'102
DONDERDAG
6 JULI 1911.
is bij de toeneming van werkzaamheden nooit uitgebreid
zoodat het meerdere werk altijd door hetzelfde aantal perso
nen wordt verricht. Ik meen, dat dit reeds een voldoende
reden is, om met het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders mede te gaan en mocht men van oordeel zijn, dat de
havenrechercheurs de voorgestelde meerdere verhooging noodig
hebben, dan kan ik mij daarmede wel vereenigen.
De Voorzitter. Ik ga geheel rnet den heer Pera mede,
waar hij erop wijst, dat de werkzaamheden van den alge-
meenen markt- en havenmeester langzamerhand veel uitge
breider zijn geworden; hij heeft er nooit meer personeel bij
gekregen en hij voldoet uitstekend in zijne zeer drukke betrek
king. Om een enkel voorbeeld te noemende marktgelden
brachten in 1894 10567.45 en in 1910 32200.97® opin zestien
jaar tijds is dus de opbrengst driemaal zoo groot geworden.
Dan zijn er onderscheidene zaken bijgekomen, o. a. de vette-
varkensmarkt, de veiling, de avondmarkt enz. Zijn geheele
werkkring is veel drukker dan vroeger. Bovendien is er geen
stad meer in ons land, waar de betrekkingen van havenmeester
en marktmeester zijn gecombineerd. Ging men voor beide
functies een aparten ambtenaar benoemen, dan zouden de trak
tementen voor die beide personen tezamen natuurlijk een veel
hooger bedrag uitmaken, dan hetgeen nu door den algemeenen
markt- en havenmeester alleen wordt ontvangen Eigenlijk zijn
het betrekkingen, die niet bij elkaar behooren de regeling, die
in onze gemeente bestaat, is werkelijk zeer in het financieel
voordeel der gemeente. Bovendien is deze betrekking eene
zeer verantwoordelijke. En nu meenden wij, dat het, nu aan
het personeel, dat onder hem staat, verhoogingen werden toe
gekend, niet aanging, den chef daarin niet ook te doen deelen.
Men moet toch wel in aanmerking nemen, dat wij ook hierbij
eene soort distantie moeten behouden. Wanneer de brug
wachters en de haveniechercheiirs en in evenredigheid met dezen
ook de adjunct-markt- en havenmeester in traktement voor
uitgaan, dan moet ter wille van die distantie ook het trakte
ment van den algemeenen markt- en havenmeester vooruit
gaan. En wanneer de verhoogde levensstandaard eene reden
is voor het toestaan van salarisverhooging aan de lagere
beambten, dan zie ik niet in, waarom dit argument niet
evengoed zou gelden voor de hooger geplaatsten, vooral waar
het betreft een chef, die veel meer werk heeft gekregen dan
vroeger, die zich in alles een verdienstelijk ambtenaar heeft
betoond en die hierdoor zeker heeft bijgedragen tot den bloei
van de markt.
Wat betreft het voorstel van den heer Vergouwen c. s.,
om het salaris der havenrechercheurs te verhoogen, wil ik
slechts verklarendat wij ons tegenover dit amendement op
hetzelfde standpunt stellen als wij innamen tegenover dat van
den heer Mulder, om den persoon, belast met het toezicht op
de honden, eene grootere dan de door ons voorgestelde salaris
verhooging toe te kennen.
Verder zijn wij uitgegaan van de stelling, dat de salarissen
der minst bezoldigde ambtenaren moesten worden verhoogd
maar deze verhooging zal dan vanzelf ook ten goede komen
aan de hooger bezoldigden; vandaar, dat naar ons voorstel
alle personen, die tot dezen dienst behooren, verhooging
zullen krijgen. Waar nu de havenrechercheurs uit dezelfde
maatschappelijke categorie van menschen zijn voortgekomen
als de brugwachters, hebben wij het billijk geacht, hun ook
dezelfde verhooging toe te kennen. Aan den adjunct- markt
en havenmeester willen wij dan het dubbele of 50 geven
op grond van zijne hoogere sociale positie; daarbij wasechter
de overgangsbepaling sub d. noodig.
Op deze manier wasmeenden wijop de beste wijze aan
het verlangen dezer menschen voldaan.
Met het voorstel van den heer Vergouwen, om de inwer
kingtreding van deze besluiten te stellen op 1 Juli '1911
kunnen wij echter beslist niet medegaan. Wij achten het
beter, de verschillende verhoogingen te brengen op de be
grooting voor 1912; dan kunnen wij er beter rekening mede
houden. Verleenen wij aan dergelijke besluiten terugwer
kende kracht, dan loopen de financien in de war. Op dien
regel is alleen eene uitzondering gemaakt voor de salarissen
van de beambten aan het Slachthuis, maar dit heeft zijn grond
hierin gevonden, dat door allerlei strubbelingen deze regeling
eerst veel later tot stand gekomen is, dan men had gewerischt.
De andere leden van het Dagelijksch Bestuur wilden toen
voor dit geval de inwerkingtreding van het besluit tot loons-
verhooging een half jaar vervroegen. In het algemeen acht
ik dit echter een verkeerd systeem, daar alle ramingen er
door in de war worden gestuurd; al zou ik het overigens
dezen menschen gaarne gunnen.
De zaak is bovendien niet dringendomdat wij haar zeer
spoedig behandeld hebben en de menschen drie jaar geleden
hunne laatste verhooging gehad hebben.
