DONDERDAG
6 JULI 1911.
103
Punt d. vervalt wegens de aanneming van het amendement
van den heer Vergouwen c. s.
(let geheele voorstel wordt tenslotte zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
XVIII. Verordening, regelende de heffing van schoolgelden
aan het Gymnasium, de Hoogere Burgerschool voor Jongens
en de Hoogere Burgerschool voor Meisjes te Leiden.
(Zie lng. St. No. 160).
Over deze verordening worden geen algemeene beraad
slagingen gevoerd.
De artt. 1 tot en met 3 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 4, luidende
«Aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes bedraagt het
schoolgeld voor de leerlingen, ingezetenen der gemeente
Leiden, die alle lessen volgen, wanneer hunne ouders of,
wanneer zij meerderjarig zijn, zij zelve in de plaatselijke directe
belasting zijn aangeslagen:
naar een inkomen beneden 3000 60.
van 3000 tot f 5000 75.
5000 8000 100.
8000 en daarboven 125.
Voor de bijwoning van de lessen in enkele vakken is ver
schuldigd, wanneer de lessen worden gegeven
eenmaal 's weeks, 20% van het schoolgeld volgens het
eerste lid
tweemaal 's weeks, 25% van het schoolgeld volgens het
eerste lid;
driemaal 's weeks, 30% van het schoolgeld volgens het
eerste lid
vier- of meermalen 's weeks, 40% van het schoolgeld volgens
het eerste lid.
Voor minderjarige leerlingen, wier ouders overleden zijn,
wordt het schoolgeld berekend naar haar eigen inkomen op
den bovenvermelden grondslag; voor leerlingen, die wel zelve
haar voortdurend verblijf in de gemeente Leiden hebben,
doch wier ouders of verzorgers in een andere gemeente wonen,
zullen in plaats van den aanslag in de plaatselijke directe
belasting tot grondslag der berekening van het schoolgeld
strekken de omtrent het inkomen van de ouders of leerlingen
door Burgemeester en Wethouders verkregen inlichtingen.
Voor leerlingen, wier ouders of verzorgers in een andere
gemeente wonen en die niet zelf haar voortdurend verblijf in
de gemeente Leiden hebben, bedraagt het schoolgeld 150
per jaar."
Hierop is voorgesteld een amendement door den heer van
der Eist, mede namens de heeren Sijtsma en Fokker, strek
kende om in de eerste alinea van dit artikel te lezen:
»naar een inkomen beneden ƒ2000 40,
van ƒ2000 tot ƒ3500f 60,
ƒ3500 ƒ500075",
ter vervanging van de eerste twee overeenkomstige regels in
die alinea.
De heer van der Elst. M. d. V. Een enkel woord tot toe
lichting van het amendement. Het blijkt, dat wij ons in hoofd
zaak nedprleggen bij het voorstel, door Burgemeester en Wet
houders gedaan ten aanzien van de evenredige schoolgeld
heffing. Wij meenen intusschen, dat het noodig is, dat er
een zekere overgang bestaat van het schoolgeld, dat wordt
gevraagd van ingezetenendie gaarne hun kinderen naar de
Hoogere Burgerschool voor Meisjes zouden zenden, maar voor
wie een schoplgeld van 60 te hoog is. Ik wil er ook op
wijzen, dat daardoor niet wordt verbroken het verband met
het schoolgeld op de andere scholen, omdat op de meisjes
school op de Breestraat veel minder schoolgeld wordt geheven
dan op de andere scholen, zoodat voor die categorie van
meisjes een betere overgang zal worden gemaakt, wanneer
het schoolgeld wat lager wordt gesteld.
Intusschen is mij geblekendat de kans op aanneming van
ons voorstel zal worden vergroot, wanneer wij tegemoet komen
aan eene zekere strooming, die ook bij Burgemeester en
Wethouders schijnt te bestaan, door nl. het minimum-school
geld eenigszins te verhoogen en van 40 op ƒ50 te brengen.
Wij wijzigen dus ons amendement in dien zindat gelezen
zal worden:
»naar een inkomen beneden 200050."
Ik wensch nu nog iets te zeggen naar aanleiding van eene
opmerking van Burgemeester en Wethouders in hun praead-
vies, waar zij zeggen: «aangenomen althans, dat het de be
doeling van de heeren van der Eist c. s. is, om het schoolgeld
voor de buitenleerlingenvoorzoover geen contracten ge
sloten zijn, 90 hooger te bepalendan het maximum-school
geld volgens hun voorstel voor andere leerlingen bedraagt."
Ik geloof niet, dat dit de bedoeling is; het zou m. i. ver
keerd zijn voor de buitenleerlingen een zoo hoog schoolgeld
te hellenik vrees, dat daardoor het gebruik maken van de
school door buitenleerlingen zeer zal worden beperkt. Daarom
meen ikdat de regeling, door Burgemeester en Wethouders
voorgesteld ten aanzien van de buitenleerlingen, billijk is.
Stelt men het schoolgeld te hoogzoodat het b. v. 200 zou
kunnen wordendan geloof ik niet, dat men van deze school
gebruik zal makenmaar dat men wel gebruik zal maken
van de Hoogere Burgerschool voor Jongens of van het Gym
nasium.
