoogenboom, van Hamel, Car pentier Alting, Fockema Andreae en Reimeringer. Art. 5 wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Aan de orde is art. 6. De Voorzitter. Tengevolge van de wijziging, in art. 4 aan gebracht, zal in den derden regel van art. 6 in plaats van de woorden«en 4, 2e lid" moeten worden gelezen «en 4, 3e lid"-. De artt. 6 tot. en met 9 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De verordening in haar geheel wordt ten slotte zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. XIX. Verordening betreffende* de aansluiting van parti culieren aan het net voor electrische uurwerken door de Stede lijke Fabrieken van Gas en Electriciteit. (Zie Ing. St. No. 166). Algemeene beraadslagingen worden niet gevoerd. De artt. 1 tot en met 5 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over art. 6. De heer Carpentier Alting. M. d. V. Mag ik naar aanlei ding van art. 6a even deze vraag doen: is het niet billijk, dat, wanneer iemand, zonder de aansluiting te waarborgen voor den tijd van drie jaar, toch gedurende drie jaar aan gesloten is geweest, hem de kosten van aansluiting worden term betaald De Voorzitter. Dit zal moeilijk kunnen geschieden. Deze verordening is eene soort belastingverordening en nu is het moeilijk, in een later dienstjaar terug te betalen, wat in een vroeger dienstjaar geïnd is. Bovendien ligt in het verlangen van den heer Carpentier Alting iets onbillijks. De menschen zouden dan eenvoudig spelen op zien komen, erop rekenende, dat zij de kosten toch zouden terugkrijgen. De beraadslaging wordt gesloten. Art. 6 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen De artt. 7 tot en met 14 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De geheele verordening wordt zonder hoofdelijke stemming ten slotte eveneens aangenomen. De Voorzitter. Ik stel den Raad thans voor, de behande ling van pijnt 22 der agenda aan die van de punten 20 en 21 te doen voorafgaan, omdat punt 22 nog hedenmiddag moet worden afgedaan. Ean de Raad zich daarmede vereenigen Zoo ja, dan stel ik thans allereerst aan de orde: XXII. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke directe belasting, dienst 1911. (Zie Ing. St. No. 174). Wordt zondei' beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming conform het praeadvies besloten. XX. Verordening, regelende de heffing van eene belasting op tooneelvertooningen en andere openbare vermakelijkheden in de gemeente Leiden. (Zie Ing. St. Nrs. 94 en 125). De algemeene beraadslaging wordt geopend. De heer de Boer. M. d. V. De toelichting, die Burge meester en Wethouders aan den Raad verstrekken, waarbij een nieuwe belasting in het leven wordt geroepen, is al zeer sober. De Raad heeft met meerderheid van stemmen besloten, in beginsel daartoe over te gaan. Bij het vraagstuk: is eene belasting op tooneel vertooningen en andere openbare verma kelijkheden wel in het belang der gemeente, wordt de last juist weer voor een deel op een groep van menschen gescho ven, die niet het minst in belastingen bijdragen. Toen voor eenige maanden de Raad besloot tot afschaffing der kermis, werd in de allereerste plaats aan de vergunning- en verlof zaken schade berokkend. Deze categorie van neringdoenden, die uit den aard van hun bedrijf een hooge huishuur moeten opbrengenwaardoor de personeele belasting hooger is, wordt daarenboven in de bedrijfs- en de inkomstenbelasting ook voor den geheelen omvang van haar omzet getroffen. Ik wil dan ook nog noemen het vergunningsrecht, waardoor een deel dezer menschen wordt belast. Het bezit nu van een of ander muziekinstrument in dergelijke inrichtingen zal voor hen wederom een uitgave vorderen. M. d. V. Ik verzeker u: het aanschaffen van deze muziek instrumenten is voor de meesten geen weelde geweest. Ge drongen om het middel van bestaandat toch reeds door de verhooging van den accijns op het gedistilleerd is geslonken, is dit een der oorzaken, waardoor zij, door concurrentie ge dreven, of om de aandacht op hunne zaak te vestigen misschien ook om zich niet te laten overvleugelen, genood zaakt waren, zich die uitgaaf te getroosten. Deze beschou wing geeft mij aanleiding, mij mijne stem voor te behouden bij de eindstemming over deze verordening. De Voorzitter. De reprimande, die de heer de Boer aan Burgemeester en Wethouders toedient, als zouden wij dit voorstel niet voldoende hebben toegelicht, kunnen wij niet accep teeren. Wat wij thans voorstellen, is door ons ontworpen bij wijze van lastgeving, omdat ons bij eene motie is verzocht, met eene concept-verordening te dezer zake te komen. Zelf zouden wij niet met een voorstel gekomen zijn. Hoe kan men dan van ons eene krachtige verdediging van het voorstel verwachten Met hoeveel belangstelling ik ook de rede van den heer de Boer heb aangehoord, dat verwijt komt mij onbillijk voor. De heer Reimeringer. Ik wensch een enkel woord te spreken tegen dit voorstel en wel om de groote onbillijkheid, die het met zich brengt. Elke belasting brengt onbillijkheden mede, maar deze in hooge mate, omdat zij in de eerste plaats treft alleen hen. die hun vermaak zoeken in Leiden, maar niet hen, die naar Rotterdam, Den Haag of elders gaan, om zich daar te vermaken. De belasting treft dus alleen hen, die juist de Leidsche ondernemingen steunen. Zij werkt onbillijk, omdat zij inrichtingen treft, die toch reeds noodlijdend zijn. De Eomedie kan niet bestaan zonder subsidie. Van de Maat schappij voor Toonkunst hebben wij een adres gekregen, waaruit blijkt, dat de financien daarvan ook al niet schitte rend zijn. Wanneer deze verordening eenigszins billijk was, dan zou zij moeten treilen inrichtingen, die veel verdienen, maar al dergelijke inrichtingen zijn in Leiden noodlijdend; de belasting zou alleen goed werken ten opzichte van het een of andere paardenspel, dat hier komt en veel geld verdient. Deze verordening werkt ook veel onbillijker dan die welke indertijd is voorgesteld, omdat men als grondslag voor de betaling aanneemt de oppervlakte. Wanneer de Maatschappij voor Toonkunst drie concerten organiseert, dan zal zij daar voor moeten betalen 45, terwijl de Vereeniging voor de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1911 | | pagina 9