Tk meendat het korps brugwachters met het voorstel
van Burgemeester en Wethouders in zijn schik kan zijn en
acht het billijk een en ander eerst op 1 Januari 1912 in
werking te doen treden.
De heer Bosch. M. d. V. Ik heb mij een viertal jaren geleden
nog al ernstig verzet tegen verhooging van het salaris van
den markt- en havenmeester. Nu door u is aangetoond, dat door
de toevoeging van de veiling, de toeneming van de markt
en het instellen van de vette-varkensmarkt de werkzaam
heden van dien ambtenaar zeer zijn toegenomen, wil ik mijn
vroeger standpunt verlaten. Ik doe dit echter niet op grond
van de salarisverhooging der mindere ambtenaren, maar alleen
wegens de uitbreiding zijner werkzaamheden. Ik zal daarom
stemmen vóór het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders ten aanzien van dezen ambtenaar.
Wat den adjunct- markt- en havenmeester betreft, zal ik,
al spijt het mij te moeten afwijken van het voorstel van
Burgemeester en Wethouders, medegaan met het voorstel
van den heer Vergouwen c. s. De betrekking van dien amb
tenaar is in eene andere conditie gekomen. Vroeger had hij
een driejaarlijksche verhooging. Nu zal dit worden om de vijf
jaar. Het gevolg van de verhoogingen om de vijf jaar is, dat
hij over de eerste negen jaren, in plaats van verhooging,
100 minder zal krijgen. Aan de nieuwe regeling heeft hij
dien eersten tijd dus niets, omdat hij dan 100 minder zal
hebben ontvangen dan bij de oude regeling.
De Voorzitter. De regeling was tot nog toe zoo: het
aanvangssalaris was 800, waaraan verbonden waren twee
verhoogingen van 100, telkens na drie jaar dienst, tot een
maximum van f 1000. De adjunct-markt- en havenmeester
nu heeft eerst, na drie jaar dienst, gekregen 900 en toen,
na zes jaar dienst, den 15en Januari j.l., zijn maximum van
1000. Was het thans in behandeling zijnde voorstel van Burge
meester en Wethouders^enige jaren vroeger aangenomen, dan
zou hij, na vijfjaar dienst, ontvangen hebben ƒ950, en tien jaar
na zijne indiensttreding zou zijn salaris op 1050 gekomen
zijn. Op dit oogenblik zou zijn salaris in dat geval hebben
moeten bedragen ƒ950, terwijl hij inderdaad thans 1000 heeft.
Hierom is echter eene overgangsbepaling aan het voorstel
toegevoegd, waarbij hem het behoud van zijn tegenwoordig
traktement wordt verzekerd.
De heer Bosch. De tegenwoordige ambtenaar heeft er ook
geen schade bijmijne opmerking sloeg alleen op de betrekking.
De Voorzitter. Het aanvangssalaris van den eventueelen
opvolger is daarentegen ook weer hooger.
De heer Vergouwen. M. d. V. Wat de algemeene markt
en havenmeester betreft, heb ik na uwe toelichting geen
bezwaar meer, om met het voorstel van Burgemeester en
Wethouders mede te gaan. Ik heb gezegd, dat ik op de
nadere toelichting zou wachten, om mijne stem te bepalen. Die
toelichting geeft mij evenwel aanleiding, om nog een enkel woord
over den adjunct-markt- en havenmeester te spreken. Wan
neer het werkelijk waar is, dat het werk van den algemeenen
markt- en havenmeester zoo is toegenomendan is het werk
van den adjunct-markt- en havenmeester in diezelfde mate
ook toegenomen, en ik zou zeggen, dat hem dan ook wel
een graatje toekomt. Nu kennen Burgemeester en Wethou
ders hem een graatje toe van 50. Ik zou dit bedrag willen
stellen op ƒ100. U hebt gezegd, M. d. V., dat er een zekere
distantie moet zijn. Maar die distantie moet dan ook hier in
acht genomen wordenwant feitelijk is er tusschen den adjunct-
markt- en havenmeester en de rechercheurs geen distantie
meer. Hetzelfde argument geldt voor de rechercheurs. Die
distantie is, wat het maximum-traktement van de brugwach
ters 1ste klasse en bet aanvangssalaris van de rechercheurs be
treft, ook feitelijk weggevallen. Ik handhaaf dus mijn voor
stel. Wat uw bezwaar betreft, M. d. V., ten aanzien van het
geven van terugwerkende kracht aan de verhooging, daar
voor gevoel ik wel iets. En wanneer het werkelijk de ge
woonte werd dat nooit aan dergelijke voorstellen terugwer
kende kracht werd verleend, dan zou ik ook niet voorstellen
het te doenmaar er zijn precedenten. U hebt er zelf een
genoemd, en voordat u hier als Burgemeester optrad, zijn
er meer dergelijke gevallen geweest. Evenwel, na u gehoord
te hebbenacht ik het het best dit voorstel in te trekken.
De beraadslaging over punt b. wordt gesloten.
Het eerste deel van het amendement van den heer Ver
gouwen c. s., om het aanvangssalaris van de havenrechercheurs
te bepalen op 725, wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
Het tweede gedeelte van het amendement van den heer
Vergouwen c. s, om de aanvangswedde van den adjunct-
markt- en havenmeester te bepalen op 900, wordt in stem
ming gebracht en met 26 tegen 1 stem aangenomen.
Tegen stemt de heer Fokker.
Het aldus gewijzigde punt b. wordt vervolgens zonder hoof
delijke stemming aangenomen.
Punt c. wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.