De heer Vergouwen. Ik heb met heel veel belangstelling
kennis genomen van het praeadvies van Burgemeester en
Wethouders. Toen ik art. 4 inzag, was ik met de regeling,
daarin nedergelegd, wanneer ik die vergeleek met de regeling,
door Dr. Meuleman en mij ingediend, niet tevreden, maar
ik begreep, dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders
een soort van middenvoorstel was, om de zaak van de Hoogere
Burgerschool voor Meisjes tot rust te doen komen. In dat licht
bezien hebben wij gezegd het is nu maar het beste om het voor
stel van Burgemeester en Wethouders aan te nemen. Een punt
van ernstig verschil bleef er echter over. Een lid van het
Dagelijksch Bestuur heeft daaraan uiting gegeven, toen hij het
schoolgeld van 125 nog wat wilde vèrhoogen. Maar toen
wij overwogen, wat hiertegen is aangevoerd, en dat het heel
moeilijk is om inkomens van menschen buiten de stad te
schatten, toen hebben wij dat bezwaar ook laten vallen, zoodat
wij ons aansluiten bij het voorstel van Burgemeester en
Wethouders.
Ik zal dus het voorstel van den heer van der Eist c. s.
bestrijden. Nemen wij dit voorstel aan, dan zullen wij ook
het schoolgeld voor de Hoogere Burgerschool voor Jongens moe
ten verlagen, terwijl het onderwijs, dat op die Hoogere Bur
gerschool aan jongens en meisjes gegeven wordt, toch werkelijk
wel ƒ60 per jaar waard is. Als men, zooals ik, twee kinderen op
de Hoogere Burgerschool heeft, betaalt men voor elk kind 45
per jaar, wat wij, voorstanders van het bijzonder onderwijs,
een koopje noemen, in vergelijking met wat. wij op onze
bijzondere scholen betalen. Ik meen daarom, dat wij ƒ60 als
minimum moeten beschouwen. Trouwens, Burgemeester en
Wethouders zeggen zelf, dat het schoolgeld voor de meisjes
scholen Ie klasse 60 bedraagt en dat de Hoogere Burger
school voor Meisjes hoofdzakelijk gevoed wordt door de leerlin
gen dier scholen le klasse, reden te meer, om ook het schoolgeld
voor de Hoogere Burgerschool voor Meisjes op 60 te stellen.
Er komt nog bij, dat deze school niet bezocht wordt door
kinderen uit alle rangen en standen, en voor hen, die de
school het meest gebruiken, is een schoolgeld van 60 niet
te hoog.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders zal aan de
Hoogere Burgerschool voor Meisjes de hoog noodige rust bren
gen en ik zou daarom willen adviseeren het voorstel, als het
kan,- zonder stemming aan te nemen. De onderlinge opklim
ming der cijfers is ook waarlijk niet te ongelijk. Iemand, die
f 8000 inkomen heeft, betaalt slechts een schoolgeld van ƒ125
en dit zal niemand overdreven noemen.
De heer Eerstens. M. d. V. Het is u bekend, dat ik mij
bij de samenstelling van deze verordening in het College van
Burgemeester en Wethouders niet heb kunnen neerleggen
bij art. 4, zooals het thans is voorgesteld; maar dat ik mij
bereid heb verklaard mede te gaan, als Burgemeester en Wet
houders nog een paar klassen aan het artikel zouden willen
toevoegen. Ik heb de zaak echter nog eens rijpelijk over
wogen en ben tot de conclusie gekomen, dat het beter is,
ook in verband met de intrekking van het amendement van
de heeren Meuleman en Vergouwen, om het voorstel van Burge
meester en Wethouders aan te nemen. Ik zal dit dan ook doen,
ten einde de kans op aanneming daarvan te verhoogen.
De heer Sijtsma. Ik gevoel mij, na hetgeen door de heeren
Vergouwen en Eerstens is gezegd, op dit oogenblik heel ge
lukkig. Wij hebben omtrent de Hoogere Burgerschool voor
Meisjes van die zijde wel eens wat anders gehoord. Nu, dat
willen wij gaarne vergeten, en ons verheugen, dat zij met
ons hun best willen doen ten bate van die school.
Inderdaad, het is zoo waar, dat wij in het belang dier school
tot een toestand van rust moeten komen. Doch vanwaar die
plotselinge ommekeer? De vorige maal, toen we over deze
zaak spraken, meende ik uit den toon van den heer Meuleman
te moeten opmaken, dat hij hier de oude woorden wilde
toepassenCarthago moet verwoest worden. Dat men dien
kant nu niet meer uit wil, verheugt mij.
Ik kan mij echter niet geheel neerleggen bij hetgeen de
heer Vergouwen heeft gezegd omtrent ons amendement. Dit
amendement toch bedoelt de school nog populairder te maken
een categorie van menschen, die van dat onderwijs op het
oogenblik niet kunnen profiteeren, in de gelegenheid te stellen
dit wel te doen. Dit kan ook voordeelig zijn voor de gemeente;
de klassen aan de school zijn niet zeer groot; in elke klasse
kunnen nog best 4 a 5 kinderen bijkomen. Door ons voorstel