DONDERDAG
6 JULI 1911.
101
Punt a. van het voorstel wordt zonder beraadslaging en
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over punt b., luidende
»6. de salarisregeling van de brugwachters, de haverirecher-
cheurs, den adjunct-markt- en havenmeester en den algemeenen
markt- en havenmeester met ingang van 1 Januari 1912 vast te
stellen als'volgt:
voor de brugwachters 2e klasse: aanvangswedde ƒ550,
met 2 verhoogingen, telkens na 5 jaren dienst als zoodanig,
van ƒ25, tot een maximum van ƒ600, benevens het genot van
vrije kleeding en schoeisel, geschat op ƒ65;
voor de brugwachters le klasse: aanvangswedde 625, met
2 verhoogingen, telkens na 5 jaren dienst als zoodanig, van
ƒ25, tot een maximum van 675, benevens het genot van vrije
kleeding en schoeisel, geschat op ƒ65;
voor de havenrechercheurs: aanvangswedde ƒ700, met 2
verhoogingen, telkens na 5 jaren dienst als zoodanig, van
ƒ25, tot een maximum van 750, benevens het genot van
vrije kleeding en schoeisel, geschat op ƒ100;
voor den adjunct-markt- en havenmeester: aanvangswedde
ƒ850, met 2 verhoogingen, telkens na 5 jaren dienst als zoo
danig, van ƒ100, tot een maximum van ƒ1050;
voor den algemeenen markt- en havenmeester: aanvangs
wedde 1900, met 3 verhoogingen, telkens na 5 jaren dienst
als zoodanig, van 100, tot een maximum van 2200, benevens
eene toelage van ƒ100 voor de administratie van het kleeding-
fonds der havenrechercheurs en brugwachters."
Hierop zijn voorgesteld:
1°. een amendement van de heereij Vergouwen, Driessen en
van Tol, strekkende om de aanvangswedde der havenrecher
cheurs te bepalen op 725 en die van den adjunct-markt-en
havenmeester te bepalen op ƒ900, en de verhoogingen voor
havenrechercheurs en adjunct-markt- en havenmeester te laten,
als is voorgesteld door Burg. en Weth.
2°. een amendement van den heer Vergouwen, strekkende om
de nieuwe regeling der salarissen voor de brugwachters en
andere in het desbetreffende voorstel genoemde ambtenaren in
werking te doen treden op 1 Juli 1911.
De heer Fokker. M. d. V. Ik zou gaarne iets vragen naar
aanleiding van het voorstel, om het traktement van den alge
meenen markt- en havenmeester te verhoogen. Daaromtrent
geeft het praeadvies van Burgemeester en Wethouders weinig
toelichting. Burgemeester en Wethouders zeggen alleen, dat
het hun billijk voorkomt^ ook het traktement van den chef
eene kleine verhooging te doen ondergaan. Nu hebt gij, M. d. V.,
zooeven zelf gezegddat wij zuinig moeten zijn, en nu meen
ik dat het feit, dat de ondergeschikte ambtenaren meer trak
tement krijgen op zichzelf geen reden is ook den chef meer te
geven. Nu wil het mij voorkomen, dat, wanneer Burgemeester en
Wethouders geen andere redenen hebben aan te voeren voor
deze verhooging, die verhooging al zeer weinig gemotiveerd
is. Daarom zou ik nog gaarne eens vernemen, welke bijzon
dere redenen er bestaan, om den marktmeester eene verhoo
ging toe te kennen. Tegen dat deel van het voorstel van
Burgemeester en Wethouders zal ik mij dan ook moeten
verklaren.
De heer Sijtsma. Tot op zekere hoogte kan ik mij vereenigen
met hetgeen de heer Fokker heeft gezegd. Ik zal mij nu niet
dadelijk tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders
verklaren; ik wil eerst afwachten, welke argumenten zij ter
verdediging daarvan aanvoeren. Wel heeft het op mij een eigen-
aardigen indruk gemaakt, dat, waar wij het bedrag der ver
hoogingen zullen stellen op een som van ƒ900, wat, verdeeld
over 30 brugwachters, eene verhooging voor ieder zou geven
van ƒ30, nu de hoofdambtenaar, voor wien toch deze zaak
niet is opgezet, eene verhooging zal krijgen van ƒ100. Ik
meende, dat de verhoogingen, in den laatsten tijd aan beambten
en stadswerklieden toegekend, vooral hun grond vonden in de
verhooging van den levensstandaard, waarvan vooral de
menschen rnet kleinere traktementen het nadeel ondervonden.
Toen wij de traktementen van de stadswerklieden en van de
mindere beambten van het Slachthuis hebben verhoogd,
hebben wij ook niet gezegd: nu brengt de billijkheid mede,
dat de hoofdopzichters en de directeuren ook eene verhooging
ontvangen. Waarom nu in dit geval wel zoo geredeneerd?
Zoo zou men alleen kunnen redeneeren, wanneer het trakte
ment van den markt- en havenmeester heel laag was, doch
dat, is nu niet het geval. In 1907 is zijn traktement met 100
verhoogd, terwijl hij nog ƒ100 ontvangt als toelage voor de
administratie van het kleedingfonds. Burgemeester en Wet
houders willen nu het maximum-salaris brengen op ƒ2300.
Het is best mogelijk, dat Burgemeester en Wethouders
duidelijk kunnen maken, dat ƒ2300, in verband met de werk
zaamheden van dezen ambtenaar, niet te veel is, en in dat
geval zal ik met het voorstel medegaan, doch niet zoolang
het geheel ongemotiveerd blijft.
Met het amendement van den heer Vergouwen kan ik mij
ook wel vereenigen. Ik had ook gedacht, in dien geest iets voor
de havenrechercheurs te doen. Het verschil tusschen 675 als
aanvangswedde en 700, wat zij volgens dit voorstel zouden
ontvangen, vind ik niet groot genoeg. En eindelijk acht ik
het ook niet onbillijk, de verhoogingen te doen ingaan met
1 Juli; dit hebben wij ook gedaan ten opzichte van de andere
werklieden, aan wie eene verhooging is toegekend. Wanneer de
brugwachters nu ook eens eerder met hun verzoek waren
gekomen, dan zou dit voorstel eerder zijn ingediend en be
handeld, en hadden zij hunne verhooging met 1 Juli kunnen
krijgen. En omdat dit nu niet geschied is, nu zij eerst de
andere verzoeken hebben afgewacht, moeten zij daarop nu een
half jaar langer wachten; hierin zou ik ook verandering willen
zien gebracht.
De beide amendementen worden voldoende ondersteund en
maken derhalve een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Vergouwen. M. d. V. Tot toelichting van het
eerste amendement, door mij onderteekend, een enkel woord.
Ik sluit mij ten deele aan bij hetgeen door de heeren Fokker
en Sijtsma is gezegd. Toen ik het praeadvies van Burge
meester en Wethouders ontving, vond ik de oplossing van
Burgemeester en Wethouders ten aanzien van de salaris
regeling der brugwachters zeer gelukkig, omdat het oude
stelsel, wat de verhoogingen betreft, kon behouden blijven, maar
toch ook gehandeld werd in den geest, als de brugwachters
hadden verzocht. Ik vond, dat ten deze eenige tegemoetkoming
wenschelijk was. Ik voelde ook, dat uit de regeling van de
traktementen der brugwachters voortvloeide een nadere rege
ling van de traktementen der havenrechercheurs en ook van
het traktement van den adjunct-markt- en havenmeester,
maar ik gevoelde niet de noodzakelijkheid van traktements-
verhooging voor den algemeenen markt- en havenmeester.
Ik zeg niet, dat hem die niet toekomt, maar ik gevoelde
niet, dat zij behoort bij dit voorstel, te meer daar over het
salaris van dieii ambtenaar reeds gesproken is bij eene vorige
begrooling en eene eventueele verhooging dus ook had kun
nen worden voorgesteld bij de volgende begrooting. Even
wel, wij wachten nog nadere mededeelingen van Burge
meester en Wethouders, voor wij over dit laatste punt beslissen.
Wat ons amendement betreft, om het salaris van de haven
rechercheurs met ƒ25 te verbeteren, wijs ik erop, dat de
brugwachters le klasse een maximum-salaris van 675 hebben,
met eene vergoeding voor kleeding en schoeisel, geschat op
ƒ65, eene vergoeding die wel geheel verbruikt zal worden.
Het aanvangssalaris van de havenrechercheurs bedraagt 700,
wat met de brugwachters le klasse een verschil maakt van
ƒ25. Ik heb echter wel eens gehoord, dat dit verschil feitelijk
nihil bedraagt, omdat de brugwachters, nog emolumenten uit
particuliere bron hebben, die de havenrechercheurs niet ge
nieten. Het gevolg daarvan is, dat een brugwachter le klasse,
die havenrechercheur wordt, wel in rang verbetert, maar in
traktement niet. Wij wenschen nu den officieelen afstand van
25 te brengen op 50. Daarbij dient nog vermeld te worden,
dat de havenrechercheurs den geheelen dag in touw zijn.
Eenzelfde gedachtengang leidt er ons toe, voor te stellen het
salaris van den adjunct-markt- en havenmeester nog met 50
te verbeteren, zoodat de aanvangswedde niet zal zijn ƒ850,
maar ƒ900. De afstand tusschen de salarissen van de haven
rechercheurs en den adjunct-markt- en havenmeester is zeer
klein. Volgens ons amendement kan een havenrechercheur
komen tot een maximum van 775, of, als wij het genot van
vrije kleeding en schoeisel schatten op 100, tot een maximum
van 875, terwijl de adjunct-markt- en havenmeester begint
met ƒ850. Bovendien heeft de adjunct-markt-en havenmeester
veel meer verantwoordelijkheid te dragen dan de haveniecher-
cheurs. Daarenboven is er een reusachtig groot verschil tus
schen het salaris van den adjunct-markt- en havenmeester en
dat van den algemeenen markt- en havenmeester. Waar de
eerste kan komen tot een maximum van 1050, kan de laatste
een salaris van 2300 bereiken. Ons voorstel strekt om dit
verschil iets kleiner te maken.
Wat het amendement van mij zeiven aangaat, dit bedoelt aan
deze verordening terugwerkende kracht te geven. Tegenover
andere corporaties is de Raad bij zulke gelegenheden altijd
welwillend geweest en heeft aan zijne besluiten terugwerkende
kracht verleend, zooals bijv. bij de verhooging, die de stads
werklieden hebben gekregen; ik meen, dat daaraan terug
werkende kracht is gegeven. Ik zou er dus wel op willen
aandringen, dat, wanneer het voorstel werd aangenomen, de
salarisverhoogingen werden toegekend met ingang van 1
Juli 1911.
De heer Pera. Eene enkele opmerking slechts, in het
bijzonder ten aanzien van den algemeenen markt- én haven
meester en de personen, die het naast onder hem staan. Ben
ik wel ingelicht, dan heeft de algemeene markt- en haven
meester nimmer eene verhooging ontvangen. Het personeel